p***^+****«^.
JL 0.
\
■>
N^WLwQ
■
mt
HANDLEIDING
TOT DE
G E N E E Z I.N G
DER
INWENDIGE ZIEKTEN
HANDLEIDING
TOT DE
GENEEZING
DER
INWENDIGE ZIEK TER
TEN DIENSTE DER HEELMEESTEREN OP HET LAND, '
NAAR HET BEVEL VAN ZIJNE
KONING LIJ 'K£ PRUISISCHE MAJESTEIT
UITGEGEEVE&
DOOR HET
OPPERSTE COLLEGIE der GENEESIfUNDE
TE B E R L I N.
UIT HET HO O G DUIT SC H VERTAALD.
TB L E r D E N.
B ij 4. en J. H O N K O O P.
X
MDCCLU'X V I I I,
162;
Cm
a.uAö*cO^
AAN
DEN
L E E Z E R.
=5
JTl et getal der Geneeskundige \ werken , ten
nutte van het algemeen opgefleld , is zoo groot ,
dat men zich waarfchijnelijk zal verwonderen ,
wederom zoodanig een in het licht te zien ko-
men , en door mij te worden aangepreezen.
Dan het oogmerk van dit Stukje is geheel an-
ders , dan van de meeflen , die , oppervlakkig
befchouwd , foortgelijk fchijnen te zijn. In
meest alle heeft men getracht , den genieenen
man zelve in ftaat te /lellen , om zijne ziek-
ten, of die zijnes huisgezins, en vrienden , te
leer en kennen en geneezen , en of men daarin
veel al vel of kwalijk gefïaagd zij> ftaat hier
niet te bejlisfen ; doch het oogmerk van deeze
beknopte Handleiding is , den Heelmeejler ,
die zich , voor en aleer hij zich op de eene of
* 3 im~
vi AAtt den LEEZER.
endere plaats ter beoefening der Genees* en
Heelkunde nederzet > op deeze weettnfchappen
behoorlijk toegelegd , en zich, op goede gr on*
den i in ftaat gefield heeft , de gevallen , die
hem voorkomen , te be'öordeelen , aan de hand
• te gelven , wat hij omtrent de inwendige ziek-
ten te doen hebbe , eer hij eenen Geneesheer
raadpleegen > of Hem bij zijne zieken brengen
han.
Oordeelde de Groot e Frederik, dat de
Heelmeefiers ten platten lande , in zijn Ko-
ningrijk , daaromtrent onderrichting noodïg
hadden , en beval Hij daarom , dat door het
Opperfle Collegie der Geneeskunde te Berlin ,
een Werkje , tot dat oogmerk gefchikt , zoude
Opgefield worden ; wij mogen op goede gronden
yastfi ellen , dat hetzelve aan dezelfde goede in-
zichten 9 ook in ons Land , kan en zal beant~
woorden. De Heelmeefiers , die bij ons zich
in de Dorpen en kleinere Steden ophouden , en
waaronder menfchen van kunde en ondervin*
ding gevonden v orden, hebben zich echter voor-
al op de uitwendige gebreken toegelegd , fom«
mige onder hen hebben de eene of andere reis ,
als Heeluicefier , gedaan ? andere den Soldaa-
m
AAN ben LEEZER. vn
ten bediend, en daardoor, gelijk ook door het
hezen van fommige , meest al in onze taal ge*
fchreeven , boeken , zich eenige kundigheid om-
trent de inwendige ziekten yerkreegen , doch
doorgaans zeer gebrekkig , daar zij zich , op
zoodanig eene wijze , op alle de deelen der be-
spiegelende en oefenende Geneeskunde niet toe-
gelegd hebben, als die geene, welke, de waar-
digheid van Geneesheer zoekende te verkrijgen ,
doen moeten. Zij ft aan dus omtrent de inwen-
dige ziekten dikwijls in twijfel , en zien zich
genoodzaakt, zullen zij, volgens hunnen pligt
het welzijn der zieken y aan hunne zorge ver-
trouwd , behartigen , dagelijks de toevlucht
tot een Geneesheer te neemen. Dan zoodanig
een is niet terftond bij de hand , kan veelal
niet geroepen worden, en de Heelmeefter ftaat
verleegen, wat te doen. Boeken van groot en
om/lag natejlaan, laat de tijd, of het gevaar >
waarin de lijder is , hem niet toe , en het is
derhalven van de grootfte nuttigheid voor hem ,
in een kort beftek , dus fpoedig , geholpen te kun-
nen worden.
Zoodra ik dit Werkje zag , oordeelde ik ,
dat het volkomen beantwoordde aan dat oogmerk.
* 4 Niets
vtii 'AAN "dSn LEïTZER-
Niets kan "tt in het licht gegeeven worden , of
de een 'heeft dit, een ander wederom kis an-.
ders , 'daar op aan te merken. Zoo zal het
met dit Werkje gaan ,' zoo ging het mij ook
met hetzelve ., doch in het algemeen vond ik
het zoo ingericht , dat ik den Uit ge ever aan-
raadde 5 hetzelve waereldkundig te maaken.
-Voldoet het nu hier te Lande , zoo als het in
Dnitschland yold aan heeft , worden daardoor
ten platte lande ten minflen eenigt ongeluk-
kigen gered , dan zal mijne aanprijzing ook
met nutteloos zijn.
EDUARD SANDIFORlV
i
1 k ' *v
VOOR-
VOORBERICHT.
Ue volgende onderrichting voor de
-
Heelmcefters op het platte Land , is op bij-
zonder bevel van zijne Koninglijke Pruifi-
fche Majefteit opgefteld. Dezelve moet
den Heelmeefter op, het Land , en op zulke
plaatfen , alwaar geen Geneesheer , dan van
eenen verren afftand , te krijgen is, op de
zekerfte en beste wijze leeren, hoe hij de
kiekten,, die onder den gemeenen man het
meest voorkomen, geneezen kunne.
* 5 Doch
x VOORBERICHT.
Doch met dit oogmerk moest dezelve ook
zeer kort zijn , en het is uit dit dubbel
oogpunt, dat men dit Werkje beöordeelen
moet.
Men heeft hier geene befpiegelingen , of
wijdloopige behandeling van alle ziekten,
die mogelijk zijfi, te zoeken. Die, welke
het meest op het land zich vertoonen ,
worden hier verhandeld , en onder deeze
wel in het bijzonder de zulken , welke een
fchielijke hulp verëifchen ; van weinige
fleepende ziekten vindt men gewag gemaakt,
I
en flechts die behandeling , welke in het
begin dérzelve vereischt worde, opgegee-
ven , dewijl in zulke gevallen de Heel-
meefter altijd tijd genoeg overig heeft, om
raad-
VOORBERICHT, xi
raad te pleegen bij den Geneesheer, wiens
woonplaats naastbij is.
Omtrend de ziekten der Vrouwen en Kin-
deren is men wat omftandiger geweest,
dewijl, zoowel bij den gemeenen man als
zelfs bij het grootfte gedeelte der Heelmee-
fteren in kleine plaatfen, wat de behandeling
Van dezelve aangaat , tot nog toe de grootfte
onweetendhekl en het vooroordeel plaats
heeft. De vooroordeelen uitteroojen , is altijd
zeer bezwaarlijk, en zij maaken het aller-
meest de geneezing moeilijk. De Overheden
en Kerkleeraaren moeten hierin gewillig den
Heelmeefter onderfteunen , want zonder
deeze hulp zal alle moeite, die hij aan*
wendt , en zelfs deeze Onderrichting
nut-
xii VOORBERI C H T. '
nutteloos zijn. De Heeren Predikanten in
het bijzonder zullen , door hun aanzien,
en een verfcandige toefpraak, het allerbest
die vooroordeelen, welke de gemeene man
tegen eenen Geneesheer , en alle beperkin*
gen zijner begeerten en gewcontens heeft,
overwinnen*
^-s.-*Vr>S
IN-
XIII
INHOUD.
Inleiding. . . . . . . Bladz. xvii
Van de koude of tusphenpoozende Koortfen. B ladz. i
- - - de aanhoudende ofheete Koortfen in het al-
gemeen 18
- - - de onderfcheiden foorten der Ontfeekings-
Koortfen, en van de eenvoudige goedaar tige
aanhoudende Koorts 19
het Zijdenwee. . . .'*'*. 24
de Lon'göntfleeking 27
de val/che Longontfleeking. . . 31
- - -het galachtig en valsch Zijdenwee. . . 32
- - - de Keel-pijn. ..... -35
- - - de Gal- en Rot koortfen 43
de Kinder pokj es 50
- - - de Mazelen 65
; - - de Roodvonk , Scharlaken, en Nctelkoorts. 75
de Roos 77
• • - de Verkoudheid en het Hoe ft en. . . r 80
Van
XIV
INHOUD.
Van de Kinkhoest. . . . . 82
de Aamborfligheid. . . . .84
de Beroerte * 87
de Bloedflortingen 91
- - - de Neusbloeding 92
de Bloedfpoeging 95
- - - de Bloedbraaking 99
• - - den Loop 102
- - - den Kooden Loop 105
het Boord. . . . . % 112
- - - het Braaken. . . . . 115
de Buikpijnen 116
- - - de Buikpijnen, uit ontfleeking ontjlaande. 1 17
- - - de galachtige Buikpijnen. . . * 1 10
- «• - de overige foor ten van Koüjken. . « 121
de Geelzucht. . . . . 124
de Waterzucht'. . .' . . 128
- - - de Waterzucht tusfchen vel en vleesch. . 1 29
- - - de Buikwaterzucht. . . , 135
- - - de Borstwaterzucht 137
- de Trommclzucht. . . . .138
Van
INHOUD. xv
Van de Jigtpijnen. . , . . 141
- - - de Scheurbuik, . . . . 148
de Schurft 152
Van de Ziekten der Vrouwen. . . 156
Van de Stonden. . . . .156
fc- - de Zwangerheid. . . . .166
- - * de Verlos fing 174
- - - de gevolgen der Verlos/Ing. . . 178
Van de ziekten der Kinderen 1 89
Van de zwakheid der eerst gehoor en Kin-
deren • . 186
< het Rogchelen kort na de geboorte. 190
- - - het Bloedbraaken. . . 190
- - - de belette zuiging. . . . 190
- - - de Geelzucht • 191
de Hardlijvigheid. . . . 191
- - - de ongeduurigheid ', flaapeloosheid , en
fluiptrekkingen , door het zuur verwekt. 192
dezelfde toevallen door gemoedsaan-
doeningen der Moeder. . . . 194
- - - de ontvelling , en uit/lag der huid. 194
- - - de zwelling der teeldeelen en beenen. 1 95
Van
xvi INHOUD.
Van de opftopping der Pis , en pijnlijkheid
bij het Zoozen van dezelve. . . 196
- - - de Braakingen 197
de Sprouw 19&
de ongemakken , die het krijgen der
tanden verzeilen 159
de borst ziekt en 2©2
de Wormen 205
AANHANGSEL.
Van die toevallen, welke eene bijzonder fchielij-
ke hulp vereifchen 211
de middelen , ter redding van drenkelingen. 2 1 1
ter redding van gehangen
gewurgden. . . 216
- -- ter redding van ge/likten. 2 1 8
-- ter redding van bevroozenen. 221
de Vergiften 225
Lijst der Geneesmiddelen 229
IN'
IN. LEIDING.
Behelzende eenigejegeïen van vcorzigtigkeid ,
op welke een HeelmeejJer bij het behande-
len der zieken te letten heeft.
I.
J[_J/eeze handleiding ontflaat den Heelmeefter
in geenen deele varl zijne verpli^ting, om, bij
het behandelen der- inwendige ziekten , zich te
bedienen van een' Geneesheer, indien 'er een
te krijgen is. Dezelve is alleenlijk opgefteld,
opdat hij weete , hoe hij op het Land , aan
zulke plaat fen , alwaar geen Geneesheer tegen*
woordig is , en in gevallen , welke eene fchie*
lijke hulp vorderen, en door uitftel te maaken
een klaarblijkelijk nadeel aangebragt wordt j
omtrent de befchreeven ziekten zich te ge-
draagen hebbe. Zoodra een Geneesheer te-
genwoordig is, gelijk ook in de Steden , moet
een Heelmeefter zich geheel en al onthouden
van de behandeling der inwendige ziekten, ge-
lijk hij m het algemeen verpligt is , in zwaare
en faméngeftelde gevallen, vooral in fleependc
ziekten, zich te vervoegen bij den naaften Ge-
neesheer, dienraadvraagen, en niets op zich-
»• Zel-
xviii INLEIDING.
zelven onderneemen. Wanneer 'er zich alge-
meenheerfchende ziekten opdoen , als de Kin-
derpokjes, Rotkoortfen , de Roodeloop; dan
moet hij daarvan terflond aan een' Geneesheer
kennis geeven , hem nauwkeurig de toevallen
der ziekte, hoe dezelve begonnen is , en welke
algemeene oorzaaken , volgens zijne gedach-
ten , daartoe gelegenheid gegeeven hebben ,
voordellen; een voorfchrift , waarnaar hij zich
te gedraagen hebbe , verzoeken , en aanhou-
den, met hem kennis te gecyen van het beloop
en den voortgang der ziekte.
II.
De voornaamfte omflandigheden, waarop een
Héelmeefter, als hij bij eenen zieken geroepen
wordt , nauwkeurig moet letten , eer hij iets
voorschrijft, zijn:
i.) De ouderdom, het temperament , de
lighaamsgefteldheid , en de levenswijze van
den lijder.
2.) Of hij ook gehad hebbe eenig fleepend
ongemak of langduurig gebrek, als een breuk ,
eene verlïopping in het eene of andere inge-
wand,, uitflag, door de kunst verwekte, of 'na-
tuurlijke, verzweeringen , of foortgélijke; of
ook fterke ontlastingen van zweet , aambeijen ,
en deeze op eens gefluit , terug gedreeven ,
of te fchielijk geneezen zijn.
30 Bij
INLEIDING. xix
3. ) Bij Vrouwsperfoonen de Stonden ; het
verdient naamelijk opmerking of deeze maan-
delijkfche ontlasting te fterk. geheel belet, of
niet geregeld zij.
4. ) Bij kinderen moet voornamelijk gelet
worden op de tanden, wormen, terug gedree-
ven uitflag en zweet , op de voedfels , welke
men dezelven geeft, en wel in het bijzonder op
het zog, en op de gezondheid van Moeder of
Minne.
III.
Nooit moet hij braaking verwekkende , buik-
zuiverende, en alle andere fterke middelen gee-
ven, zonder eerst te letten, en wel aller nauw-
keurigst , op de omftandigheid, waarin de ziekte
zich openbaart, en 'de lighaamsgefteldheid van
den zieken. Opdat hij minder dwaale, zal hij
op de volgende regelen acht geeven.
1.) Aan zwangere vrouwen, aan zieken,
welke geneigd zijn tot bloedftortingen van al-
lerlei foort , tot volbloedigheid , tot aandrang
van het bloed naar het hoofd of de borst, die
met breuken geplaagd zijn, die verhardingen,
verftoppingen , of verzweeringen in eenig in-
gewand hebben, die kortademig, of zeer zwak
zijn, moet een Heelmeefter noch braaking ver-
wekkende , noch buikzuiverendejain het alge-
meen geene heete en fterke middelen geeven,
** 2 1.) In
•*•
zx INLEIDING.
2.) In alle ontfleekingen zijn dezelve nadeelig.
3.) Als een braaking- verwekkend- of buik -
zuiverend middel vereischt wordt , en men de
lighaamsgefleldheid van den lijder , aan wien
men dezelven geeven wil , niet nauwkeurig
kent , moet men altijd met zagte beginnen ,
en, als deeze niets doen, langzaamerhand tot
fterker overgaan.
I V.
Een heete levensregeling, of het gebruik van
verhittende middelen in alle ziekten , die fcha-
delijke gewoonte van de lijders , en vooral de
Kraamvrouwen in zeer warme bedden , en hee-
te vertrekken, als op te fluiten, en haar ver-
hittende geneesmiddelen en^dranken te geeven,
fleept meer menfchen op het land weg, dan
'er aan de ziekten zelve fterven. Een Heel-
meester moet, zoo veel mogelijk, deeze kwaa-
de gewoonte trachten te verbannen , geene
verhittende, zweetdrijvende middelen, geene
dranken van deezen aart, als wijn, brandewijn,
koffie, en foortgelijke toeflaan, veel minder
zelve aanprijzen , maar veeleer daarop acht
geeven , dat de zieken en kraamvrouwen , al-
tijd eene zuivere , niet al te warme , niet al te
koude , lucht inademen. 3Tot dit oogmerk moe-
ten, als het jaargetijde niet al te koud is, zorg-
vul'
INLEIDING. xxi
'vuldig de vengflers opengezet, dj vertrekken
berookt worden , waartoe de azijn , op een'
heeten (leen gegooten , het beste middel is.
De zieken moeten behoorlijk verfchoond wor-
den, doch met deeze omzichtigheid, dat het
linnen te vooren nauwkeurig uitgedampt , en
warm gemaakt worde.
V.
In heete ziekten moet men geen vleesch, of
andere, ilerk voedende, winderige, of onver-
teerbaare fpijzen , toeflaan. De magerite dieet
is de beste. Gekookte vruchten , flijmerige
en zuurachtige dranken , fpinagie , zuuring , pie -
terfelie , fellerij , en foortgelijke , verfchafFen de
allerbeste voedfels. Als de zieken beginnen te
geneezen, en trek tot eeten krijgen, moet men
hun zeer langzaam voedende fpijzen toeflaan.
Dunne vleeschfoepen , waarin de gemelde krui-
den gekookt zijn, vruchten, en verfche tuin-
vruchten (knollen en witte kool uitgezonderd),
foepen met rijst, gerst, zijn de beste fpijzen
voor geneezende. Te veele en te harde voed-
zels , koeken, gerookt en gezoute vleesch en
visch, gedroogde erweten en boonen , aardap-
pelen, en foortgelijke, doen den zieken zeer
ligt inftorten.
VI.
xxii INLEIDING.
VI.
De beweeging en open lucht zijn de beste
middelen ter geneezing en ter herftelling der
krachten. Men moet echter met oordeel en
omzichtigheid daarin te werk gaan ; de zieke
moet zich langzaamerhand, en voor het eerst op
eenen goeden dag, aan de lucht bloot Hellen,
met eene zagte en kortftondige beweeging
beginnen , en van tijd tot tijd dezelve ver-
meerderen. Nooit moet een zwakke bewee-
ging maaken, kort voor, nooit terftond na het
eeten, nooit tot dat hij fterk aan het zweeten
raakt.
VII.
Gelijk in het algemeen nooit een geneesmid-
del gegeeven moet worden, zonder dat men de
ziekte , en den lijder , behoorlijk kent , zoo
moet een Heelmeelter wel zorge draagen, dat
hij nooit flerke braakingverwekkende , buik-
zuiverende , of afdrijvende middelen , geeve
aan menfchen , die hij niet volkomen kent.
Omtrent het aderlaaten moet hij met de zelf-
de omzichtigheid te werk gaan , en dezelve
nooit in het werk Hellen bij ongetrouwde
vïouwsperfoonen , of ook heete afdrijvende
biaakirigyerwekkcnde en. buikzuiverende mid-
de*
INLEIDING. xxin
delen aan haargeeven, zen Ier eerst nauwkeu-
rig op alle omftandigheden te letten. Hij
zoude anders zeer ligt een miskraam kunnen
verwekken.
VIII.
Hetzelfde heeft plaats omtrent alle verdoo-
vende en flaapverwekkende middelen , als het
heulfap, o£ opium, en alle bereidingen uit het-
zelve, de theriakel , en veele andere, waarme-
de op het land , vooral in de Kraamkamers ,
zoo veele onheilen verwekt worden ; welke
een Heelmeefter daarom nooit dan in dringen-
den nood , en met voorweeten van een' Ge-
neesheer, geeven moet.
IX.
Ah een Heelmeeller, hetzij in de Stad of op
het Land, geroepen wordt bij zulken, die fchie-
lijk, of onverwacht geftorven zijn, moet hij
aan de Overheid daarvan terftond kennis gee-
ven. Hetzelfde moet hij doen , als hem ge-
kwetften voorkomen , vooral in gevallen, die
gevaarlijk zijn , en den dood zouden kunnen
veroorzaaken. Insgelijks , als zich verdachte
vrouwsperfoonen bij hem opdoen , die eene
aderlaating , of welke flerke afdrijvende mid-
delen
XXIV
INLEIDING.
delen van hem begeeren, moet hij dezelven in
iet oo*5 houden, en, als hij zekere kenmerken
meent te hebben , dat zij zwanger zijn , de
zulke , doch in ftilte , aan de Overheid be-
kend maaken.
i V É
É
HAND-
HANDLEIDING
füJWy QFM2RYLEKD
TOT DE
V
GENEE ZING
DER
INWENDIGE ZIEKTEN.
Van de koude of tusfchenpoozende Koortfen.
T.
usfchenpoozende öf koude Koortfen noemt
men de zulken , welke met eene meer of min
flerke koude, doorgaands voorafgegaan van eene
bijzondere loomheid en trekkingen der Jede-
maaten, benauwdheid , hoofdpijn, geeuwing,
huiveringen, walgingen, fomtijds braakingen,
en fterken dorst , beginnen, waar nalangzaamer-
hand hitte volgt , die vermeerdert , en zich over
het geheele lighaam verbreidt. Het aangezicht
worde rood, de pols, die, geduurendede koude,.»
A klein
2 VANDETUSSCHEN-
. klein en fnel was, wordt flerker en grooter, de
benauwdheid vermindert, de pijn in het hoofd
enderledemaaten neemt af, gelijk ook de dorst.
Na dat de zieken een of meer uuren in deeze
liftte gelegen hebben, geraaken zij in een al-
.gemeen zweet, 't welk eenige uuren duurt, en
waarmede doorgaands alle toevallen verminde*
ren. Zelden voelen de lijders, uit den flaap ,
waarin. zij gemeenlijk vervallen, ontwaakende,
iets meer van de Koorts , dan vermoeidheid en
zwakheid. De zieke blijft nu eenige uuren of'
dagen , naar maate de aart der Koorts is ,
van alle toevallen vrij, doch na eenigen tijd,
* dikwijls , maar niet altijd , op het zelfde uur ,
komt de Koorts met dezelfde toevallen weder,
begint met koude, die in hitte overgaat, en
eindigt, gelijk te vooren, met een algemeen
zweet , wanneer de zieke wederom van alle toe-
vallen zoo lang vrij blijft , tot dat zich eene ge-
heel nieuwe aanval der Koorts opdoet. En dit
is het waare kenteken , waar door zich deeze
Koorts van alle anderen onderfcheidt , in dewel-
ken de Koorts wel voor eenigen tijd vermin-
dert, doch geen volkomen vrije tusfchenruimte
waargenomen wordt.
Gemeenlijk is de pis , welke terftond na de
Koorts geloosd wordt, zeer rood, en krijgt een
, grondzetfel , van kleur , als gemaale roode fleen ;
fom-
P002ENDE KOORTSEN. 3
fomtijds is dezelve fchuimerig, en men ontdekt
op de oppervlakte een dun vlies , 't welk zich
vasthecht aan de zijden van het glas, doch dit
heeft meer plaats bij de Herfstkoortfen. In de
Voorjaarskoortfen is de pis niet zoo rood, in
de midden ziet men meer een wolkje , het
grondzetfel is wit , en dit oordeelt men een goed
teken te zijn.
Wanneer de Koorts alle dagen wederkomt ,
noemt men dezelve eene allendaagfche Koorts;
is de lijder eenen dag van koorts vrij, en krijgt
hij dezelve den volgenden dag weder, dan heeft
hij eene anderendaagfche Koorts , doch zoo de
Koorts twee volle dagen weg blijft, en dan eerst
wederkomt, noemt men dezelve eene derden-
daagfche Koorts.
'Er zijn ook dubbele allecjaagfche , anderendaag-
fche en derdendaagfche Koortfen , wanneer na-
melijk tusfehen twee, geregeld wederkomende,
aanvallen, nog een aanval zich opdoet, welke
doorgaands zwakker, en ook van korter duur is.
Deeze Koortfen zijn zeldzaamer , doch een
Heelmeefler heeft nauwkeurig acht op dezel-
ven te geeven, en op dit onderfcheid wel te let-
ten, opdat hij eene dubbele alle daagfche Koorts
niet verwarre met eene aanhoudende Koorts.
Men verdeelt daarenboven de tusfehenpoo-
zende Koortfen in Voorjaar s-. en Naajaars- of
A 2 Herfst-
4 VAN DE TUSSCIIEN^
Herfst - Koortfen. Dit oiiderfcheid is wezen-
lijk. De Voorjaarskoor tfen zijn doorgaands goed-
aartiger en gemakkelijker te verdrijven, zij hel-
len, indien zij kwaadaartig worden, meer over
tot Öntfteekings - koortfen ; integendeel zijn
de Herfstkoor tfen meer galachtig, of van eenen
rottenden aart , hardnekkiger , en deeze gaan
ligter over in aanhoudende of Rotkoort-
fen.
De Voorjaarskoortfen heerfehen van Fe*
bruary tot Augustus ; doorgaands zijn zij goed-
aartige alledaagfche of anderendaagfche , fom-
tijds zijn zij ook niet zoo goedaar tig, en dub-
bel , hoewel zeldzaamer 5. dan in den Herfst,
Meestal gaan zij met geene kwaadaartige toe-
vallen verzeld , en dikwijls verdwijnen zij van-
zelf »na eenige aanvallen. Somtijds zijn' zij
van langer duur. Gevatte koude, vogtige Ver-
trekken,* eene ongeregelde levenswijze, voor-
al in eeten en drinken, zijn de gemeende oor-
zaaken, en maaken haar hardnekkiger.
Men moet daarom maatigheid in eetenen drin-
ken, en eene zagte , dikwijls herhaalde bewee-
ging met goed weer in de open lucht aanraaden.
Alle vette , taaie, harde, en onverteerbaare ,
of zeer winderige fpijzen r moeten , zoo veel
mogelijk, vermijd worden , gelijk ook alle fter-
ke dranken. Vooral moet men twee uuren
voor
POOZENDE KOORTSEN. 5
voor den aanval der Koorts niets eeten , dewijl
dat geen , 't welk men dan gebruikt, onverteerd
in de maag blijft liggen, en den aanval. ver-
zwaart.
Geduurende de koude laat men den lijder lauw
water of thee met citroenen -fap of azijn drin-
ken, vooral als hij flerke poogingen tot braa-
ken heeft, en deeze ontlasting niet wil volgen.
Ook bij de hitte is deeze drank goed , daar de-
zelve dit tijdperk verkort, en het zweeten be-
vordert, 't welk men nooit moet aanzetten door
heete vertrekken, te veel dekfel , nog minder
door heete middelen of flerke dranken , waar-
van men zich op het land veel al bedient, de-
wijl door zulk eene handelwijze de fchadelijkfte
gevolgen kunnen ontftaan. Is de hitte buiten-
gemeen flerk, dan geeft men verkoelende dran-
ken , als zuure wei , water met azijn , een af-
kookfel van kcrsfen , of den Gerflendrank
N°. i., en foortgelijke, en alle deeze dranken
moeten niet te warm, maar lauw zijn.
Als de Koorts niet zwaar is , den lijder niet
flerk aantast, dezelve zich tusfchen de aanval-
len wel bevindt, en deeze korter en zwakker
of minder worden, dan heeft men zelden noo-
dig,iets voortefchrijven , maar de Koorts blijft,
wanneer voor het overige de lijder gezond is ,
dikwijls van zelve, en na eenige aanvallen weg.
A 3 NB.
6 VAN DE TUSSCHEN-
NB. Bit heeft voornamelijk plaats omtrent
de Voorjaarskoortfen , dewijl het. weder
beter wordt ; bij de Najaarskoortfen ge-
beurt dit zeldzaamer.
Doch als dit niet gebeurt, dan moet men iets
gebruiken.
Befpeurt de Jijder , ook buiten de aanval-
len, walgingen en poogingen tot braaken met
bitteren fmaak en oprispingen ; is de tong met
taaie flijm bedekt, heeft de lijder hoofdpijn,
en zijn 'er geene redenen, die zulks beletten,
dan is het noodig een braakmiddel te geeven.
In zulk een geval geeft men , ten minilen
twee of drie uuren voor een' nieuwen aan-
val , het Poeder N°. 2. , of ook van het
middel N°. 3. alle vierendeel uurs een lepel tot
zoo lange', dat 'er eenige braakingen volgen.
Zoo dra hij eens gebraakt heeft , moet hij veel
lauw water drinken, en dit , zoo lang de braa-
kingen duuren , herhaalen, tot dat hij het ge-
bruikte water begint bij zich te houden. Dan
kan hij een weinig gerften water , of warm
dunne bier drinken, zich naar bed begeeven,
en de koorts gerust afwachten.
Indien het braaken hem al te zeer aangetast
heeft, of zoo het zelve niet wilbedaaren, dan
kan hij alle uur een fpijslepel vol kruis en munt-
water neemen , of een flerk aftrekfel van Ka-
mi!-
rOOZENDE KOORTSEN. 7
millen bloemen. Een weinig wit brood in wijn
geweekt , en met kaneel beftrooid , eene goede
warme bierfoepe met een weinig fpecerijen >
en dé Zalf N°. 33. op de maag gefmeerd, zijn
ook van nut.
Doch klaagt de lijder over pijn in den buik
en de lendenen, over rommelingen in de dar-
men, is de buik gefpannen en opgezet, of zijn
'er omftandigheden , 'welke het gebruik der
braakmiddelen beletten , fmen zie de Inleiding
N°. 3.), dan moet' men den lijder een buik -zui-
verend middel, doch ten minften acht uuren voor
den aanval, geeven. Hier toe kunnen, naar
maate van de omftandigheden , de Voorfchrif-
tcn N°. 4. 5. en 6. gebruikt worden. Hier bij
moet men naarftig warme dranken laaten geeven.
Dikwijls wordt door het gebruik van een braak-
of buikzuiverend middel de Koorts op eens
weggenomen , doch fomtijds , vooral bij hard-
nekkige Koortfen , die lang geduurd hebben ,
wordt de volgende aanval nog fterker. Befpeurt
men in het vervolg de opgegeevene kenmer-
ken van onzuiverheid in maag en darmen , dan
moet men het braak- of buikzuiverend middel
herhaalen.
Doch zoo dra men deeze tekenen niet meer
waarneemt , laat men alleenlijk van hec Poeder
N°. 7. a. alledrie uuren een theelepel vol, of van
A 4 het
8 VAN DE TUSSCHEN-
het drankje N°. 9. alle drie uuren , als de lijder vrij
van koorts is , en niet flaapt , neemen. Geduuren-
de de koorts moet hij niets daar van gebruiken.
Worden de volgende aanvallen telkens' zag-
ter, en korter , dan heeft men geene andere*
geneesmiddelen noodig, doch men gaat voort
met deeze, tot dat de koorts volkomen weg is;
men moet echter niet al te vroeg ophouden ,
doch, al houdt de koorts reeds op, voortgaan
met het gebruik van deeze middelen , fchoon
in eene allengskens vermeerderende gifte, op-
dat 'er niets overig blyve , 't geen den lijder
wederom zoude kunnen doen inflorten.
Op zoodaanig eene wijze worden de meefle
Voorjaarskoortfen overwonnen, gelijk ook die ,
welke zich 'in het najaar openbaaren , als dee-
ze niet al te hardnekkig zijn.
In de anderendaagfche Voorjaarskoortfen
is het een goed teken , wanneer 'er na eenige
aanvallen kleine blaasjes of uitflag zich om den
mond en den neus vertoonen , en daar bij de
aanvallen afneemcn. Bij de Herfstkoortfen is
dit teken onzeker.
Zoo nu, na het gebruik der voorgefchreeven
middelen, de koorts niet v^eg blijft, doch de
aanvallen heviger worden , dan moet men den
lijder van de Poeders N°. ir. alle twee of drie
uuren , in den tijd tusfchen de aanvallen , in
welken
rOOZENDE KOORTSEN. 9
welken hij volkomen vrij van de koorts is , een
laaten inneemen. Men moet echter, eer men
tot dezelven overgaat, zeker zijn, dat ''er gee-
ne on^uiverheden of verftoppingen meer zijn in
de maag en onderbuik , dewijl men , in zulke .
gevallen , meer nadeel , dan voordeel , zoude
aanbrengen ,. en tot langduurige en fleepende
ziekte, gelegenheid geeven. *
Schoon de Koorts niet aanflonds, na dat dee-
ze twaalf Poeders gebruikt zijn, weg blijft, be-
duidt dit echter niets kwaads; men moet voort*
gaan , deeze Poeders zoo lang te gebruiken ,
tot dat de koorts weg is , doch te gelijk acht
geeven, dat het lijf niet v'erftopt zij, en, zoo
zulks mogt plaats hebben , een drachme zout
van GJauber des avonds gebruiken.
Blijft de koorts terflond weg, na het gebruik
der eerde Poeders , zoo moet men echter niet
aanflonds met dezelven ophouden ,- maar nog
êenige dagen een loot 's daags daar van laaten
gebruiken , en langzaamerhand daar mede op-
houden. Op deeze wijze dit middel gebruikenr
de , komt men niet alleen eene wederinftor-
• ting voor, maar de lijder krijgt ook eerder zij-
ne krachten wederom.
Somtijds purgeert dit middel. .Dit is , op
zich zelve , niet kwaad , doch zoo lang het
zu.ks doet, verdrijft het de koorts niet. Men
A 5 blijft
IO VAN DE T U S S C H E N-
blijft het daarom gebruiken , tot dat de ont-
lastingen ophouden , en de koorts weg blijft.
Dodi zoo de afgangen mqgten aanhouden, dan
zet men het aan een zijde , geeft twee fërupel
tot een drachme Rhabarber, en begint dan we-
derom met hetzelve.
Aan Kinderen moet men dit mi-ddel in klei-
nere giften, naar maate van hunnen ouderdom
van een drachme tot een half once, buiten de
aanvallen , geeven.
De Herfstkoortfen zijn altijd hardnekkiger
én boosaartiger dan de Voorjaarskoortfen.
Zij ontdaan doorgaans na een heeten en droo-
gen Zomer , waarop een zeer vogtige en ne-
velachtige Herfst volgt.
Dikwijls zijn zij zeer moeilijk te kennen ;
want in den beginne , als zij zich openbaaren ,
hebben zij veelal zulke langduurige, en fom-
tijds verdubbelde , zeer fchielijk op elkander
volgende aanvallen, dat zij dikwijls zeer moeie-
lïjk van de aanhoudende, en Gal- of Rotkoort-
fen te onderfcheiden zijn; en fomtijds gaan zij
ook wezenlijk in dezelven over. .
Bij deeze- Koortfen zijn bijna altijd bedorve,
galachtige, floffen en fcherptens in de maag en
darmen; deezen moet men aanftonds ontlasten,
dewijl zij, hoe langer zij in het lighaam blijven,,
zoo veel te fchadelijker worden.
Men
PO 0 ZEND E KOORTSEN. II
Men geefc daar toe, naar maate van de om-
ftandigheden, om den vrijen dag, of een braak-
middel N°. :.o£$.9 of, zoo 'er redenen zijn,
die zulks beletten , een van de opgegeeven
buikzuiverende middelen N°. 4. 5. (5. op dezelf-
de wijze, als in de Voorjaarskoortfen.
Zoo de Koorts in het geheel niet afgaat, dan
geeft men deeze middelen als de Koorts een
weinig bedaard en minder wordt.
Zijn de Herfstkoortfen niet zwaar , en heb-
ben zij den vereischten tusfehentijd, dan moe-
ten zij even eens , als de Voorjaarskoortfen
behandeld worden ,. en men verdrijft dezelven
ook even gemakkelijk.
Doch zoo de Koorts reeds verouderd is , of
indien dezelve zeer zwaar , en aan eene aan-
houdende Koorts gelijk is, gehoorzaamt zij niet
aan deeze behandeling.
Vooral is het noodig , dat men den Koorts-
bast eS andere verfterkende middelen niet al te
fchielijk geeve , men moet eerst zeer zeker
zijn , dat 'er geene kwaade ftoffen meer vooi
handen zijn.
Men geeft daarom, na het gebruik van braak-
of purgeer - middelen eenige dagen van het Poe-
der N°. 7. b. alle drie uuren een theelepel vol,
of van den drank N°. 14. een half theekopje, .
alle twee uuren , laat naarilig van het voor* f
fchree-
I
12 VAN DE TIT5SCHEN-'
fchreeven gerften water met azijn en honig, of
zuure wei, drinken; en, als men uit de aan-
houdende walgingen en poogingen tot braaken,
uit den bitteren frnaak , en oprispingen , uit de
beflaagen tong, en andere tekenen meer, be-
fp'eurt, dat 'er nog kwaade floffen in maag en
darmen' huisvesten , zoo geeft men wederom
een der voorgefielde braak- verwekkende of
buikzuiverende middelen, en, na dat de Koorts
wederom voorbij is, het Poeder N°. 7., of den
drank N°. 14.
Is het zeker , dat 'er zich geene kwaade
iloffen meer ophouden , 't geen men weet , als
de opgegeeven tekenen verdwijnen , de trek
tot eeten, ten minden eenigzins vermeerdert,
de koorts meer geregeld , en minder zwaar
wordt, dan moet men tot den Koortsbast over-
gaan, en denzelven , op de boven voorgefchree-
ven wijze, laaten gebruiken.
Men moet den zelven in dit geval langer ge-
bruiken, en acht dagen lang daar mede aanhou-
den , offchoon de koorts reeds eenige maaien
weg gebleeven is. Na acht dagen moet de lij-
der wederom. dit middel, doch in eene gerin-
gere gifte , neemen , en langzaamerhand daar
mede ophouden.
Onder het gebruik van den Koortsbast, moet
men geene buikzuiverende middelen 'geeven ,
dewijl
POOZENDE KOORTSEN. 1$
dewijl daar door de Koorts gemakkelijk weder*
om verwekt wordt ; fchoon men van het Poeder
N°. 7. zeer wel , 's morgens en 's avonds een
theelepel vol kan laaten gebruiken.
Men heeft daarenboven op de gifte van den
Koortsbast te letten 5 geeft men dit middel aan
volwasfenen niet tot zes drachmen of een once,
tusfehen twee aanvallen , zoo doet het zelden
iets.
Zoo de tijd tusfehen de twee aanvallen zoo
kort mogt zijn, dat de koorts of in het geheel
niet, of, zonder dat men het befpêuren kan,
afgaat, en bijna terftond, zoo als de eerfte aan-
val nauwhjks geëindigd is , de tweede reeds
begint , dan moet men terftond , zoo dra de
hitte eenigzins vermindert, het Poeder N°. 11»
geeven , alle uu-ren daar mede voortgaan , ja
zelfs binnen korter tijd, een drachme laaten ge-
bruiken, opdat men ten minfle zes drachmen,
voor den nieuwen aanval, in het lighaam krïjge.
Indien des niettegenilaande ^ offchoon men
het lighaam voor het gebruik, van den Koorts-
bast genoegzaam gezuiverd heeft , de oogen be-
ginnen geel te worden, de lijder over fpannin-
genop de borst, benaauwdheid, drukking voor
de maag klaagt, de pis zeer hoog geel wordt ,
en het lijf zeer geflooten is, dan moet men mee
den Koortsbast ophouden , dewijl anders z-jer
. ■ lig:
14 VAN DE TUSSCHEN*
ligt de Geelzucht , Waterzucht , of andere flee-
pende ziekten ontftaan kunnen.-
Men laat, in dit geval, van den drank N°. 14.
alle twee uuren twee Spijslepels vol, eenige da-
gen achter elkander, gebruiken^ tot dat dé op-
genoemde toevallen verdwijnen , en gaat dan
wederom over tot het gebruik van den Koorts-
bast, welke men dan, tot meerder zekerheid,
met een derde of vierde gedeelte Ammoniakzout
vermengt (N°. 12.), terwijl men behoorlijk op-
let , of dezelve toevallen zich ook wederom
vertoonen ,' in welk geval men den Koortsbast
liever in het geheel niet gebruikt, en dan NQ.
9., dan N°. 14. laat neemen, om op deeze wij-
ze de verfloppingen weg te neemen , en de
koorts te verdrijven.
Zeldzaam is het noodig in koude koortfen
eene Aderlating in het werk te flellen ; 'er kunnen
echter gevallen zijn , waarin dezelve te pas
komt, als de lijder zeer volbloedig , jongen
• flerk, de hitte zeer zwaar is, en hij over ftee-
kende pijn in de borst, buitengemeen zwaare
hoofdpijn' klaagt, zeer rood inliet aangezicht
en de oogen uitziet , want in zulke gevallen gaan
deeze koortfen zeer gemakkelijk over in Ont-
fleekings - Koortfen. Hier bij wordt echter eene
groote voorzigtigheid vereischt , want zoo
men eene aderlaating in het werk fielt, zonder'
dat
POOZENDE KOORTSEN. IJ
dat de opgenoemde redenen daar toe zich voor-
doen, voorafin de Najaarskoortfen, verzwakt
men den lijder , en daar uit ontftaan dan de al-
lerfchadelijkfte gevolgen , langduurige en fiee-
pende ziekten.
\Er zijn gevallen , waarin de Koortsbast niet
kan gebruikt worden ; verftoppingen en verhar-
dingen in het darmfcheil of andere ingewanden
van de buik en borst, verbieden dit middel, en
fomtijds willen de lijders hetzelve niet gebrui-
ken, of kunnen het niet doen, omdat het te
kostbaar is.
In zodanige gevallen moet men andere we-
gen inilaan, en door zagte ontbindende , en te
gelijk verflerkende middelen, zijn oogmerk zoe-
ken te bereiken. Men kan daar toe den drank
N°. 15. geeven , en daar van alle' twee uuren
een half theekopje vol laaten gebruiken.
Offchoon de lijder alle deeze middelen ge-
bruikt, moet hij echter eene goede levensrege-
ling houden, zich niet overlaaden met vette ,
winderige, *en harde fpijzen; verhittende dran-
ken vermijden, en, zoo veel dit mogelijk is,
zichmaatig', doch naarflig, alle dagen, als hec
weder goed is, in de vrije lucht, beweegen.
Dit is vooral noodzakelijk in de derdendaag*
fche Koortfen , die voor het overige in niets
wezenlijks van de andere Herfstkcfortfen ver-.
fchil-
16 VAN DE T U S S C 71 É tf*
fchillen, dan dat zij gemeenelijk hardnekkige*
zijn. Bij de geneezing heeft men daarop te let-
ten, dat, dewijl in deeze meermaale hardnek-
kige verftoppingen in de buik ingewanden zijn,
men zich niet moet overhaasten met het gebruik
van den Koortsbast of andere verfterkende mid-
delen , maar eerst en vooral door bekwaame
ontbindende en ontlastende middelen trachten
dezelven te overwinnen. De middelen N°. 7. 9.
en X4. zijn daar voorde beste. Vervolgens moet
men ook langer aanhouden met het gebruik van
verfterkende middelen, dan in andere koortfen,
dewijl deeze koortfen veel meer wederom ko-
men , en dan moeilijker weg te neemen zijn. De
middelen N°. 9. 13. en 29. met de voorige ver-
bonden , zullen de gewenschte. uitwerkingen
doen..
In derdendaagfche Koortfen kan de zieke op
de vrije dagen wat meer" en voedzaamer fpijzen
gebruiken , dewijl hij anders al te krachteloos
zoude worden.
Dikwijls openbaaren zich hardnekkige, voor-
al derdendaagfche Koortfen, welke telkens zon-
der eenig zweet afgaan ; deeze luiïteren noch.
naar de voorfchreeven geneeswijze , noch naar
den Koortsbast. In deeze is niets beter, dan dat
men met het begin van de koude , den rug des
lijders wrijft met wolle doeken , met kampher
. ge-
POOZENDE KOORTSEN. I?
gewreeven, hem dan wel toedekt , en een af-
trekfel van vleerbloemen in eene ruime maate
Jaat drinken. Dan volgt 'er doorgaans een llerk
zweet, waardoor of de koorts weggenomen, of
ten minden zeer verminderd worde.
In den Herfst en het Voorjaar heèrfchen
dikwijls Koortfen , verzeld met ondraaglijke
koude , fterke hitte , een afmattend zweet ,
grooten dorst, benauwtheid en hoofdpijn.
Na den aanval zijn de kieken zeer zwak, kort-
ademig, hoeften niet veel, brengen echter dik-
wijls een weinig flijm op , en hebben geen' trek
tot eeten. De Koortsbast en verflerkende mid-
delen maaken deeze koortfen flimmer , ver-
meerderen de benauwtheid, dewijl de oorzaak
in de longe huisvest.
Dikwijls worden deeze koortfen zeer gemak-
kelijk geneezen, als men den lijder laat gebruiken
veele weekmaakende , en de fluimloozing be-
vorderende dranken en middelen , hoedanig zijn :
N3. 16. 17. 18. 19. Eindelijk kan men gebruik
maaken van het middel N°. 9.
In moeielijke gevallen, en in zulke, die be-
denkelijk voorkomen, moet een Heelmeefler,
zoodra mogelijk, de hulp van een' Geneesheer
zoeken.
B Van
IS VAN DE AANHOUDENDE
Fan de aanhoudende of heet e Koon f en in het algemeen*
De heete Koortfen onderfcheiden zich van de
tusfchenpoozende, door haaren fnellen en on-
afgebrooken loop , zoodat zij den lijder in kor-
ten tijd' wederom verlaaten, of dooden, of in
eene andere ziekte overgaan.
, Zij verfchillen van elkander , zoo wel door
h.aaren loop , als natuur. Sommige gaan , onafge-
broken., van het begin tot het einde voort , en
worden aanhoudende Koortfen genaamd , andere
hebben of dagelijks, of om den anderen dag haare
verminderingen en verheffingen , en worden aan-
houdende Koortfen met verheffingen geheeten.
Op eene nauwkeurige waarneeming van den
loop ee'her heete Koorts is gegrond de kennis der
voortekenende en critieke dagen , waar voor
een geleerd Geneesheer vatbaar is. Een Hecl-
meefter heeft daarop te letten, dat hij , als 'er
zich eenige tekenen opdoen , dat de kwaade
ftoffe afgezonderd wordt, de werkingen der na-
tuur niet fïo ore , door ontijdige ontlastingen,
of andere ongefchikte middelen.
De heete Koortfen worden, volgens haaren
aart en oorzaaken , onderfcheiden in Ontftee-
kings - Koortfen , Gal- en Rot - Koortfen , en
eindelijk in boosaartige-Koortfen. Dikwijls ver-
mengen zich deeze Koortfen , en in dezelven is dan
ook
OF HEETE KOORTSIN. Xp
ook eene famengeftelde geneeswijze noodig. Hier
toe behooren ook alle Koortfen met uitflag, de
pokjes, mazelen, gierstuitflag, en foort gelijke.
Wanneer deeze Koortfen algemeen heer*
fchen , dat is , als veele menfchen op eens door
dezelfde ziekte aangetast worden, dan neemen
zij doorgaans een, hun eigen, character aan,
't welke men alleen door waarneeming leert ken-
nen , en waarop de bijzondere geneeswijze ge-
grond is. Als een Heelmeefter zulke algemeen
heerfchende ziekten bemerkt , dan moet hij
daarvan terflond aan den naaflen Geneesheer
kennis geeven, en hem raadpleegen.
Fan de onderfcheiden foort en der Ontjlcekings-
Koortfen, en van de eenvoudige goed-
aart i ge aanhoudende Koorts.
De Ontfteekingskoorts verzelt doorgaans ,
en ontflaat van verftoppingen en uitftortingen
van bloed in edele ingewanden, of andere zeer
aandoenehjke deelen van het lighaatn. De be-
handelingmoet naar de natuur van het aangedaa-
tie deel ingericht worden, gelijk men, in het
vervolg , daarvan voorbeelden vinden zal , in
het zijdenwee , en de longöntfteekmg.
Doch dikwijls openbaart zich eene waareOnt-
fteekings- Koorts , zonder dat echter een bij-
zonder d?ei van het lighaam door eene ont-
B 2 flee-
2G VAN DE ONDERSCHEIDEN SOORTEN
fteeking aangetast is. Zoodanig eene Koorts
is eene goedaartige aanhoudende Koorts , welke
verzeld gaat met alle tekenen Van eene Ont"
fteekingskoorts , zonder eenige plaat felijke
ontfleeking , offchoon fomtijds , geduurende
den loop van de Koorts, wanneer men of dwaalt
in de Geneeswijze, of de aart der heerfchende
ziekte het met zich brengt, bijzondere uit- of-
inwendige deelen door eene waare ontfleeking
aangetast worden.
A\ het geen het bloed in beweegirig brengen
en uitzetten kan, is ook in flaat deeze Koorts
voort te brengen, zwaar en Jangduurig werk ,
vooral bij heet weer , of bij het vuur , flerke
gemoeds - aandoeningen , het misbruik van den
Brandewijn en andere geestrijke dranken, over-
kadingen van de maag met flerk aangezette en
voedzaame fpijzen , opftoppingen van natuur-
lijke of gewoon geworden en heilzaame ontlas5-
• tingen van bloed, bij, voorbeeld , neusbloedin-
gen, het verzuim van aderlaatingen , opgeftopte
bloedende aambijen, of natuurlijke ontlastingen
der Honden, van den afgang, of het zweet.
Deeze Koorts tast voornamelijk aan fterke,
gezonde , lighaamen in den be3ten leeftijd ,• waar-
om zi} ook bij de Landlieden zeer gemeen is.
Na eenige ligte huiveringen, en geringe ver-
moeidheid , volgen zwaare hoofdpijn , flaaperi^-
heid>
DER. ONTSTBEKINGS KOORTSEN, ILKZl 21
htfid, kloppïngen aan de flaap van het hoofd.
De lijder haalt den adem ras, met benauwtheid,
is onrustig, het aangezicht wordt rood, de ade-
ren zwellen op , eene tegennatuurlijke , doch
gelijke, warmte, neemt het geheele lighaam
in, de pols worde groot, flerk, ras, de pis is
een weinig rooder, doch anders natuurlijk. De
koorts eindigt den vierden of den zevenden
dag , door eene neusbloeding , dóór zweet ,
ook wel, doch zelden, door een' loop. Duurt
dezelve, verzuimd zijnde, langer , dan gaat zij
tot de clasfe der Rotkoortfen over.
Men heeft bij de geneeswijze daar op te let-
ten* dat i. de koorts gemaatigd , en de drift
van het bloed beteugeld worde; en 2. de vooraf-
gegaane oorzaaken uit den weg geruimd worden.
De koorts wordt gemaatigd, en de fnelle om*
loop van het bloed beteugeld:
a. Door eene aderlaating ; deeze moet in de
serfte dagen terflond in het werk gefield worden ,
zelfs nog na den vierden dag, indiende zieke tot
zoo lang verwaarloosd is, en de bovengenoemde
toevallen tegenwoordig zijn , of nog toeneemen.
Men heeft de hoeveelheid van het bloed te bepaa-
len naar den ouderdom en de krachten vanden lij-
der. Hij heeft genoeg bloed verlooren , als de pols
zagter en gelijker, de hoofdpijn minder, en de
ademhaaling gemaklijker worde Het komc
B 3 op
21 . VAN DE ONDERSCHEIDEN SOORTEN
op het zeJfde uit , of de aderlaating op den
arm, of op den voet, gefchiede.
b. Door klijfteeren uit wei of lauw water met '
falpeter , of een afkookfel van weekmaakende
kruiden in water met honig en falpeter; en
zulken moeten dagelijks, des avonds,' tot dac
de ziekte eene fcheiding neemt, gezet worden.
c. Door 't gebruik van 't verkoelende Poe-
der N°. io\
d. Door naarflig te drinken. Dit is dikwijls
alleen genoegzaam om de koorts te overwin-
nen. Men verkiest daar toe den Gerftendrank
N°. i. , welke in alle heete ziekten van eene
onbefchrijflijke nuttigheid is , of een Limona-
de, het zij met citroenen- fap, het zij met azijn
bereid , of wei , uit verfche melk met eenig
zuur bereid.
e. Door een koel en luchtig vertrek, zoo ech-
ter, dat de lijder aan geen togt bloot gefield
zij ; door eene ligte dekking ; en onthouding
van alle vleesch-fpijzen en vleesch-foepen.
f. Door een verkoelend buikzuiverend mid-
del uit het wonderzout (Sal mirabile) en room
van wijnfleen (Cremor tartan) , of het merg van
Tamarinden N°. 10. in veel water ontbonden.
Zoodanig een middel kan men in de eerfte da-
gen, terftondna de aderlaating geeven,als men
weet, dat de lijder in zijn levenzsregeling mer-
ke-
DER ONTSTEEKINGS KOORTSEN ENZ. i%
kelijke abuizen heeft begaan, en de tong zeer
onzuiver is.
Zoo 'er dan tegen den vierden en zevenden
dag eene neusbloeding ontftaat , moet dezelve
geheel aan zich worden overgelaaten , en moeten
geene middelen gebruikt worden, om die te flui-
ten , tenzij dezelve zoo lang voortduurden, to:
dat de lijder aan de onderdeden koud wierd en
in flauwte verviel. Men komt zulks voor , als
men den lijder in het bed opricht , den hals-
doek los maakt, en hem een klijfleer zet.
Eveneens heeft men zich te gedraagen, wan-
neer de lijder aan het zweeten raakt ; zulk zweet
moet men niet fluiten , doch ook niet door
bedden, veel minder door zeer warme vertrek-
ken , bevorderen. Het voldoet , als men den
lijder zijn gewoon dekfel laat behouden, en ee^
nige kopjes van zijnen drank lauw laat drinken.
Zoodra het zweeten ophoudt, mag hij een
fchoon hemd aandoen , mits het zelve van te
vooren warm gemaakt worde.
Is de koorts op deeze wijze volkomen geein»
digd , dan laat men den lijder langzaamerhand tot
zijne voorige levenswijze overgaan , doch geeft
hem tusfchenbeide het buikzuiverend middel
N\ 5. of twee loot zout van Glauber , in water
ontbonden , en Iaat hem , als hij zeer zwak is , en
zijne krachten nauwlijks weder krijgen kan ,
B 4 een
24 VAN HET ZIJDENWEE.
een aftrekfel van den Koortsbast , geduurende
cenigen tijd, gebruiken.
Van, het Zijdenwee; Pleur kis.
Men onderfcheidt het Zijdenwee in het waare
en valfche. Daar het waare , van het welke nu
gefprooken wordt, altijd zijnen grond heeft in
eene ontfteeking der tusfchenribbige fpieren %
(musculi intercoftales) 3 of vap het borstvlies,
(pleura), of ook van de oppervlakte van de long
zelve, zoo openbaart het zich ook genoegzaam
door de tekenen , aan de ontfteeking eigen ; name-
lijk door eene heete koorts, harde, volle, en
rasfe pols , door een fteekende pijn in eenig
deel van de borst , voornamelijk in de zijde,
welke zich vooral bij de inademing doet
voelen , door hoest , die in' den beginne
droog en moeilijk is, tegen den vierden, ze-
venden , of ook wel den veertienden dag der
ziekte , gemakkelijker wordt , waar door niet
alleen rijpe, gekookte, fluimen, opgebragt ,
maar ook de ziekte zelve volkomen weg geno-
men wordt.
Het waare Zijdenwee heeft dus twee tijdper-
ken , welke men bij de geneezing wel moet on-
derfcheiden ; het tijdperk van rauwheid , eri
dat van kooking. Het eerde duurt zoo lang,
ais
TAN HET ZIJ DEN WE E, 25
als de fteekende pijn en koorts aanhouden, zon»
der fluimloozing; het tweede begint, wenneet
de fluimloozing een' aanvang neemt , en de
koorts vermindert, en dit* tijdperk duurt zoo-
lang, tot dat de koorts volkomen verdweenen is.
Hier uit vloeit ook voort, het geen men om-
trent de geneezing heeft in acht te neemen ;
i.moet men de koorts maatigen,endit doende,
bevordert men ook de ontbinding van het ftil-
ftaande of ukgeflprte bloed ; en 2. heeft men
de fluimloozing te bevorderen.
Om het eerfte oogmerk te bereiken moet men
a. Eene aderlaating in het werk (lellen op den
arm van de aangedaane zijde. Deeze komt te
pas , op welken dag der ziekte het zij , ja moet
pok wel herhaald worden, als de fteekende pijn
aanhoudt , de ademhaaling niet gemakkelijker
T,vordt, en de hardheid van de pols niet vermin-
dert , geene fluimen geloosd worden , en de
lijder niet al te zwak i6.
b. Weekmaajcende klijfteeren zetten.
c. Een fpaanfche - vliegpleifter , (Emplafirum
nficatorium officinale ) op de pijnelijke plaats
leggen. Bij een volwasfenen moet dezelve
ten minften een vlakke hand groot zijn, en met
gepulverifeerde kampher beftrooid worden.
De verzweering, hier door veroorzaakt , moet
men niet g*eneezen , voor dat de zieke ten ee-
B 5 nen-
±6 VAN HET ZÏJDENWEE.
nermiaaïe herfteld is, maar men houdt dezelve
open door dagelijks eene ettermaakende zalf
daar op te leggen , of met een mengfel van een
doïr van een ei met eene gelijke hoeveelheid
honig, als 'er geen andere zalf bij de hand is. In
nood kan men zelfs een koolblad gebruiken.
Heeft men een' zieken te behandelen, zoodra
hij door deeze ziekte aangetast is, dan kan men
terftond,na de eerfte aderlaating, de fpaanfche»
vliegpleifler aanleggen , dewijl de ziekte daar
door zeer verkort wordt. Bij zieken, in welke
men , uit hoofde van de zwakheid of hoogen ou-
derdom , geene aderlaating kan in het werk {lel-
len , moet zoodanig eene pleifler terftond op
het lijdende deel gelegd worden.
d. Veel gerftenwater N°. i. laaten drinken;
op een pint doet men een of twee drachmen
gezuiverde falpeter.
In het tweede tijdperk der ziekte heeft men ,
als dezelve op de voorfchreeven wijze behan-
deld is , niets verder waar te neemen , dan dat
men door een rijkelijk gebruik van den yoor-
fchreeven drank , die altijd lauw gegeeven
wordt, de fluimloozing bevorderd. De koorts
neemt dan meer en meer af, en blijft weg, na
dat zich een heilzaam zweet van zelven geopen-
baard heeft. Als de ziekte geheel %en al over-
wonnen is , laat men echter den lijder magere
TAN HET ZIJDEKWÏE. ' 27
fpïjzen , alleen uit moeskruiden beftaande ,
langzaamerhand, en wanneer de koorts geheel
verdweenen is, ook vleeschfpijzen gebruiken.
Zijnde fluimen te taai, zoo dat de lijder de.
zelven nauwelijks kan opbrengen , dan moet
men in een pint van het gerflenwater eenige
fpijslepels vol wijnazijn , en even zoo veel zui-
veren honig, of het geen hetzelfde is, vier loot
honig- azijn (oxymel fimplex) , en twee loot zee-
ajuins • honig - azijn (oxijmel fquilliticum) mengen.
Heeft men den lijder tot op deezen tijd ver-
zuimd , en loost hij echter reeds fluimen , fchoon
de koorts en fleekende pijn aanhouden, dan is
het geen tijd meer eene aderlaating in het werk
teftellen,maar men moet terftonddefpaanfche-
vliegpleifler aanleggen, en verder hem op de
voorfchreeven wijze behandelen. Bij zooda-
nige zieken doet zich ook wel eens eene neus-
bloeding op , welke men op geene wijze fluiten
moet. Men gedraagt zich daaromtrent even als
hier voor bij de qntfteekingskoorts gezegd is.
Van de Longfintjleeking. Peripneumonia.
Daar deeze ziekte uit dezelfde oorzaaken
voortfpruit als de voorige, is de behandeling
• ook dezelfde; zij moet echter met nog groo-
ter zorg in het werk gefteld worden , de-
wijl
±$ VAN BE LONCÖNTSTEEKINC.
wijl het gevaar ook veel grooter is, en de zit-
pjaats der onfteeking in het celachtig weeffel van
de long moet gezogt worden,
De longöntfteeking gaat verzeld van die teke-
nen , van welken wij bij het zijdenwee gewag
gemaakt hebben, zij wordt echter door de vol-
gende onderfcheiden: in de longöntfteeking ïs
de pijn. niet zoo hevig , niet fteekend , maar
veeleer drukkend en doof, doorgaans diep on-
der het borstbeen, of tusfchen de fchouders ,
zij gaat verzeld met eene groote- benauwtheid,
zoo dat de lijder telkens zijne plaatfing veran?
dert, dan op de zijde, dan op den rugge, ligt,
en fqmtijds in het geheel niet liggen kan. De
pols is, in de longöntfteeking niet zoo vrij, vol
enfterk, als in het zijdenwee, maar zwakker,
ingetrokken, ongeregeld, zelfs fomtijds tus-
fchenpoozend. De fluimen zijn, in den begin-
ne, met. bloed vermengd, en dit is het eerfte
teken van eene ontbinding of oplosfing. Door
de fluimloozing eindigt de ziekte op de beste
wijze. Somtijds gefchiedt dit ook door eene neus-
bloeding, of door eene andere ontlasting van
bloed, gelijk bij de vrouwen door de ftonden ;
zelden door eenen heilzaamen loop.
De geneeswijze is volkomen dezelfde , als
bij het zijdenwee. Men heeft daarbij echter op
het volgende te letten.
i. De
VAN ÖE tüNGONTSTEEKlNG. 2<)
i. De aderlaating op den arm van de aange*
daane zijde moet, in de eerfle dagen , voordat!
zich die fluimloozing openbaart , zoo dikwijls
herhaald worden , tot dat de pols ruimer , zagter ,
gelijker , en de benauwtheid merkelijk ver-
minderd is. In gezonde en flerke menfchen ,
die voornamelijk voor deeze ziekte bloot-
ftaan, zijn doorgaans drie of vier aderlaatingeri
noodig. Het bloed is , gelijk in alle ontftee-
kings- ziekten , doorgaans met een korst be-
dekt, doch daar uit kan men geenzi» s bepaa-
len, of de aderlaating herhaald moet worden, of
dat dezelve niet te pas komt.
2. De fpaanfche - vliegpleifter moet niet eer-
der aangelegd worden, dan, wanneer,' na her-
haalde aderlaatingen, de drukking op de borst,
de benauwtheid , en moeielijke ademhaaling ,
niet verminderen.
3. Voor de Longen moet men een dampbad
bereiden, welke de lijder geduurende het gehee-
le beloop der ziekte, dagelijks eenige reizen
doch telkens een' korten tijd, dewijl hij -anders
te zeer verhit wordt, inademen moet. Men
neemt daar toe warm water, waar onder men
een derde deel azijn vermengt , of men kan hec
water met hooi of lijnzaad afkooken. Men zet
den zieken zulk heet water , of zoodanig een
afkookfcJ, voor, bedek zijn hoofd en aange-
zicht
JO VAN DE X0NGÖNTST2EKIN0.
zicht met een doek, en laat hem den warmen
waasfem zoo Jang inademen, als hij het verdraa-
gen kan. Om te beletten , dat de waasfem hem
al te zeer in het aangezicht kome, kan men op
de pot een omgekeerden trechter , die. daar
op fluit , plaatfen , en den lijder de pijp van
den trechter in den mond geeven. 'Er is geen
middel bekend , welke de oplesfing van het uit-
geflorte bloed in de long beter bevordert ,
en de fluimloozing zoo gemakkelijk maakt , als
zoodanig dampbad. De andere middelen, en de
tlrank, moeten dezeJfde zijn, als in het zijden wee.
4. Als de fluimloozing niet goed gaat, en de
lijder zwak is, moet men terflond de fpaanfche-
vliegpleiftar aanleggen, het dampbad naarflig
laaten gebruiken, den drank N°. i<5., of het
middel N\ 9. geeven, en hem dikwijls laaten
drinken eenige kopjes van een aftrekfel der
bloemen van de Arnïca en MilkfoUum met ho-
nig; men neemt van eik deezer een handvol , en
laat dezelven in een halve pint kookend water
aftrekken.
De fluimloozing houdt nog eenigen tijd aan ,
als de koorts en de andere toevallen reeds ver-
dweenen zijn. Laat men nu den herftelden lij-
der vleesch gebruiken, dan loopt hij groot ge-
vaar wederom eene ontfteeking in de borst , of
wel de teering te zullen krijgen. Daarom i3
het
VAN DE L0NGÖ' NTSTEEK ING. 31
het van de uiterfte noodzaakelijkheid , hem ,
zoo lang de hoest en fluimloozing aanhouden,
niet dan groentens en melkfpijzen te laaten ge-
bruiken , in plaats van den gewoonen drank ,
water met melk drinken, en van het afcrekfei
N°. 16. 's morgens en 's avonds , geduurende
een' geruimen .tijd , een theekopje vol koud
geeven.
i
Van de valfche Long'óntfieeking,
'Er zijn nog verfcheiden bijfoorten van de
Longóntfteeking. Niet zelden klaagen lijders,
met koortfen uit verkoudheid of Zinkingskoort-
fen geplaagd , over drukking en pijn op de
borst, en droogen hoest. Den zulken , als zij
jong en volbloedig zijn, en de koorts aanmer-
kelijk is , moet men eene ader openen , het
Poeder N°. 8. geeven , en tot verzagtïng van
den hoest, een aftrekfd van de heemscwortel
(radix althéa* ) met zoet hout of lijnzaad laaten
drinken. Is de pijn zeer zwaar , dan komen
*er fpaanfche • vliegpleifters aan de beenen te
pas. Worden oude en zwakke menfehen , die
veel wijn of brandewijn drinken , door deeze ziek-
te overvallen , en die reeds te vooren een moei-
lijke ademhaaling. gehad hebben , is de pols
zwak, ras, en tusfehenpoozende, dan is de lij-
der
$2 VAN DE VAISCKE LONCÖNTSTEEKING.
der in gevaar ^ offchoon hij niet fterk klaagt,
en zich tamelijk wel fchijnt te bevinden. Inr
Zoodanig een geval moet een Heelmeefter ter-
ftond met een Geneesheer raadpïeegen.
Dikwijls veroorzaaken de Gal- Rot- enWorm-
Koortfen , toevalligerwijze , eene longönt-
fleeking of het zijdenwee; van'deeze gevallen
zal gefproken worden, als men van de ziekte y
waar van zij afhangen , en waar door zij ver-
oorzaakt worden , handelt.
Van het galachtig en valsch Zijdenwee.
Het galachtig Zijdenwee (pleuritis bitiofa) ïs
doorgaans alleen toevallig , en eigenlijk eene
Rotkoorts met eene verfloppirig der Long.
De tekenen, waar. door het zich van het waare
Zijdenwee (pleuritis verd) onderfcheidt,zijn een'
niet zoo harde en voüe, maar rasfe, pols, zon-
der dat de bovenopgenoemde tekenen van Ont-
fleeking tegenwoordig zijn ; de fleekende pijn
is ook zelden zoo zwaar; de tong is onzuiver,
de lijder heeft eenT bitteren fmaak, walgingen,
poogingen tot braaken, de kleur van het aan-
gezicht is we! rood, doch helt te gelijk naar het
geele over ; in het algemeen komen alle de toe-
vallen meer overeen met die eener Rotkoorcs ,
dan met die eener Longöntfleeking ; de flee-
kende pijn in de borst uitgezonderd.
De
ViN DE VALSCHE LONGÖNTSTEEKING. 33
De behandeling is ook dezelfde , als in de
Rotkoortfen. Is de pijn zeer zwaar , de lijder
zeer heet en volbloedig , dan opent men eene
ader op den arm van de aangedaane zijde ; daar-
na geeft menden gerftendrank N°. x.-, doende
op een pint een half once room van wijnfteen,
(cretnor tartari;) zet men klijfteeren,en laat den
drank N°. 10. gebruiken, of alle twee uuren
een theelepel vol room van wijnfteen. Zoo-
dra de pijn wat vermindert , kan men een
verkoelend buikzuiverend middel , uit het
zout van Glauber , geeven. Zijn de walgingen
en poogingen om te braaken zeer flerk , dan
kan men gebruik maaken van het middel N°. 3.,
wel te verftaan, als 'er geene tekenen van ont-
fteeking zijn. Men verligt de braakingen, als
men veel lauw water met een weinig zout laat
drinken. Men moet geen braak- of buikzuï*
verend,- middel geeven , tenzij alle oritfteeking
overwonnen is , dewijl men anders den lijder in
levensgevaar brengt.
Is de fteekende pijn zeer zwaar , en bedaart
dezelve niet na het gebruik der voorgeftelde
middelen, dan légt men een Spaanfche- vlieg-
pleifler op de pijnelijke plaats , en houdt de ver-
zweering , daar door verwekt , eenigen tijd
open. Voor het overige gaat men op dezelfde
wijze voort , als in deGal- of RotKoortfen , naar-
C maate
34 VAN DE VALSCHE LONGÖN TSTEEKING.
rnaate de ziekte meer 'overeenkomst met de
eeneof andere heeft. Men laat veel drinken,
hetzij van het bovengenoemde gerftenwater ,
of heldere wei, of limonade, en tracht alle ont-
lastingen , voornamelijk door den afgang en
de uitwaasfeming te bevorderen. Het zweet
moet men noch door heete middelen voortbren-
gen, noch ook (luiten, daar het te rug drijven
daarvan , in een oogenblik , eene nieuwe ont-
ftpeking veroorzaakt, welke dikwijls van kwaa-
de gevolgen is.
Het valfche Zijdenwee is Hechts de uitwer-
king van eene omdwaalende rheumatieke ftoffe,
die zich op de uitwendige deelen van de borst
geplaatst heeft, en aldaar zeer zwaare pijn ver-
wekt. De long is niet , dan toevallig aange-
daan , wanneer namelijk de lijder , uit vrees
voor pijn, den ademlang inhoudt, waar door dan
eene verftopping in de long kan onflaan ; of
als deeze ftoffe zich op de long zelve plaatst.
De zitplaats van dit ongemak is in de uitwen-
dige bekleedfelen , en de fpieren , welke de
ribben bedekken.
Deeze ziekte is alleenlijk dan gevaarlijk, wan-
neer door ongefchikte middelen , voorname-
lijk heete , of op eene ongelukkige wijze, de
long ook aangedaan is. De pijn is dikwijls zeer
hevig , ctocfa meer uitwendig , oflchoon de
adem*
TAN D* VALSCUE LONGONTSTEKING. }5
fdemhaaling moeilijk wordt ; veelmaalen ver-
fpreidt dezelve zich over de borst , en tot in
den nek.
De geneeswijze is dezelfde, als die vereischt
wordt in lijders, die met jigtpijnen iir de leden
geplaagd worden. Als de koorts en pijn zeer
geweldig zijn , fielt men eene aderlaating in het
werk, en legt, daarna, op de pijnelijke plaats,
cenSpaanfche-vliegpleifter, welke vooral in dit
geval, groot nuc aanbrengt. Somtijds verdwijnt
de pijn na de eerfte aderlaating. Dikwijls ein-
digt de ziekte den derden, vierden, of vijfden
dag, door een flerk zweet, zelden duurt het
langer dan zeven dagen. Nu en dan ontftaat
het zeer fchielijk, als de uitwaasfeming belet is ;
en , als men dan terflond , eer de koorts zich
wederom openbaart , de uitwaasfeming her-
Itelt, zoo volgt de herflelling zeer fchielijk.
Men houdt fomtijds , ten onrechte , kolijkpij-
nen door winden en onzuiverhedenin de darmen
veroorzaakt, voor het Zijdenwee. Deeze mis-
ïlag wordt echter niet begaan, dan door zulken,
die de kentekenen van het Zijdenwee, en Ko-
lijk, niet weeten te onderfcheiden.
Van de pijn in de Keel, Angina.
Als de flikking of ademhaaling belet of pijne-
C 2 lijk
$6 VAN DE PIJN IN DÊ KEEL.
lijk is, zegt men doorgaans pijn in de Keel te
hebben.
Men heeft voornamelijk op twee foorten
van dit ongemak te letten, welke men nauw-
keurig moet onderfcheiden, dewijl zij eene ge-
heel onderfcheiden geneeswijze vereifchen. De
eene is eene waare ontfteeking der inwendige
deelen van de Keel , de andere noemt men de
valfche Keelöntfteeking (angina Spuriafeuferofa),
en deeze ontftaat vaneene waterachtige zwelling
van de Keel , en is zonder koorts , of wordt door
een* geringeren graad van dezelve verzeld ; deeze
k ook niet gevaarlijk, wanneer men geene on*
gefchikte middelen gebruikt*
De waare Keelöntfleeking (angina vera) i$
meer of min- gevaarlijk , naarmaate de ont-
fteeking fterker of zwakker is, of meer of min
edele deelen van de Keel aangetast zijn.
Die foort is de gevaarlijkfte , waarbij alle de
inwendige deelen , voornamelijk de luchtpijp,
en derzelver takken, door eene zwaare ontftee-
king aangedaan zijn, en is dikwijls in zeer korten
tijd doodelijk; de lijder kan niet,, dan met de
ondraaglijkfte pijn , ademhaalen en fpreeken.
Het aangezicht, en de inwendige deelen van
den hals* zijn fterk gezwollen, brandig, gelijk
ook de tong en de uitwendige deelen van den
hals. De tong hangt fomtijds uk den mond,
de
V*X DE PIJN IN ÖE KIEL. 3?
de lijder kan niets doorflikken, de pijn is ge-
weldig fterk, en, zoo 'er geene fchielijke hulp
aangebragt wordt , fterft de lijder in eene zwaare
raazemij den tweeden of derden dag.
- Daar D* het gevaar zoo groot is, moet men
terftondveel en- dikwijls bloed laaten , en daar bij
terftond aan den hals en in den nek drooge kop-
glazen zetten. Zoo deeze geen fchielijke verlig*
ting aanbrengen , dan legt men , na eenige uuren ,
zuurdeeg met flerke azijn bevogtigd, en met
geftooten mostert beftrooid, rondom den hals,
en ook aan de voetzooien; handen en voeten
laat men in lauw water fteeken , dikwijls week
maakende kiijfleeren zetten , en een afkookfel
van borstkruiden , of alleen van vlierbloemen
en lijnzaad* met wat honig , in 'den mond
houden.
Kan de lijder nog iets doorkrijgen , dan laat
men hem alle uur een theekop'je vol van N°. 1(5.'
neemen, en daarbij- van het drankje N°..io. ajle
uuren een half kopje gebruiken. Vermindert
het ongemak, en de ontfleeking eenigzins, en
kan de lijder iets beter ademhaalen en flikken,
dan behandelt men dit ongemak , even als de
andere fborten, die ligter zyn.
Gelukkig is het , dat de tot hiertoe befchree*
ven foort zeldzaam is. Die, welken men het
meest waarneemt , is niet zoo gevaailijk , en
C 3 tasc
«$■'■ TAN DE PIJN IN DE.KEE*.
tast flechts de amandelen en het lelietje aan f
welke rood , dik , en pijnelijk worden ; fom-
tijds maar aan eene zijde , doch fomtijds gaatjiet
ongemak ook van de eene tot de andere zijde
over. Niet zelden ftrekt zich de, pijn uit tot ia
Bet oor. De flikking is voornamelijk bezwaar-
lijk, en vooral kunnen de lijders vogtige zaa-
leen het minst doorkrijgen.'
. De pols is fomtijds ras en hard , fomtijds
niet. In het eerfte geval , als de pis zeer hoog
rood, en de lijder volbloedig* is, moet men ter-
ftond eene aderlaating in het werk ftellen , en
dezelve , naar maate van de omflandigheden ,
herhaalen. Doch , als de pols natuurlijk is >
.komt dezelve niet te pas, tenzij de lijder zeer
bloedrijk zij. De fpijzen moeten zeer weinig
zijn , en flechts beilaan uit dunne foepen van
rijst, gerst, of haver, boom- en veldvruchten.
VJeesch en voedzaarne /pijzen moeten vermijd
worden. Veel flaapen is niet raadzaam.
De overige middelen y behalven de aderlaat
ting, zijn:
i. Weekmaakende ftoovingen om den hals.
s. Naarftig gorgelen, met een afkookfel van
vliérbloemen en falie, waarbij men wat honig
en falpeter doen kan.
3. Laat men den waasfem van warmwater,
waarin weekmaakende borstkruiden (N°. 17.)
TAN DE PIJN IN DE KEEL. JJ
gekookt zijn, naarflig in de keel komen , of het
zelve dikwijls warm in den mond houden.
4. Dewijl niet alle menfchen kunnen gorge-
len , laat men met een klein fpuicje zoodanig
een' gorgeldrank infpuiten , doch niet met te
veel geweld, opdat men geene nieuwe ontftee-
king veroorzaake.
5. Men laat hierbij alle uur een lepel rol van
,N°. 14. neemen , naarflig drinken van het af-
kookfel N°. 16. , of liefst gerflenwater N°. ï.
met honig , en een weinig falpeter , en den
volgenden dag geeft men een zagt buikzuive-
rend middel, bijvoorbeeld, anderhalf of twee
loot wonder- of engelsch-zout ; of bij meeryer-
mogenden het middel No. 10. , en met alle dee?
ze middelen laat men zoo lang aanhouden,- tot
dat de roodheid en de pijn volkomen verdwee-
nen , en de flikking herfteld zijn.
6. Lauwe voetbaden en weekmaakende Küj-
lleeren zijn insgelijks van groot nut , voorna»
meiijk, wanneer de flikking zeer moeilijk is.
'Er zijn gevallen , waarin de ontfleeking , of
omdat dezelve te geweldig is , of omdat zij te
lang geduurd heeft , voor dat men iets gebruikt
Jieeft , tot verettering overgaat. Men weec
zulks daar uit, dat de koorts en andere toeval»
len den vierden dag nog voortduuren, Dq
lijder houdt nog pijn, doch deeze is niet zoo
C 4 hevig.
4© VAN DE PIJN IN DE KE3LJ
hevig, eniomtijds, niet altijd, kloppende. De
pols worde doorgaans een weinig zagter , en
den vijfden of zesden dag is de verzweering in
ftaat zich te openen. Men bemerkt dit , als
men in de keel kijkt , aan eene kleine witte en
weeke zwelling, die zich doorgaans midden op
het ontftooken deel , vertoont. Door naar*
ftig te gorgelen bevordert men het doorbree-
ken van de verzweering, gelijk ook door week-
maakende ftoovingen, en het houden van warm
water en melk in den mond. Gaat de verzwee-
ring van zelve niet open , en is zij zoo groot ,
dat daardoor de flikking volkomen belet wordt,
dan moet men dezelve openen. Men maakt
daar toe aan het einde van een klein ftokje een
lancet vast , omwindt hetzelve , de punt alleen
uitgezonderd, met linnen,enfteekt de verzwee*
ring rtiet de punt door. Op het oogenblik dat
zij opengaat , loopt de mond vol etter. Men
moet dan met de voorfchreeven drank naarftig
gorgelen , en den mond fpoeJen. Indien de
verzweering zoo diep zit, dat men daar niet bij
kan komen , moet men trachten de zelve te
doen openbreeken, door infpuitingen, endoor
poogingen tot hoeden of niezen te verwekken i
terwijl men verder op de befchreeven wijze
moet voortgaan.
Goedaartige waare Keelöntfleekingen gaan
zelden
VAN DE PIJN IN DE KEEL. 41
telden over in het vuur, doch 'er is ecne bij-
zondere kwaadaartige foorc , die in den begin-
ne dusdanig niet fchijnttezijn, doch, verzuimd
of kwalijk behandeld wordende, zich even als
het vuur, uitbreidt, en alles met een' ondraag-
lijken flank weg vreet. 'Er openbaaren zich ia
den mond , doch meestal binnen in de keel,
een of meer witte vlakken (fomtijds ook geel-
achtige); als het ongemak zeer kwaadaartig is,
worden zij bruin , krijgen roode en pijnlijke
randen. Deeze ontaarten dikwijls in waare
verzweeringen met harde fpekachtige randen.
Zelden gaat daarmede Koorts verzeld, of de-
zelve is ten minden niet aanmerkelijk.
Dewijl de oorzaak van dit ongemak doorgaans
te zoeken is in eene buitengeme'ene fcherpte
der vogten , gelijk in de fcheurbuik; moet men
i.) deeze fcherpte door middelen , daar toe
dienftig, trachten weg te neemen. 2.) fomtijds
zagte buikzuiverende middelen geeven. 3.) De
vlakken zelve aanraaken met een penfeel ge-
doopt in het middel No. 20, vervolgens dikwijls
gorgelen met een afkookfel van falie en vlier-
bloemen , waar bij roozenhonig , amnvrniak-
zout, en eenige droppelen geest van vitriool,
(Spiritus vitrioli.) gedaan worden, en veel drin-
gen. Naar maate van de kwaadaardgheid der
•yerzweering kan men de hoeveelheid van den
C 5 geest
4* VAN DE PIJN IN DE KEEL,
geest van zee - zout vermeerderen. Is eene
fcheurbuikige doffe de oorzaak van het onge-
mak, dan moet de verdere behandeling, even
als inde fcheurbuik zijn, doch als de oorzaak
te zoeken is in eene rottige ontbinding van
het bloed , gelijk in kwaadaartige Koortfen, bij
de gierst - uitflag , mazelen, en foortgelijke
ziekten Tomtijds gebeurt, moet men terftond
inwendig zoodanige middelen , welke de verrot-
ting tegenftaan , en in deze ziekten voorgefchree-
Ten worden , voornamelijk den koortsbast ,
kampher , en vitrioolzüur , gebruiken.
In de zoogenaamde valfche kwaade keet (an«
gina fpuria five ferofa) heeft men het volgende
Waar te neemen.
i.) Men laat een zagt buikzuiverend middel
Nó. 5. of 6. of twee loot zout van Glauber, om
den anderen of derden dag , gebruiken ; daar bij
geeft men dagelijks eenige reizen acht of tien
droppelen van de Esfentia pimpinella op fuiker ,
laat veel drinken van de dranken No. 16 en 17.,
en den lijder zich wat warmer houden, dan naar
gewoonte.
2.) Moet hij naarflig gorgelen, of met de
gewoone en daartoe gefchikte kruiden, of al-
leenlijk met vlierbloemen, falie, en honig.
3. ) Om den hals kan men leggen drooge
zakjes met bloemmeel, kamillen,- en vlierbloe-
men
TAN DE FIJN IN DE KEEL. 4J
*ien met wat kampher , als de lijder dezelve
km verdraagen.
4.) Zoo daardoor geene fpoedige verligting
wordt te weeg gebragt , dan legt men een
Spaanfche - vliegpleifler in den nek, of ook o ra
den geheelen hals.
5.) Het verftaat zich van zelve, dat de Je-
vensregeling maatig zijn moet, hoewel het in
dit geval 'er niet zoo zeer op aankomt ; als in
het voorige. De lijder moet zich een weinig
warmer houden , dan naar gewoonte , gelijk reeds
gezegd is, doch niet al te warm.
Als men , fchielijk tot een' lijder geroepen
worde, die een kwaade keel begint te krijgen,
kan men , als dezelve goedaartig is , dezelve
dikwijls in weinig uuren door een voetbad en
een aftrekfel van vlierbloemen overwinnen.
Van de Cal- en Rotkoortfen.
De Gal- en Rotkoortfen ontflaan uit kwaade
doffen , die zich in de maag en darmen ophou-
den, of die reeds tot in het bloed gekomen zijn.
Men noemt dezelve Rotkoortfen j fomtijds ook
Galkoortfen, wanneer namelijk de bedorve gal
het grootftedeeiaan de ziekte lchijnt te hebben,
Derzelver oorzaaken zijn flcrke hitte in den
zomer , waar door de gal on taart enfeherp wordt ,
te*
44- VAN DÈ GAL- EN ROTKOORTSEtf,
befmetting ( voornamelijk als 'er te veel zieken
in een vertrek zijn,) kwaade voedfels, vooral
Hecht brood uit bedorven meel , half verrot
vleesch en visch, onzuiver water, en foojrtge*
Jijke meer.
De lijder befpeurt dikwijls eenige dagen , voor
dat de koorts zich openbaart , eene groote
neerflagtigheid , loomheid , zwaarte in het
hoofd, pijn in de leden, kniè'n, een' rottigen
fmaak: hij heeft geen' trek tot eeten, flaapt;
onrustig , klaagt dikwijls , geduurende eenige
dagen, over zwaare hoofdpijn , zonder andere
toevallen. Daarop volgt eene huivering , en
<|an eene drooge, fterke[ hitte ; de pols , die
geduurende de huivering klein en ras is, ver*
heft zich, geduurende de hitte, en wordt dik-
wijls zeer fterk,. doch niet zoo hard, als in ont-
fteekings- ziekten; doch in het algemeen is de-
zelve in deeze ziekte zeer veranderlijk , en
daarom ook bedrieglijk.
De lijder is zeer onrustig, heeft doorgaans
zwaare hoofdpijn , bijna altijd walgingen , braakt
ibmtijds , klaagt over een rottigen , bitteren
fmaak, en foortgelijke oprispingen, heeft een
witte onzuivere tong, ftinkenden adem, loost
weinig pis; waar van de kleur, hoeveelheid,
en dikte, zeer veranderlijk is.
Uit deeze omftandigheden, en als een of meer
van
YAN DE 6AL- EN ROTKOORTSEN- 45
Van de bovengemelde oorzaaken zijn vooraf-
gegaan, kan men gemakkelijk befluiten ,- dat
het eene Rot- of Galkoorts is , voorname-
lijk, wanneer op dien tijd foortgelijke ziekten
heerfchen.
Eene aderlaating is , in die geval , doorgaans
nadeelig, en moet niet , dan indien de lijder
zeer volbloedig en tot ontfteeking geneigd is,
en zelfs dan nog niet , tenzij met de grootfte
omzichtigheid in het werk gefteld worden. Veel-
eer moet men, in zulke ziekten, terflond de
krachten zoeken te onderhouden, en de rotting
en ontbinding van het bloed tegenftand bieden.
Een braakmiddel , in den beginne gegee^
ven, volbrengt dikwijls de helft der geneezing,
vooral wanneer men uit de tekenen en de voor-
afgegaane oorzaaken<xeden heeft, te befluicen,
dat 'er eene fcherpe ftoffe in de maag en dar-
men is , dat 'er onzuiverheden of bedorven gal
tegenwoordig zijn. Ah de lijder dan nog over.
een' bitteren, rotachtigen fmaak en oprispnv
gen, over aanhoudende walgingen, en poogin-
gen tot braaken , zwaarte voor het hart , en
loortgelijke toevallen klaagt, en, zoo 'er gee-
ne omftandigheden zijn, die beletten een braak-
middel te geeven, (men zie de Inleiding J. 3.),
dan moet mea een der middelen N°. 2. of 3.
geeven.
Zoo
45 VAN DE GAL- EN ROTKOORÏSEN,
Zoo 'er zulke omftandigheden zijn, dan geeft
men een zagc buikzuiverend middel , opdat de
kwaade ftoffe uit de maag en darmen ontlast
worde: zuurachtige en zulke, die zagt werken,
zijn in dit geval de beste ; als , bij voorbeeld
N°. io., doch zoo dit middel te duur is , dan
kan men alleen den room van wijnfleen (Cre*
mor Tartari), in herhaalde giften, geeven. Is
de lijder, met het begin der ziekte , reeds zeer
krachteloos , dan moet men door herhaalde
klijfteeren den buik trachten te zuiveren.
De tijd , wanneer men best een braak- of
buikzuiverend middel geeft , is 's morgens ,
wanneer de koorts doorgaans minder is» Men
moet daarop veel lauw warer laaten drinken.
Zoo wel voor als na het gebruik van deeze
middelen moet de lijder veel zuurachtige dran-
ken y zuure wei , water met citroenen fap of
azijn , of water waarin kersfen gekookt zijn ,
met fuiker en honig, drinken; zich onthouden
van vleesch en vleesch-foepen; een koele, zui-
vere , en frisfche lucht inademen. Daarom
moet men nooit meer dan twee zieken in een
vertrek leggen , hetzelve dikwijls luchten , en
met azijn laaten berooken. Een warme en onzui-
vere lucht vermeerdert de ziekte en befmetting.
Zoo de ziekte niet kwaadaartig , en door
geene befmetting ontflaan is, indien dezelve
niet
VAN DE CAL- *N R0TROOATSEN. 47
niet algemeen regeert, maar de oorzaak alleen
huisvest in de maag en darmen, dan wordt de-
zelve dikwijls, na voorafgegaane ontlastingen,
minder ; men heeft dan niets meer noodig , dan
den lijder bij de voorfchreeven levensregeling
te houden; men laat hem van de middelen N°.
8. of 10. alle twee uuren, van N°. 8. een thee-
lepel vol, doch van No. 10. een of twee fp ijs-
lepels vol,neemen; van de voorfchreeven dran-
ken , of van het gerftenwater N°. i. , waar
bij men een weinig geest van koperroad (fpiri-
tut vitrioli) doet, naarftig drinken, en, als de
koorts meer en meer vermindert , of van N°. 9.
alle drie uuren een lepel vol , of een flap af-
kookfel van den koortsbast, gebruiken*.
Omtrent de dieet moet de lijder zich nog lang
in acht neemen, geen vleesch, visch, geene
harde of taaie meelfpijzen of tuinvruchcen , ge-
bruiken, maar alleen van gekookte boomvrach-
ten, wortelen, verf che kruiden, reist, haver,
gerstflijm leeven, en zich voor ilerke gemoeds-
aandoeningen wachten.
Aanmerking. De tekenen van beterfchap zijn ,
als de lijder rustiger wordt, de toevallen weg,
blijven , de koorts vermindert, en eenige uuren
afgaat. Dit gebeurt doorgaans den zevenden,
negenden, of elfden dag, doch ook dikwijls
Iaater, den veertienden of zeventienden.
Dik-
43 VAN DE CAL- EN ROTKoORTSEff.
„ Dikwijls ontdekt men reeds den vierden dag,
veelal ook laater , in deeze koortfen , eenige vlek-
ken petechite. Wordt de lijder daar door verligt
dan is het een goed teken. Doch is deeze uit-
flag kwaadaartig, in het geheel niet verheven,
van eenkwaade kleur, volgt op dezelve geene
verligting > maar verflimmeren de toevallen
veeleer , of komt rijkelijk flinkcnd , ver-
moeiend zweet , of de loop daarbij, dan fterveri
de zulken doorgaans aan lTuipert en ijlhoofdig-
heid , den zesden of zevenden dag , als zulks
den vierden heeft plaats gehad. Zijn echter
op dien dag de toevallen nog niet zoo kwaad-
aartig geweest, en verergeren dezelve laater,
op den zevenden of negenden dag ; dan flerft
hij laater, en leeft gemeenelijk tot den elfden,
dertienden , of zeventienden dag , ja fomtijds
nog langer.
Wanneer de ziekte, zelfs zonder dat zich ee-
nige uitflag openbaart, den vierden dag verer-
gert, de krachteloosheid toeneemt , een ver-
zwakkend zweet, de loop, ijdelhoofdigheid, aan-
houdende flaap , daarbij komen, de pols klein
en zwak, de pis, die te vooren dik en troebel
was , fchielijk helder en waterachtig wordt ; als
men den zevenden dag geen verligtingbefpeurt,
maar de toevallen verergeren , dan wordt de
ziekte doorgaans doodelijk.
In
VAN DE GAL- EN R0TK0ORTSEN. 49
In zulk een gevalraoet men alle middelen in
het werk Hellen , om de krachten te onder-
fleunen, en de meer en meer toeneemende ver?
rotting tegen te gaan.
Tot dit oogmerk moet men > zonder tijdver-
zuim, het middel N°. 20. alle twee uuren, tot
een of twee fpijslepels vol, geeven, naarftig
van de voorfchreeven dranken, vooral, wanneer
de verrotting zeer fterk is, gerftenwater , of
zuiver water met veel Spiritus vitrioli laaten
drinken; fpaanfche- vliegpleifters (veficatoria )
aan de beenen leggen, en den lijder zoo veel
mogelijk in een koele en zuivere lucht houden.
Als men, uit hoofde der kostbaarheid, het
voorgeflelde middel niet geeven kan , moet
men , op dezelfde wijze , N°. 22. laaten gebruiken.
Wanneer de lijder volkomen krachteloos is ,
de afgangen en pis onweetend wegloopen , als hij
altijd llaapt, ijlhoofdig is, en de voorgeflelde
middelen niet kunnen gebruikt worden, of niet
helpen, dan kan men met voordeel het middel
N°. 23. alle uuren toe de hoeveelheid van een
fpijslepel vol, Jaaten gebruiken.
Is de Loop fterk, zeer verzwakkend, en ge-
fchieden deeze ontlastingen zonder weeten van
den lijder , dan moet men dezelve trachten te
fluiten. Men kan tot dit oogmerk van het
midiel N°. 24. alle twee uuren een lepel vol
D nee-
''■'S
;• — — .
FOU^ED *{öf #e gaB- en rotkoortsen.
^Q/yeemen, en daa£#ïj laaten gebruiken de boven-
kerkende en de verrotting tegen-
gaande middelen.
Vermindert daar op dit toeval , blijft de
koorts weg, en zijn alle tekenen van beterfchap
voor handen , dan laat men nog lang den lijder
eene nauwkeurige levensregeling houden ; da-
gelijks driemaal een theelepel vol van N°. 8.,
envanN0. 20. viermaal, ofvanN0. 22. neemen,
en langzaamerhand daarmede ophouden.
In het algemeen geldt alhier, 't geen reeds in
de Inleiding N°. 1. en in de verhandeling van
de heete Koortfen in het algemeen gezegd is ,
dat een Heelmeefter, zoodra hij befpeurt, dat
veele foortgelijke Koortfen op zijne plaats
heerfchen, en veele menfchen daar aan fierven,
den naaften Geneesheer daar van moet kennis
geeven , en zijnen raad volgen.
Van de Kinderpokjes.
De Pokjes worden in het algemeen verdeeld
in waare en valfche. De zoogenaamde valfche
Pokjes hebben met de waare niets gemeen, en
beflaan in kleine ontfteekingen en verheven-
heden der huid, welke wind -water- of fteen-
Pokjes genoemd worden, naar maate zij eene
waterachtige of harde floffe bevatten. Deeze
foor-
VAN DE KINDERPOKJES. 51
foorten vanPokjjesheerfchen doorgaans , zonder
zwaare toevallen , en zonder merkelijke hitte,
in den zomer of herfst , zij duuren weinige da-
gen , en verdwijnen van zelve.
Geheel anders is het gelegen met de waare
Pokjes , die verdeeld worden in goedaartige
en kwaadaartige. De tekenen, waar uit men
weet, dat een kind goedaartige Pokjes krijgen
zal, zijnde volgende. Wanneer de Pokjes op
dezelfde plaats , of in de nabuurfchup , heer-
fchen, als de kinderen omgang hebben gehad
met andere , die door de pokjes aangetast wa-
ren , en zij kort daar op geklaagd hebben over
vermoeidheid , loomheid , pijn in den rugge ,
lendenen , het kruis , kortademigheid , huive-
ringen , en daarop gevolgde hitte, zoo worde
het aangezicht kort daarna opgezet, de oogen
beginnen te traanen, zij niefen dikwijls achter
een, haaien diep adem, zuchten, klaagen over
eene drukking op de maag, over misfelijkheid,
braaken , fpringen dikwijls in den flaap op , als
of zij fchrikten. Dikwijls krijgen de kinderen
den eerften of tweeden dag fluipen , die ech-
ter, als zij niet ontdaan door het moeilijk krij-
gen der tanden , en op de eerde dagen der
ziekte zich vertoonen , niets gevaarlijks voor-
ipellen, maar veeleer als een goed teken aan-
tezien zijn, dewijl de Pokjes, welke kort daar-
T> 2 op
5f VAN DE 1ÉINDERP0KJES.
op te voorfchijn komen , meeflendeels goed*
aartig zijn.
Na dat deeze toevallen tot op den derden
of tegen den vierden dag geduurd hebben , en
de hitte in die dagen' gefladig toegenomen is,
dan komen, na een voorafgaand flerk zweet ,
hier en daar kleine roode plekjes te voorfchijn ,
niet over het geheele lighaam op eens, maar
zij vertoonen zich 't eerst in het aangezicht ,
voornamelijk op de wangen , en het voorhoofd ,
vervolgens op de borst , aan de handen en ar-
men, aan de lendehen, voeten, en den buik.
Zoodra de Pokjes te voorfchijn komen , neemt
de voorafgaande flerke hitte eenigzins af, en
de kinderen worden vrolijker. De Pokjes ko*
men daarop aan alle deelen, van het lighaam ,
doch enkel , dat is afgefcheiden 9 te voor-
fchijn ; het aangezicht , en voornamelijk de
oogleden, zwellen zeer fterk op, zoo dat de oo-
gen dikwijls volkomen geflooten zijn , en daar-
bij is het geheele lighaam , vooral de armen ,
dik, en gezwollen. In deezen toeftand blijven
zij doorgaans tweemaal vierentwintig uuren, en
in deezen tijd zijn niet alleen de Pokjes te voor-
fchijn gekomen , maar zij zijn ook meer ver-
heeven geworden.
Den derden of vierden dag na de uitbotting,
$n dus d&n zesden of zevenden dag der ziekte,
wor-
TAK DE KINDÏRPOKJES. '$ï
worden de Pokjes gevuld. Zij bevatten eerst
eene dunne en waterzuchtige ftoffe , die in de
volgende dagen dikker en geelder wordt, en in
waare etter verandert, zoo dat de Pokjes op
den achtften of negenden dag volkomen geel
en rijp zijn, en haare grootte, die van een erwt
namelijk , bereikt hebben. Derzelver omtrek
zoo wel, als de huid tusfchen de Pefcjes , heeft
een roozen roode kleur , de zwelling van het
aangezicht en 't geheele lighaam verdwijnt, de
geflooten oogen beginnen zich te openen, de
Pokjes gaan open, droogen, de kinderen wor-
den vrolijk , krijgen trek tot eeten , tot flaa-
pen , zoodat de geheele ziekte dan met den
twaalfden of dertienden dag ten einde loopt.
Geheel anders is het gefield met de kwaad-
aartige of farnenloopende Pokjes, die veel ge-
vaarlijker dan de eerlle zijn. De tekenen ,
waar uit men kan weeten , dat iemand zulke
kwaadaartige Pokjes krijgen zal , zijn : 'als zij
op dien tijd flerk regeeren , de zieke eene zeer
groote zwakheid en vermoeidheid in alle de le-
den befpeurt, als hij zwaare pijn in den rugge
en lendenen heeft , zwaare huiveringen over
het geheele lighaam befpeurt, en daarop fchie-
lijk eene fterke hitte volgt. Men bemerkt te
gelijk zwaare hoofdpijn, flauwtens , eene groote
krachteloosheid , walgingen , en braakingen,
O 3 Dq
54, VAN DE KINDERPOKJES.
De kinderen zijn doorgaans onrustig , gooien
zich heen en weder, ontblooten het lighaam,
flaapen met open oogen , waar van het wit zeer
rood is , beeven aan handen en voeten , fchreien ,
fchrikken in den flaap , fpringen op , en heb-
ben dikwijls flerke fluipen.
Deeze kwaadaartige Pokjes komen dikwijls
den derden dag daar aan , doch meeflendeels
laater, te voorfchijn in het aangezicht, en aan
de overige deelen van het lighaam , zonder dat
'er zulk fterk zweet, als bij de goedaartige Pok-
jes, voorafgaat. Zij houden, bij de uitbotting,
geen geregelde orde , doch komen dan in het
aangezicht, dan op de borst, dan aan de ove-
rige deelen van het lighaam te voorfchijn ; zij
zien 'er dan niet zoo rood uit , als de goedaar-
tige Pokjes, blijven klein, bleek, waterachtig,
veroorzaaken eene flerke jeukte, komen niet
enkel te voorfchijn, doch loopen terflond toe
groote vlakken in een , zij krijgen nooit de hoog-
te van goedaartige Pokjes maar blijven plat,
en neergedrukt , en hebben het aanzien van eene
blaar, door branding, of eene Spaanfche-vlieg-
pleifler ontflaan; zij worden met geen goede
etter gevuld, maar Hechts met een waterachtig
vogt, zijn aan de punt niet volkomen rond,
maar meeflendeels plat, en als met een putje
ingedrukt.
Ge-
VAN DE KINDEn?OKJES. 55
Gevaarlijker is het, als deeze famenloopende
Pokjes eene geheel tegen- natuurlijke kleur aan-
nsemen , groen, paersch , of zvart uitzien;
als tusfchen de Pokjes zich een wie of rood
gierstuitflag vertoont, of roode, blauwe, en
zwarte vlakken te voorfchijn komen ; als de
Pokjes in de midden een zwart puntje krijgen,
en daar bij als invallen, wanneer zij 'er uitzien,
even als of zij met bloed gevuld waren; als de
hals daar mede bezet is , en de kinderen niet
flikken kunnen ; zoo de loop in de eerfle dagen
daar bij komt, als de Kinderen . flerk uit djen
adem ruiken, als dat, 't welk met den afgang
geloosd wordt , niet alleen zeer flinke , maar
ook met bloed en etter vermengd is ; als 'er
persfingen en pijn de ontlasting van de pis ver*
zeilen, dezelve zeer bleek uitziet, of bloed daar
mede vermengd is; als de pis en afgang, zonder
weeten van den lijder wegloopen, de pols zeer
zwak is, en een koud zweet over het geheele
ligha.am zich verfpreidt.
Hoe meer kwaade tekenen deze famenloopen-
de Pokjes verzeilen, hoe gevaarlijker zij zijn,
en als zij in het midden een blauwe of zwarte
vlekkrijgen, als zij door eene vlekkoorts verzeld
worden , als de Pokjes volkomen blauw ofzwart
worden, als 'er bloed met de pis ontlast wordt,
dan zijn zij doorgaans altijd doodelijk. De ge-
% D 4 va
$6 VAN DE KINDEPOKjlS.
vaarlijkfte dagen in deeze foort van Pokjes zijn
de elfde, veertiende, zeventiende, en eenen-
twintigde ; fchoon veele Kinderen r in zulke
omftandigheden , ook nog na den eenentwintig-
den dag fterven.
Offchoon nu de goedaartige Pokjes op zich-
zelven niet doo de lijk zijn, zoo kunnen dezel-
ven, kwaalijk behandeld wordende, zeer ligt
met zwaare toevallen vergezeld gaan, ja zelfs
den dood na zich fleepen. Daarom , als de
goedaartige Pokjes regeeren , en de opgenoemde
toevallen bij de Kinderen befpeurd worden,
heeft men voor alle dingen daarop te letten,
dat dezelven noch door heete geneesmiddelen,
noch door een al te warm vertrek, verergeren.
Als de Pokjes algemeen heerfchen, en de Kin-
deren over niets klagen , is het zeer goed , als
hun een zagt buikzuiverend: middel gegeeven
wordt, om daar door de onzuiverheden uit het
lighaam weg te voeren , en de PokftofFe zoo
veel te onfchadelijker te maaken.
Tot dit oogmerk kan men den Kinderen, die
onder een jaar oud, of een weinig daar over
zijn, een half of een geheel loot gezuiverde
manna in gerftenwater geeven; of een half of
heel loot fijroop van manna of rhabarber, des
morgens in eens, en, als de kinderen zuigen,
aan de minne de bekende piiien van Hoffman,
Stat^
TAN DE KINDERPOKJKS. 57
Stahl, of de pihilae polychrijlae, die in alle Apo-
theeken te krijgen zijn, tot vijftien of twintig,
laaten neemen. Die twee, drie, en meer jaarea
oud zijn , kunnen een drachme zenebladeren,
waar van de fleelen afgeplukt zijn , gebruikea.
Men doet deeze in een aarden pot, giet het
achtfte deel van een pint kookend water, of, het
geen beter is, pruimenfap , daarop, dekt de
pot toe , en laat die zoo hing ftaan , t;ot dat koel
wordt ; alle upr kan men drie of vier fpijslepels
vol daar vangeeven, tpt dat 'er ontlasting komt.
Door fuiker naar genoegen daar bij te, doen kan
men dit middel fmaakelijker maaken.
Als de Pokjes regeeren, is het ook volftrekt
noodzakelijk, dat men den kinderen' geen vleesch
geeve , vooral geen fpek , of ham, bedorven
brood, of koeken, dewijl door zulke voedfels
het bloed en de overige vogten tot verrotting
overgaan, en de Pokjes van een kwaaden aart
worden.
Wanneer de kinderen beginnen teklaagen, en
men uit de opgegeevene tekenen befpeurt, dac
de Pokjes te voorfchijn zullen komen, dan moet
men de zieken, is ,het mogelijk, van de gezon-
den, afzonderen, dezelven, naar maate van de
omftandigheden in een ruim vertrek brengen,
en ook daar voor zorgen , dat niet te veel zieken
in een vertrek gehouden worden. Des zomers
D 5 b
$$ VAN DE KINDERPOKJES;
is het altijd beter, als men zulk een vertrek ka»
kiezen , dat niet tegen het Zuiden ligt , en den
geheelen dag aan de heeteZan bloot gefield is \
de lijder moet , in deezen tijd van het jaar,
weinig gedekt zijn ; de venfiers moeten op den
dag eenige maaien geopend worden, opdat 'er
verfche lucht inkome , vooral , als de Pokjes
teginnen te zweeren , doch daar bij moet men
den lijder voor togt én koude wel bewaaren.
De lijder moet met het aangezicht niet naar de'
zon gekeerd liggen , opdat de oogen door een
zoo helder licht niet ontflooken worden. In
het algemeeri moet men bij den zieken alle mo-
gelijke zuiverheid in acht neemen; het vertrek
3s morgens en 's avonds met jeneverbesfen , met
wijn- of bier -azijn, op een heeten fleen ge-
gooten, berooken, welklaatfle vooral bij famen-
loopende en kwaadaartige Pokjes te pas komt ;
ook kan men, als het zeer heet is, versch af-
gehakte takken van dennen- vleer- of linden-
boomen, in versch water zetten, en de lucht
daar door verkoelen. In den winter moeten
de vertrekken niet boven maate verwarmd
worden, de lijder moet niet digt bij het vuur
geplaatst , en luchtig gedekt worden ; eene
tegen overgeflelde behandeling brengt den lijder
het grootfle nadeel en gevaar toe; het bloeden
de overige vogten gaan tot verrotting over, de
Pofe
VAN DE KINDERPOKJES. $9
Pokjes , die tot hier toe goedaartig waren ,
worden kwaadaartig , en de meeftc kinderen
worden daar* door weggefleept. Gelijk het
dan over het algemeen beter is, dat de ver-
trekken te koud, dan te heet zijn, zoo moet
men echter ook hierin de middelmaat houden,
en de kinderen niet moedwillig aan een fterke
koude of togt bloot flellen.
Even eens is het met de zaak geleegen, wan-
neer men den kinderen , zoodra men merkt,
dat zij de Pokjes krijgen , zeer heete middelen
om uit te drijven , als theriakel , uitgeperst
fap van fchaapen keutels , of ganzendrek, koorn-
of andere Brandewijn , en foortgelijke verhit-
tende dingen , te drinken geeft. Een Heel-
meefter heeft daar voor te zorgen , dat zulks
niet gefchiede, dewijl door alle zoodanige ver «*
hittende middelen , het bloed in de fterkfte be-
weeging gebragt, de koorts zeer vermeerderd
wordt , alle vogten tot verrotting beginnen
overtegaan , de Pokjes zeer kwaadaartig wor-
pen , de zieken daar. door niet alleen in een
fterke razernij ver vallen,, of zwaaren loop krij-
gen , maar ook voorzeker daar door wegge >
fleept worden.
De beste drank, dien men den kinderen, ge-
duurende den loop deezer ziekte, geeven kan,
beftaac uit een pint zuiver water , waarin een
thee-
6ö VAN DE KINDÊRPOKJES.1
theekopje vol wijn -azijn, of eens zoo veel
tier -azijn, met twee of drie fpijslepels vol ho-
nig gedaan is, en dit alles wel onder een ver-
mengd, en eenigzins lauw gemaakt is. Men
kan ook een' goeden drank bereiden , als men een
hand vol kersfen met even zoo veel zuivere
gerst, en twee pinten water, drie vierdendeel
uurs in een aarden pot laat kooken , en dan
doorzijgt. Men kan deezen ^drank geduurende
de geheele ziekte gebruiken, doch, als de. zie-
ke veel Pokjes in de keel heeft, en de flikking
daar door moeielijk is , moet men nu en dan
gerftenwater , o-f foortgelijke dranken laaten
gebruiken. Thee met melk, drie deelen water
en een deel melk, gekaamde melk, zijn ook
goede drajikeri, doch als men deeze ge-eft, moei-
de lijder niets zuurs gebruiken , dewijl dan de
melk in de maag en darmen kappelt , onder-
fcheiden toevallen, en fomtijds den loop, ver-
oorzaakt. Men maakt een' zeer goeden drank,
vooral in het begin deezer ziekte , als men op
gedroogde vlierbloemen kookend water giet ,
en dit , even als thee # met een weinig melk ge-
dronken wordt. Men moet den lijder altijd
veel laaten drinken, doch niet te veel op eens.
Wat de fpijzen aangaat, men moet den lijder
geduurende de geheele ziekte nooit aanzetten
om voedfds te gebruiken $ als hij iets verlang*
te
TAN DE KINDRRP0KJE5. 6l
te eeten, kan men hem wat 'gepaerelde gcerst ,
dun gekookte rijst, gekookte pruimen, kersfexi)
befchuit, goed gebakken en geen Tersch brood,
met een weinig verfche boter befmeerd , geeven ,
of foorcgelijke fpijzen , naar maate de eene of
andere meer in gebruik is. Spinachie, wortelen,
en groentens van deezen aart kunnen met nut
toegediend, en ook zeer rijpe kersfen en aar-
beien tot verfrisfching nu en dan gegeeven
worden. Als de Pokjes iamenloopen, en de
kinderen zeer krachteloos liggen, dan kan men
dezelven citroenen fap met fuiker , en des zomers
uitgeperste aalebesfen , aarbeien , moerbeien 9
braamboozen met fuiker, lepels wijze ,• toerei-
ken. Zij , die daar toe gelegenheid hebben^
kunnen dagelijks een, twee, of drie fpijslepeh
vol moefel- of rhijnfchen wijn geeven , of ook:
een of meer fneeden brood een weinig laaten
rootten, met deezen wijn befproeien, met een
weinig kaneel en fuiker beftrooien^ en dit tot
verfterking laaten gebruiken. Doeji over het
algemeen moet men foortgelijke zieken , alle
vleesch , visch , grove, harde, onverteerbaar
re, vette , meelachtige , winderige, alle ge-
bakke , gebradene , fpijzen, onthouden, de-
wijl daardoor het bloed en de vogcen tot ver-
rotting overgaan, welke verfcheiden toevallen
ver* wekt. In tegendeel kan men ligt te vertee.
ren
6 2, VAN DE KINDERPOKJE*.
renfpijzen, geele wortelen , zuuring, zellerei,
pieterfelie*, in flap vleeschnat gekookc 5 zoo
'er trek tot voedfel is, aanbieden.
Als 'er zich veele Pokjes in de keel gezet
hebben, en de flikking daar door moeielijk is,
dan kan men een hand vol falie met een weinig
vlierbloemen en kaasjes kruid, in een halve pint
water kooken , en daar onder een lepel vol ho-
nig mengen : hier mede moeten de kinderen
naarftig gorgelen , of daar van dagelijks drie
of vier maaien een halve fpijslepel zagtjes
doorflikken; is de keel zeer erg, dan legt men
rondom den hals verfche zuurdeeg met gefloo-
ten mostaart.
Als de Pokjes in zweering ftaan , en de lijder
dan in drfe of vier dagen geen ontlasting heeft,
is zulks van geene beduiding; doch, als in de
eerlïe dagen der ziekte het lighaam niet naar
behooren open is, dan kan zoodanig eene ver-
ftopping of door pruimenfap, of door manna ,
zenebladeren , gelijk boven gezegd is , doch
het best door een verzagtend klijfteer , tegen-
gegaan worden. Is de neus zeer flerk door
de Pokjes verftopt , dan kan men bij zuigende
kinderen een weinig zog in den neus brengen ,
of een fpons, gedoopt in warme melk, voor den
neus houden, en hun op zoodanig eene wijze,
lucht verfchaffen. Opdat de oogen geen na-
deel
▼ AN DB KINDERPOK JES. 6$
tleel krijgen , is het nuttig, in het begin der
ziekte, eer de Pokjes te voorfchijn komen, de
oogen eenige reizen daags met lauw water , of
melk , door middel van een zagt lapje uit te
wasfchen. Is het wit der oogen zeer rood, zijn
de oogleden dik en gezwollen , dan kan men
gevoegelijk een paar maaien de waasfem van
gekauwde kruidnagelen, venkelzaad of laurier-
besfen in de oogen brengen; doch als zij vol-
komen toe zijn, dan is het zeer nuttig, dezel-
ven met warme melk, waar in vlierbJoemen ge-
kookt zijn , naarftig en zagtjes te wasfchen , de-
wijl daar door de oogen zoo veel te eerder open
gaan, en de fcherpe floffe belet wordt dezelve
aantevreeten. Wanneer de Pokjes beginnen
te droogen, en af te vallen, is het vooral noo-
dig een zagt, buikzuiverend, middel uit manna,
zenebladeren , rhabarber , te geeven, en, naar
gefteldheid van zaaken, te herhaalen. Als de
ziekte over is , moet men zeer omzichtig met
eeten en drinken te werk gaan, alle harde, gro-
ve , onverteerbaare , meelachtige , en vette,
fpijzen vermijden , dewijl de kinderen anders
zeer gemakkelijk in uittecrende ziekten ver-
vallen.
Deeze is de behandeling der gewoone , goed-
aartige , Pokjes bij kinderen. Bij volwasfefien
heeft de zelfde plaats , doch het fpreekt van
zelve ,
64 VAN DE KINBERPOKJES.
zelve, dat de Heelmeefler dan andere midde-
len geeven moet, en daaromtrent heeft hij zidi
te richten naar de gefleldheid van den zieken ,
en de foörtvan koorts. Is deeze meer van eenen
ontfteekingsaart , dan moet zijne behandeling
zijn , zoo als geleerd is , wanneer men van de
ontfleekingskoortfen fprak, dan moet hij den
lijder zagte ontlastende en verkoelende midde-
len geeven , en foortgelijke levensregeling
voorfchrijven. Is de lijder zeer volbloedig ,
heet, dorflig, is de huid gefpannen, droog,
is de pols flerk, en willen de Pokjes niet vol-
komen uitkomen ; dan neemen eene aderlaating
op den arm $ naar de gefleldheid van den lijder,
en de omftandigheden ingericht ,, weekmaaken-
de klijfteeren, lauwe hand- en voetbaden, dik-
wijls zeer fchieüjk deeze hindernisfen weg, en
de Pokjes komen terftond te voorfchijn.
Doch is de koorts meer van een' galachtigen
aart , gelijk zulks doorgaans plaats heeft bij
kwaadaartige Pokjes , dan moet de behandeling
meer ingericht worden naar die, welke in zoo-
danige koortfen te pas komt , zuurachtige ,
zagte afvoerende , middelen, zuure dranken 8
komen dan vooral en bij tijds te pas.
Een Heelmeefter moet echter in zulke gevallen
zich niet al te zeer vertrouwen, maar zoodra de
Pokjes in zijn diftrict algemeen beginnen te re-
geeren,
VAN DE KIND E FOK J E S. ffj
geeren, zich bij een' Geneesheer vervoegen,
dien alle toevallen, welke hij befpeurd heeft,
opgeeven ; en dit is vooral dan noodig, als de
Pokjes zeer kwaadaartig worden , moeielijke en
bedenkelijke toevallen zich daarbij openbaaren,
en veele lijders daar aan fterven.
Fan de Mazelen.
De Mazelen heerfchen doorgaans , even als
de pokjes, algemeen, en tasten het meest de
Kinderen, doch ook fomtijds volwasfenen aan.
Meeftendeels zijn zij niet kwaadaartig, hoewel
men nu en dan zeer kwaadaartige Epidemien
waargenomen heeft. Daarop moet een He,el-
meefler wel letten; want de geheele behandeling
hangt daar van af. Gemeenelijk is de koorts
van eene onfteekings-aart ^ doch als» er op den*
zelven tijd kwaadaartige en Rotkoortfen regee-
ren , dan neemt zij zeer ligt den aart daar van
aan; en voegen zij zich bij de pokjes, dan zijn
zij gevaarlijk.
De gewoone voorboden deezer ziekte zijn*
eene kwalijk gefteldheid, ongeduurigheid, ver-
wisfelende koude en hitte , hevige hoofdpijn bij
volwasfenen , meer flaperigheid bij kinderen ,
pijn in de keel , en 't geen het zekerfte teken
is % dikwijls hoeden en niezen , aanmerkelijke
E rood-
66 VAN DE MAZELEN.
roodheid en hitte in de oogen, waar bij deze!-*
ven zwellen , en zoo aandoenlijk zijn , dat zij
geen licht kunhen verdraagen , terwijl teffens
uit neus en oogen een fcherp vogt loopt. Wan-
neer deeze toevallen waargenomen worden , en
de Mazelen op de plaats regeeren , kan men ze-
ker zijn, dat de lijder dezelven krijgen zal.
De genoemde toevallen neemen den tweeden
en derden dag toe , het aangezicht zwelt meer
op, de lijders klaagen over benauwtheid, zwaar-
te in het hoofd en op de borst , pijn in de keel,'
en lendenen , neiging tot braaken , buikpij-
nen; fomtijds komt daar bij eene braaking van
galachtige -doffe, of een loop.
Als de ziekte zeer kwaadaartig is , raakt de lij-
der aan het ijlen, en vervalt in eene ilaapziekte ,
waar door hij in het grootfle gevaar geraakt.
Op het einde van den derden, of het geen
meer gebeurt, den vierden dag, komen 'er in
het aangezicht kleine- roode vlakjes te voor*
fchijn, die 'er even als vloobeeten uitzien, en
den volgenden dag tot roode, breede, vlakken
inéén loopen, welke weinig boven de huid Ver-
heven zijn. Deeze 'vermeerderen langzaamer-
hand, en komen op de overige- deeleh van het
lighaam te voorfchijn, doorgaans 't meest op
de borst en den rugge. Na de uitbotting ver-
dwijnen de meefte toevallen , als de Mazelen
goed-
VAN DÉ MAZELEN. tf 7
goedaartïg zijn, echter niet altijd, want fom-
tijds vermeerderen fommige, vooral de hoesc.
Dikwijls verfchaft eene braaking van galachtige
ftoffe, van zelve ontftaan, de meeflc verligting,
Somtijds openbaart zich een flerke neusbloe-
ding, die de pijn in het hoofd, de oogen, en
keel, wegneemt.
Den zesden of zevenden dag Worden de vlak-
ken bleeker , drooger , en vallen als fchilfers af,
de zwelling verdwijnt, en de koorts houdt bijna
volkomen op ; den achtflen dag verdwijnen de
vlakken op het geheele lighaam > den negenden
fciet men dezelven niet meer, en de lijder is,
als alles geregeld gaat, gemeenlijk volkomen
zonder koorts , en bevindt zich zeer wel. Dè
ziekte is echter nog niet ten eenenmaale over-
wonnen; want, zoo 'er geduurende de ziekte,
geene ontlasting heefc plaats gehad, door braa-
kingen, afgangen, of neusbloedingen, of zoo
'er thans niet eenige verligtende afgangen, of
ten minften foortgelijk zweet zich opdoen, zoo
de lijder koude vat, dan komt 'er zeer Ugt een
nieuwe, flerke, koorts; de fcherpte, die nog
niet volkomen uit het lighaam is, valt op de
longen , en maakt eene longöntfleeking , of
geeft gelegenheid tot een' langduurigen hoest,
tot verzweeringen in de long, en uitteering.
Bij de geneezing der Mazelen heeft men zich
E 2 hoofd-
6$ VAN DE M A Z E L E K.
hoofdzaakelijk te richten naar de drie tijdperken.
Deeze zijn de volgende, i.) De tijd der be-
fmetting gaat van het begin der ziekte tot aan
de uitbotting. 2 ) Het tijdperk der uitbotting
begint met de uitbotting, en ftrekt zich uit tot
op den tijd , dat de Mazelen beginnen aftefchil-
feren. 3.) Het derde tijdperk, met de zesden
of zevenden dag beginnende , wanneer de Ma-
zelen beginnen aftefchilferen , eindigt met den
negenden of tienden dag, wanneer de vlakken
verdweenen zijn.
In het eerfle tijdperk wordt , als de Mazelen
goedaartigzijn , en de lijder geen ongemak op de
borst heeft, zelden iets anders vereischt, dan
eene goede oppasiing. De zieke moet liggen in
een ruim vertrek, waarin men altijd een zuivere
lucht houdt , in dit vertrek moet niemand
komen , dan die tot de oppasfing vereischt
wordt , en alle geraas moet vermijd worden.
Hetzelve moet meer donker, dan helder, zijn,
dewijl de oogen geen licht verdraagen kunnen-»
Dewijl de Mazelen zoo ligt inflaan, moet alle
togt vermijd worden. Tot fpijs geeft men
niets anders, dan rijde -haver- of gerflen flijm
met rozijnen gekookt, gekookte boomvruch-
ten, waterfoepen, waarin Spinachie, Sellerij,
Pieterfelie, Zuuring, gekookt zijn. De beste
drank is een dun Gerftenwater N°. 1. met
VAN DE MAZELEN. $9
honig , of een afkookfel van kersfun , of
pruimen. Zuure zaaken durft men zelden geeven
om den hoest.
Zijn de Mazelen, welke regeeren, boosaar-
tig, en de koorts, hitte, en benauwtheid aan-
merkelijk, dan moet men eene aderlaating in het
werk ftellen, vooral indien de lijder volwasfen,
volbloedig, de pols vol en fterk is; doch is de
pols klein en zwak , zijn de koorts en andere
toevallen niet zwaar , of ontbreeken de krach-
ten, en is de ziekte meer vaneen' rottigen
aart, dan komt eene aderlaating niette pas.
Befpeurt men poogingen tot braaken , een
onzuivere tong, bitteren fmaak, oprispingen,
draaijingen in het hoofd, hoofdpijn, of braakin-
gen zelve, dan moet men deeze ontlasting be-
vorderen. Men laat, tot dit oogmerk, veel lauw
water met boom -olie, of ongezouten boter ,
of thee van kamillenbloemen drinken. Volgt
daarop geene braaking, dan geeft men aan vol-
wasfenen het poeder N°. 2, of van het middel
N°. 3. zoolang, tot dat 'er braakingen volgen,
en laat daarop naarftig lauw water drinken, tot
dat de braakingen ophouden. Aan kinderen
geeft men van dit zelve middel, zoo dikwijls een
theelepel vol , tot dat zij eenige reizen braaken.
Ontdekt men deeze tekenen niet, maar veel
eer een' opgezetten buik, pijnen', rommelin-
E 3 gen
"j VAN DE MA f E L E N.
gen in denzelven, persfingen tot afgang, dan
geeft men een zagt buikzuiverend middel. Aan
volwasfenen, naar maate van de omflandighe-
den, No. 4. 5. 6. of 10; Aan kinderen naar
maate van de verfchillende jaaren , de middelen in
de verhandeling over dePokjes, bladz. 57. voor-
geflagen. Schoon 'er van den beginne af buikpij-
nen en flerke afgangen tegenwoordig waren ,
moet men echter een zagt buikzuiverend mid-
del geeven.
Daarna laat men verkoelende middelen , als
*N0. 8-, en kinderen eenige reizen 's daags vijf-
tien tot twintig grein van de Magnefia alba , ge-
bruiken , veel drinken , en als de hitte zeer
fterk is , een dunner dekfel op het bed leg-
gen.
Voor de oogen moet men insgelijks zorge
draagen ; dit gefchiedt , als men al het licht
wegneemt, dikwijls in dezelven een weinig lauw
roozenwater droppelt , om he$ fcherpe water
aftefpoelen.
De neusbloeding, zoo deeze zich mogt open-
baaren, moet niet te vroeg gefluit worden ; de^
zelve neemt de ijlhoofdigheid weg. Zoo de-
zelve evenwel te zwaar was , en men gevaar
daar van te vreezen had , dan moet men de-
zelve terftond (tuiten. In de verhandeling over
4e neusbloeding zijn de omfbndigheden , bij
welken
VAN DE MAZELEN. 71
welken dit gefchïeden moet , en de midde-
len, welke men daartoe moet aanwenden , 0p-
gcgeevcn.
Al te hevige braakingen worden verzagt ,
als men drooge zakjes met kruis en munt en een
weinig faffraan, of ook een dikke pap van rog-
gen-brood, kruis en munt , en wijn -azijn ge-
kookt, maatig warm in een doek op de maag
legt. Zoodra de Mazelen te voorfchijn geko-
men zijn. , houdt het braaken doorgaans van
zelve op.
Als de afgangen niet al te veel zijn, niet al te
lang duuren, en afmatten, zoo zijn dezelvenmeer
voor- dan nadeelig, en zij moeten niet gefluit
worden. Doch heeft het tegendeel plaats, dan
geeft men derhabarber in kleine giften, aan vol-
wasfenen N°. 7. a. , aan Kinderen de flroop van
rhabarber eenige reizen een theelepel vol, en
laat veel foep van rijst , geparelde gerst , gerst,
of haver gekookt , drinken ; en , als daar bij zwaa-
re buikpijnen zijn , die niet verdwijnen , als
men warme fervieten aangelegd heeft , dan
kan men een maagp leider ( Emplaftnim Jioina-
chic. qfficin. ) rondom den navel leggen.
De hoest is het moeielijkfbe toeval bij de Ma-
zelen, doch in dit tijdperk zelden gevaarlijk,
Ken weinig zoet -hout , görften - fuikör (faccha-
rum hordcaiura) in den mond genoomen , en wa-
E 4 ter
fl VAN DE MAZELLN.
ter met 'rijst gekookt , verzagt denzelven dik*
wijls, doch het meest thee van vlierbloemen
met een vijfde deel melk en een weinig honig,
Jauw gedronken.
Wordt de keel aangedaan , dan maakt men
aanftonds gebruik van gorgelwater; falie, kaas-
jes-kruid en vlierbloemen, in water gekookt ,
met een weinig honig , zijn daartoe dienflig , is
dezelve inwendig zeer gezwollen , dan legt men
versch zuurdeeg , met mostaart beftrooid ,
rondom den hals.
Wanneer de vierde dag nadert, zoo moet de
zieke zich zoo ftil , als mogelijk is, houden, en
geduurig , niet in zweet , maar in eene zagte
uitwaasfeming liggen , dewijl de Mazelen dan
het best uitkomen. Men moet veel, lauw,
vogt drinken , zich voor kcude , fchrik , en
toorn wachten. Zoo de uitflag niet te voor-
fchijn wil komen, en klaagt de lijder over be-«
nauwtheid, is hij ijlhoofdig, of krijgt hij ftui-
pen, dan geeft men, aan volwasfenen, herhaal-
de reizen, het Poeder N°. 25. , en laat bij aan-
houdendheid thee van vlierbloemen drinken.
Het middel N°. 3. lepelsgewijze gegeeven, be-
vordert dikwijls zeer fchielijk de uitbotting, de-
wijl het niet alleen braakingen verwekt, maar
ook een zagt zweet voortbrengt.
Z\]n dz Mazelen zeer rood , en is de zieke
zeer,
VAN DE MAZELEN. 73
zeer heet, dan moet men hem verkoelende mid-
delen laaten gebruiken, en veel drinken. Hier
van is reeds in het eerde tijdperk gefproken.
Slaan zij in , en verdwijnen zij dus te vroeg ,
dan laat men naarftig van de Kampherpoeders
N°. 25. gebruiken, en dikwijls thee van vlier-
of kamillen bloemen drinken, legt terftond een
fpaanfche- vliegpleifter aan de kuiten,, of, als
de lijder zeer maalt, of altijd flaapt, in den nek,
In het derde tijdperk komen de gevaarlij kfte
dagen , en deeze verdienen zoo veel te meer
oplettendheid , dewijl men thans reeds buiten
alle gevaar denkt te zijn. Men moet daarom
wel achtgeeven op den lijder, en alle misflagen
voorkomen. De toekomende gezondheid van
hem hangt volftrekt van deezen tijd af. Is de
huid week, de pols wel vol maar zagt, dan heeft
men een zagt zweet of vermeerderde uitwaas-
feming te verwachten, waarmede de koorts ver-
dwijnt, en dat moet men dan , door naarftig te
drinken en flil te liggen , bevorderen , doch niet
door heete middelen dwingen. Als de koorts
af is, geeft men eens of tweemaal een buikzui*
verend middel.
Is, integendeel, de huid droog , de maag
opgezet, heeft de lijder rommelingen en pijn
in den buik, dan volgt 'er doorgaans een loop,
en wel zoo fchielijk, dat dikwijls tien, twaalf,
E 5 W
74 VAN DE MAZELEN.
en meer afgangen kort op elkander volgen.
Gemeenelijk Is dit eene heiJzaame fcheiding der
ziekte, en dit befpeurt men, als de lijder vro-
lijk wordt, de. koorts , hoest , en andere toe»
vallen , afneemen ; in dit geval moet dezelve
ook niet gefluit worden, de ontlastingen hou-
den van zelve op , en de zieke wordt gezond.
Als zij echter te hevig zijn , en den lijder al te
zeer verzwakken, of ook al te lang duuren, dan
moet men dezelven op die wijze , als- in het
eerfle tijdperk gezegd is, fluiten.
Breekt de ziekte op geene der genoemde wij-
zen , ook niet door eene rijkelijke ontlasting
van pis , houdt de koorts en hoest aan , of neemt
dezelve toe, en wordt de ademhaaling benauwt,
heet, worden de wangen rood, klaagt de lijder
over pijn in de zijde en op de borst, dan ziet
het gevaarlijk met hem uit, hij krijgt een heete
koorts met het zijdenwee of eene longöntflee-
king. Men moet in dit geval terflond eene a-
derlaating in het werk ftellen , een fpaanfche-
vliegpleifcer aanleggen , en in het algemeen al
dat geene waarneemen, 't welke in de verhan-
deling over deeze ziekten gezegd is.
Bemerkt men integendeel , dat de koorts wel
afneemt , doch zich echter alle namiddagen weder
openbaart , en daarbij benauwtheid op de borst
en heeschheïd komt, dat 'er etter uitgeworpen
worde,
VAN DE MAZELEN. 75
wordt, dan moet men, als de lijders volblocdig
zijn,zoetwei laaten drinken ;doch zoo 'er gecne
voJbloedigheid is , laat men een' geruimen tijd
alleen melk en water drinken, en zagte, flijme-
rige, fpijzen, uit het rijk der planten, moeten
de eenigfle voedzels zijn. De Koortsbast en
de Yslandfche mos, met melk gekookt, zijn in
dit geval een voortreffelijk middel. Men drinkt'
van die melk zóo veel, als de maag verdraagen
kan, doch onthoudt zich van alle harde, onver-
teerbaare, zuure, ingezouten fpijzen, en maakt
dikwijls in de open lucht eene zagte beweeging.
Als de hoest lang aanhoudt en droog blijft,
heeft men hetzelfde in acht te neemen , en
daarenboven moet men den waasfem van warm
water inademen.
De ontfteeking der oogen overwint men daar
door , dat men bloedzuigers aan de flaapen van
het hoofd , en onder de oogen plaatst , of
drooge koppen in den nek zet.
Van de Roodvonk, Scharlaken en Netelkoorts.
De Roodvonk (mbeola) wordt van de Maze«
Jen daar door ünderfcheiden,dat de Koorts niet
met traanende oogen, en hoest, maar meeilen-
deels met pijn in de keel begint. De uïtflag is
meer verheven , en bevat eene etcerachtige
vog-
f6 VAN DE ROODVONK,
vogtigheid, en dezelve verdwijnt niet door af>
fchilfering, maar door eene geheele vervelling.
De geneezing is dezelfde, als bij de mazelen.
Alles komt aan op den aart van de koorts en de
omflandigheden. Op de kwaade keel moet men
wel degelijk nauwkeurig acht geeven.
Bij de Scharlakenkoorts (febris fcarlatina)
neemt men dezelfde toevallen waar, als bij de
mazelen. Den derden of vierden dag ziet men
in het aangezicht en op de overige deelen, zeer
kleine roode ftipjes in eene groote menigte,
die zich fchielijk uitbreiden, in een loopen, zoo
dat 'er eene hooge roodheid , even als van
Scharlaaken ontftaat , welke of het geheele lig-
haam of een groot deel van hetzelve bedekt ;
den zevenden of achtften dag verdwijnt deeze
roodheid weder, en dan fchilfert de huid af.
Deeze ziekte gaat zeer dikwijls terftond ver-
zeld met eene gevaarlijke keelöntfleeking, die
fomtijds zeer kwaadaartig is , en ligt in eene
rotting of het vuur overgaat. Men moet dit
toeval met opzet behandelen , en daar in te werk
gaan volgens de regelen, die voorgefchreeven
zijn in de Verhandeling van de kwaade Keel
bladz. 35 , en verder in de geneezing even als
in de mazelen.
Als de lijders zich, na de affchilfering , niet
zeer in acht neemen, en vooral zoo zij zich te
vroeg
SCHARLAKEN- EK KETEL KOORTS. 77
vroeg aan de koude bloot (lellen, zoo ontftaat
zeer ligt eene waterachtige zwelling, die in eene
•Waterzucht overgaat.
DeNetel-koorts (febris urticata) heeft haaren
naam gekreegen van den eerst jeukenden en na-
derhand brandenden uitflag. Bij eene aanhou-
dende koorts komen den derden of vierden dag
op onderfcheiden deelen kleine blaasjes, over-
eenkomende met die , welke door brandnete-
len ontdaan. Behalven de lastige jeukte en
branding is niets bijzonders aan dezelven. Dee-
ze ziekte is doorgaans ook niet gevaarlijk , en
wordt, als alle overige foorten vanuitllag, op
de voorfchreeven wijze geneezen.
Van de Roos.
De Roos (Eryfipelas) is eene ontfteeking ,
die zich over de oppervlakte der huid ver-
spreidt. Doorgaans tast zij het aangezicht of
de beenen aan. De huid wordt gefpannen ,
ruuw en rood ; de roodheid verdwijnt, als men
met den vinger daar op drukt, en komt weder,
wanneer de drukking ophoudt. De lijder wordt
in het aangedaane deel eene brandende hitte
gewaar, die hem ongeduurig maakt, en den
(laap belet. Doorgaans duurt de ziekte niet
boven de zeven dagen, en dan fchilfert de huid
af.
}8 VAN DE ROOS
af. Somtijds is zij van erger aart , ja zeerkwtad-
aartig. De koorts is de hoofdzaak, en deeze
is gemeenelijk eene ontfteekingskoorts , waarme-'
de eene galachtige fcherpte gepaard gaat; fom-
tijds is zij van een' rottigen aart; en naar maate
van deeze verfcheidenheid moet de behandeling
ook ingericht worden.
De levensregeling van den lijder moet zijn
even als in heete Koortfen. Is de koorts van
eene' onfteekingskoorts-aart ,de pijn en ontfhee-
king flerk, dan moet men eene aderlaating in
het werk {lellen. Men doet in deeze ziekte
beter , de aderlaating te herhaalen , dan te
veel bloed op eens aftetappen. Vervolgens
laat men lauwe voetbaden gebruiken , en klij-
fleren zetten , en behandelt verder de ziekte
als eene heete koorts , echter met dat onder-
fcheid , dat men hoofdzakelijk ook daarop
lette, de galachtige ftoffe en fcherpte' uit het
lijf te brengen. Men moet daarom terilond
zagte buikzuiverende' middelen, bij voorbeeld,
room van wijnfteen (cremor tartari ) roet rhabar-
ber, of alleen, geeven, en veeJe ziwirachuge
dranken Iaaten gebruiken.
Js de koorts van een' rottigen. aart , daa
moet de behandeling ingericht worden , als m
de rotkoortfen.
Men moet alle zorg draagen , das de roosniet
ia-
VAN DtROOS. 1$
fnflaa , en op inwendige deelen valle, dewijl
daar uk, naar maate van den aart der deelen,
de gevaarlijkfte toevallen en ziekten, als ont>
fleekingen in de hersfenen, de long, darmen,
keel , ontftaan kunnen- Men moet daarom
fpocdig de roos wederom te voorfchijn trach-
ten te brengen; en dit gefchiedt , als men eene
aderlaating in het werk fielt , aan de beenen
Spaanfche-vliegpleifters aan legt, en rijkelijk
laat drinken een aftrekfel van vleerbloemen met
falpeter. Is de lijder benauwd op de borst , of
heeft hij daar pijn, dan legt men de Spaanfche-
vliegpleifter op het aangedaane &ee\ ; in eene
keelöndleeking aan den hals.
Uitwendige middelen zijn zelden van nut ,
felle olieachtige , vette , zaaken , zalven , moeten
wegblijven , rij maaken zeer ligt , dat de Roos
tot verettering overgaat , die dan niet , gelijk
bij andere ontfteekingen afloopt, maar zeer ligt
in het vuur , of tot kwaadaartige en langduurige
verzweeringen overgaat. De eenigfte midde^
len, die hier te pas kunnen komen, vindc men
bij N°. 26. opgegeeven.
Menfchen, die dikwijls met de Roos ge-
plaagd worden, moeten alle vette en flijmerige
f p ijzen, alle gebak, wildbraad, varken -vleesch,
fpecerijen , verhittende dranken , geweldige ge-
moeds- aandoeningen, vooral toorn en fchnki,
eene
80 YAN DE-ROOS.
eene fittende levenswijze, en fchielïjke verköu>
wing mijden. Hun voornaarafte voedfel moet
beftaan in groentens, boomvruchten , zuure
zaaken, en zulke, die het lighaam open houden,
^ater, of dun, doch wel gegist, bier, drinken,
er* dikwijls, vooral 's avonds, room van wijn»
fteen, of het poeder N°. 8. gebruiken.
Van de Verkoudheid en het Hoeftcn.
De Verkoudheid en het Hoeften zijn op zich
zëlven niet gevaarlijk docht zij kunnen het
worden door verzuim, en het gebruik van heete
middelen, zelfs in eene long - teering overgaan.
Bij eene geringe Verkoudheid en Hoest heeft
men zelden noodig , iets te gebruiken , men
moet zich maar iets warmer houden, dan naar ge-
woonte , iets maatiger leeven, veel drinken,
en eenige reizen 's daags van het poeder N°. 7.
a. of N°. 8. neemen ; en 's avonds voor dat men
zich te flaapen legt, eenige kopjes van een af-
trekfel van vleerbloemen met honig drinken.
Is de hoest geweldig, en houdt dezelve lang
aan, is de koorts flerk, met hoofdpijn, (lee-
kingen in de keel en borst verzeld, dan is het
noodig, dat men geregeld eenige middelen ge-
bruike.
1)
EN HET HOESTEN. 8t
i.) Als de koorts en hoest zeer zwaar zijn,
de pols vol is, zoo Helt men eene aderlaating
op den arm in het werk.
2.) Men laat veel drinken. Gerftenwater *
No. i. of een thee van borstkruiden N0. 17.
met melk, zijn de beste dranken.
3.) Lauwe voetbaden zijn 's avonds van nut;
men moet dezelven echter niet te heet mauken,
ofte lang daarin zitten, dewijl men dan koude
vat.
4.) Daar de maag doorgaans ook niet wel ge-
field is, geeft men van N°. ;.a. eenïge reizen
's daags, ook laat men met N(). 4. of 6. of met
twee loot zout van Glauber, zagt laxeeren.
5.) Alle verhittende, olieachtige, en zulke
middelen, welke om den hoest te Ruiten aan-
gepreezen worden, zijn zeer fchadelijk ; gelijk
ook wijn, brandewijn, vleesch, gezoute, taaie,
en meel- fpijz.n.
6 ) Zoo de hoest zeer droog is , en de flui-
men zeer vast zitten , dan kan men het poeder
N°. 18. of de droop N°. 19. gebruiken , of
ook een flukje fap van zoethout in den mond
neemen ; de waasfem van warm water, waarin
borstkruiden of lijnzaad gedaan zijn, inademen.
Wordt de hoest langduurig en de fluimen
etterachtig , klaagt de lijder over {leekingen
op de borst, teert hij uit , heeft hij dikwijls
F koorts,1
%t VAN DE KINKHOEST. #
koorts , vooral tegen den nacht, dan is hef
Zeer te vreezen, dat 'er eene longteenng. ont-
ftaan zal. De Heelmeefter heeft dan geen' tijd
te verzuimen, maar moet een Geneesheer te
hulpe roepen.
Van de Kinkhoest,
De Kinkhoest is gevaarlijker, en dikwijls het
gevolg van een verzuimden hoest , doch
meestaleene algemeen heerfchende ziekte in het
voor- en najaar, en tast voornamelijk kinderen,
zelden volwasfen menfchen , aan.
Dezelve begint gemeenlijk als een gemeene
drooge hoest , doch , nadat hij eenigen tijd
geduurd heeft, en men denkt , dat hij zal ver-
dwijnen, wordt hij fchielijk op eens kwaadaar-
tig De zieken worden benauwd op de borst,
voelen eene aanhoudende prikkeling tot hoeflen,
zonder dat zij iets opbrengen , en deeze hoest
is dikwijls zoo flerk, dat hun de adem als blijft
fteeken ; het aangezicht wordt rood., bruin,
blauw, de tong hangt uit den mond, en ^jj
fehijnen te zullen flikken. Dikwijls komt het
bloed uit neus en mond, dikwijls braaken zij
taaie il ij m , en dan houdt de aanval op. Ge-
meenlijk komt deeze hoest bij onderfcheidene
aanvallen, die dikwijls geregeld zijn. Hoe meer
e&
VAN DE KINKHOEST. 83
en zwaarder zij wederkomen , en hoe langer zij
duuren , zoo vee] te gevaarlijker is de zieke.
Bij de behandeling heeft men hoofdzakelijk
daar op te letten , dat men de fchadelijkheid der
toevallen vermindere, de flijm verdeele en ont-
laste , en dan hec verzwakte lighaam verflerke.
Is de lijder zeer volbloedig , het aangezicht
zeer rood , komt 'er veel bloed uit neus en
mond, dan moet men eene aderlaating in het
werk Hellen , of eenige bloedzuigers achter de
ooren plaatfen , dewijl men anders voor eene
longöntfleeking of het openberften van een
bloedvat te vreezen heeft; daarna kan men een
klijfteer zetten.
Om de flijm te verdeelen zijn de middelen
N°. 14. 19. of N°. 3. in zeer kleine giften *
dienftig. Opdat dezelve zich niet ophoope ,
en daardoor den hoest erger maake , is het
noodig, om den anderen of derden dag, een
buikzuiverend middel te geeven. Voor kinde-
ren is het middel No. 27. of 28. gefchikt.
Als de flijm in groote hoeveelheid in de borst
opgehoopt is, en, of door derzelver taaiheid ^
of door de krachteloosheid van den lijder niet
kan opgebragt worden, ismen dikwijls genood-
zaakt, een zagt braakmiddel te geeven, dewijl
men anders te vreezen heeft, dat de lijder zal
flikken. Het beste is N°. 3., nu en dan met
F 2 eert
$4 VAN DE KINKHOEST.
een lepel gegeeven, tot dat 'er eene braaking
v.olgt , waarna de lijder doorgaans zeer veel
verligting befpeurt, Men moet echter te vooren
zeker zijn , dat 'er geene ontfleeking plaats heeft ,
en dat de volbloedigheid, en de aandrang van
het bloed naar boven verminderd is door eene
aderlaating. Aan kinderen kan men hetzelfde
middel in kleinere giften , met een theelepel-
tje , geeven , tot dat 'er twee braakingen komen. *
Men moet met deeze middelen zoo lang voort-
gaan, tot dat de groote hoeveelheid ffijm uit
het lighaam gebragt, of ten minften zeer ver-
minderd is.
Is de^ hoest echter, en vooral des nachts, zeer
geweldig, dan moet men fomtijds een zagt ver-
doovend middel geeven. Van N°. 24. kan 's a-
vonds eenige reizen een fpijslepel vol genomen
worden. Aan kinderen geeft men een derde of
vierde deel.
Als de ziekte overwonnen , doch de lijder
krachteloos , is , dan geeft men best den koorta-
bast, in koud water getrokken, of het Extrac-
turn Cafcayffla aquofum, 'm water ontbonden.
Van de Aamborjliglmd.
"Er wordt hier alleenlijk van die Aamborflig-
heid(afthma) gehandeld, welke fchïelijk ont*
ïiaat , en den lijder fchijnt te zullen doen flikken,,
waas-
VAN DE AAMBORSTICHEID. 83
waarom hij ook eene fchielijke hulp vordert.
In eene langduurige Aambordigheid heefc een
Heelmeeder tijd genoeg, zieh naar een* Genees-
heer te begeeven, en dien raad te vraagen ,
het welk des te noodzakelijker is, dewijl deeze
ziekte uit zeer veele en zeer onderfcheidene oor-
zaaken ontftakt, en daarom ook dikwijls op zeer
onderfcheidene wijzen moet behandeld worden.
De foort van Aambordigheid, van welke hier
gefpropken wordt, ontflaat doorgaans oogen-
blikkelijk , of worde zoo geweldig , dat men
telkens denkt, dat de lijder flikken zal. Men
noemt dezelve daarom ook eene krampachtige
Aamborftigheid ( ajthma convuljïvum).
De oorzaaken zijn eene fchielijke terug ge-
dreeven fcherpte, of fcherp geworden doffe ,
die zich plaatst op de long, of de luchtpijp en
derzelver takken, en, of door eene prikkeling,
of door eene drukking, nadeel aanbrengt. Schie-
lijk te rug gedreeven zweet , uitflag,altefpoedig
geneezen oude verzweeringen , terug gedreeven
Honden , brengen dit ongemak zeer ligt te
voorfchijn ; en hetzelve kan ook bij andere
ziekten , de waterzucht , onderfcheiden onge-
makken van de long, ontdaan.
Het eerde, dat te doen is, bedaat daarin,
dat men den aandrang vermindert, en de vogten
yan de borst aileidc:
F 3 i.)vind*
%6 TAN DE AAMBORSTIGHEIB.
i.) Vindt men de pols hard en vol, dan komt
eene aderlaating op den arm te pas, en deeze
moet fomtijds herhaald worden.
2) Men plaatst terftond een fpaanfche-
vliegpleifter in den nek, ook wel aan de kui-
ten ; en deeze moet men een' geruimen tijd
open houden.
3. ) Men zet klijfleeren uit vlierbloemen, ïn
melk gekookt , waarbij men één a twee lepels
keukenzout kan doen.
4.) Vervolgens laat men handen en voeten
in lauw waur fleeken, thee van vlier en kamil-
lenbloemen drinken , eenige Hoffmans droppels
(liquor anodynus minsraüs Hoffmannï) op fuiker,
of in de thee gebruiken, en dan wacht men zagt
zweet , het welk dikwijls het kwaad wegneemt ,
wanneer het door eene fchielijk belette uit waas -
feming , of verdreeven uitflag veroorzaakt
is , en men fchielijk daar bij geroepen
wordt.
5. ) Daarna laat men een zagt buikzuiverend
middel uit manna en zout van Glauber, of room
van wijnileen , bij lepels neemen , en daar bij
naarftig de bovengenoemde thee, of lauw ger-
flenwater drinken.
6.) Zoo de kramp ongemeen zwaar was, dan
moet men den lijder zestien tot 20. droppelen
van het middel N°. 31. alle drie uuren geeven.
Als,
YAN DE AAMBORSTIGHEID. 87
Als de lijder van het grootfte gevaar van te
zullen flikken bevrijd is, dan moet men de oor-
zaaken nauwkeurig navorfchen, en deeze trach-
ten te overwinnen. Doch hiertoe is een kun*
dig Geneesheer noodig.
Fan de Beroerte.
De Beroerte ( /fpoplexia) is een fchielijk ver-
lies van alle zinnen en willekeurige beweegin-
gen , terwijl de pols blijft flaan , en de adem-
haaling moeielijk is. 'Er zijn twee hoofdfoor-
ten, de zoogenaamde (apoplexia fanguinea) en
llijmerige (apoplexia ferofa. )
Als de eerde foort op de hevigfle wijze ie-
mand aantast, doodt zij hem als in een oogen-
blik, zonder dat hij gered kan worden. Doch
doorgaans is zij niet zoo geweldig. Beide foor-
ten worden daarin van elkander onderfcheiden,
dat bij de eerfle eene flerke, volle, pols, het
aangezicht rood en opgezet, de keel dik en ge-
zwollen is ; bij de laatfte in tegendeel is het aan-
gezicht bleeker > en de pols kleiner , of tus-
fchenpoozend ; men befpeurt meer gereutel op
de borst , en ook neiging tot braaken. Men
moet op deeze onderfcheidende rekenen wel
acht geeven , dewijl 't geen in de eene foort
noodzakelijk is, in de andere nadeelig kan zijn.
F 4 Zoo-
88 VAN DE BEROERTE.
Zoodra men bij zulk eenen lijder komt , moet
men aanftonds
, ï.) Het hoofd en den hals geheel ontbloo-.
ten, ook het overige lighaam zeer weinig ber
dekken; het hoofd, zoo veel mogelijk, hoog,
en de voeten laag leggen.
zl.) Terflond op den arm eene aderlaating-
van twaalf of zestien oneen in het werk Hellen.
Dit moet men , naar maate van de omftandig-
heden , na twee of drie uuren her haaien. In
zeer zwaar e gevallen moet men liever de krop-
ader (vena jugularls) openen, en eenige bloe-
derige koppen in den nek zetten.
3.) Een klijfteer zetten uit warmwater met
een of twee lepels keukenzout ; en dit alle twee
uuren herhaal en.
4 ) Komt de lijder eenigzins bij , en kan hij
flikken, dan laat men hem veel koud water, waar-
in falpeter (nitnrm) gefmol.ten is, drinken, en,
zoodra de pols wat kleiner , de ademhaaling
gemakkelijker geworden is , en de lijder nog
meer prefent wordt , laat men hein of den drank
N°. 10. of een half tot een heel loot room van.
wijnfteen neemen , en zich zeer ftil houden.
5.) Alle verhittende, geestrijke, zaaken >
welke men op. eene gantsch verkeerde wijze. ,
hetzij om in te neemen, hetzij om aan te rui-
ken , aanprijst, zijn allerfchadelijkst. Men
moet
TAN' DE BEROERTE. &9
moet over het algemeen den lijder zoo weinig
mogelijk óewcegcn , of prikkelen ; al 't geen
eene gisting in het bloed veroorzaakt , maakc
de Beroerte zwaarder, en ongeneesiijker.
6.) Als men onder de knie, en tusfehen d©
elleboogen en hand , een band tamelijk vast
aanlegt, belet men, dat het bloed fchielijk van,
de leden kunne opklimmen , en dus komt 'er
minder naar het hoofd.
In de flijmerige Beroerte is de aderlaating zel-
den noodig , alleenlijk dan , wanneer de pols
vol en fterk is. Men gaat daarbij op de vol-,
gende wijze te werk.
i.) Ten opzichte van de ligging moet men
Jietzelfde in acht neemen, als bij de voorgaan-»
de foort.-
2.) Men zet terftond een klijfteer met eeqs
zoo veel zout , en, als dit niet werkt, dan kan
men zenebladeren, of één tot rvee greh braak*
verwekkende wijnfteen (tartarus cmeticus) daar
bij voegen.
3.) Men moet terflond aan de kuiten fpaan*
fche - vliegpleifters leggen, en, in dringenden
nood, ook in den nek.
4.) Men zuivert den buik met het middel
N°. 4. of 6. en herhaalt dit den derden dag.
In zeer phlegmatieke lijders is dikwijls het braak-
middel Nc, 3, van goeden dienst.-
F 5 50 Een
(JO TAN DE BEROEXT!.
5.) Een aftrekfel van melisfen , kamillen»
of vJier - bloemen geeft men tot een' drank.
Dikwijls redt zich de natuur door zweet , dit
moet men bevorderen, doch flechts door zagte
middelen. Twaalf of zestien Hoffmans drop-
pels ( Hquor anodynus mineralis Hoffmanni) kun-
nen van nut zijn. Doch alle andere heete mid-
delen , veelal op het land gebruikelijk , zijn
nadeelig.
Niet zelden gebeurt het \ dat , na eene beroer-
te, eene verlamming van het een of ander deel
overblijft. Men moet zich wachten, in dit geval
verhittende middelen te geeven , men zoude
daardoor op nieuw eene gevaarlijke beroerte
verwekken. Zagte, van tijd tot tijd herhaalde,
buikzuiverende middelen , als het zout van
Glauber, de room van wijnfteen, de merg van
tamarinden , en eene zeer maatige dieet , be-
nevens fp ijzen, die niet zeer voeden, neemen
deeze verlammingen fomtijds weg. Heeft dit
geen plaats , dan kan men aan den arm een fon-
tenel, of een feton in den nek zetten.
Dikwijls krijgen zij , die eens eene beroerte
gehad hebben , dezelve wederom , de laatfte
aanvallen zijn altijd zwaarder , dan de eerfle.
Men komt deeze best daarmede voor , dat
men in de eerfle foort, uit volbloedigheid ont-
ftaanden, zoodra men merkt, dat 'er meer aan-
drang
VAN DE BEROERTE. O1
drang van bloed naar het hoofd komt , eeno
aderlaating verricht, doch in de flijmerige be*
roerte, door fontanellen en een feton, de vog-
ten tracht af te leiden. Doch het meefte moet
de lijder zelve doen door eene zeer magere en
maatige dieet , en onthouding van alles , dat
het bloed in gisting of in fterke beweeging
brengen kan.
Hij moet daarom vermijden fterke bewee-
gingen en werk, veel waaken, al te warme ver-
trekken , zonnehitte , toorn , alle geweldige
gemoedsaandoeningen , geen wijn, brandewijn,
ofandere verhittende dranken gebruiken , vroeg-
tijdig naar bed gaan, vroeg opftaan, ook niet
te lang flaapen. Hij moet weinig voedende
fpijzen , en 's avonds niets eeten , of ten min-
flen niets , dan 't geen zeer gemakkelijk te ver-
teeren is; van tijd tot tijd, vooral zoodra hij
denkt , dat 'er kwaade ftoffen in de maag zijn ,
een verkoelend buikzuiverend middel uit het
zout van Glauber, of den room van wijnfteen
neemen. In twijfelachtige gevallen moet een
Geneesheer geroepen worden.
Van de Bloed/lort mgen.
Van eene al té fterke ontlasting der ftonden
wordt in de Verhandeling over de ziekten der
vrou-
f)2 VAN DE BLO EB STORTING EN.
vrouwen gefprooken, Doch nu moet kortelijk
van alle de andere bloedftortingen, die 't meesc
voorkomen , gehandeld worden.
Van de Neusbloeding.
Het oogmerk is niet, alhier te fpreeken van
die Neusbloeding, welke in ontfleekings-ziekten
dikwijls voorkomt , en eene goede fcheiding
ni&akt , die daarom ook niet moet worden ge»
fluit ; dan alleen in gevalle dezelve al te
flerk was , en voor het leven van den lijder
deed vreezen. Men zie de Verhandeling over
de heete Koorts,
Bij gezonde menfchen heeft de Neusbloeding
altijd tot oorzaak eene overtolligheid van bloed.
Ook in dit geval moet men dezelve niet fluiten.
De tekenen, waaruit men bepaalen kan, of men
de Neusbloeding zal fluiten of niet , zijn de
volgende.
Zoo lang de pols nog tamelijk vol is , de warmte
des lighaams overal, zelfs in de uiterfte leden,
gelijk blijft, het aangezicht en de lippen haare
natuurlijke roodheid hebben , dan heeft men
niets te vreezen , offchoon ook veel bloed zij
verlooren gegaan.
Doch als de pols begint , als ware het, te
beeven 3 het aangezicht en de lippen bleek
wor.-
VAN ï>£ NEUSBLOEDING. 0j
worden, de lijder over kleinheid aan her hart,
over misfelijkheid klaagt, flauw wordt , ftuipen
krijgt , dan moet men terftond de bloeding fluiten.
De middelen daar toe zijn de volgende.
i.) Men legt aan de armen onder de ellebo-
gen , en aan de beenen onder de knie , banden ,
en haalt dezelven vast toe, om het bloed in de
leeden te houden. Als het bloeden ophoudt,
maakt men deezen los, doch niet alle te gelijk,
maar langzaamerhand den een na den anderen.
2.) Men laat de beenen tot aan de kniën,
ter bereiking van hetzelve oogmerk , in lauw
water houden , doch dit moet noch te heet noch
te koud zijn.
3. ) AUq quartier uurs laat men zes tot acht
greinen falpeter en een lepel vol wijn azijn, in
een half glas water gebruiken ; doch zoo 'er
eene ontbinding of rotachtige^cherpte van hec
bloed te vermoeden is , dan geeft men den geest
van koperrood (Spiritus vitrioli ) , alle half uur
tot twaalf of twintig droppels in een theekopje
gerflenwater.
4.) Men ontbindt een drachme wicte vitriool
in twee lepels water, doopt daarin een wiek
van p lulde], of een langwerpig flukje fpons,
fteekt dit in den neus , in den beginnen niet
diep, doch daarna zoo hoog, als met een pea
mogelijk is. Heeft men dit middel niet bij de
hand ,
£4 VAK DÈ NEUSBLOEDING?.
hand, dan kan men brandewijn, met een derde
deel azijn vermengd , neemen. Men kan zich
ook van het poeder van de fwam (agaricus pedis
equini facie ) , of het poeder van de bovist be-
dienen, en dezelve op een wiek van plukfel zoo
hoog mogelijk in den neus fteeken.
5. ) Als de bloedftorting gefluit is , laat men
den lijder ftil , in een eenzaam vertrek , met
het hoofd hoog leggen, en men verwijderd van
hem zoo veel mogelijk alle geraas en licht. De
wieken moet men niet uit den neus haaien, of
de ftukken geronnen bloed, welke zich verga*
derd heeft , losmaaken > dewijl dan de bloed-
ftorting zich wederom openbaart.
Hij, die veel bloed verlooren heeft , moet
flechts weinige, zagte, verkoelende , en niet
zeer voedende , fpijzen gebruiken , doch veel
drinken , en da^wel koud. Het geritenwater
N°. 1. of een zeer dunne hoenerfoep , geeven
in de eerde dagen genoegzaam voedfel.
6. ) Aderlaatingen zijn meer nadeelig , dan
wel voordeelig. Opiaaten komen zelden te pas,
en alleenlijk in zulke gevallen , als de bloedftor-
ting zeker uit een zwaare kramp voortkomt*
Heete middelen zijn altijd fchadelijk.
7.) Koude omflagen van wijnazijn en water , voor
het voorhoofd , kunnen beproefd Worden ; in den
nek hebben zij dikwijls groot nadeel aangebragt.
8 ; Lie-
YAN DE Nït/SBLO EDI N C, 95
8.) Lieden, die aan zwaare bloedflortingen,
Van welken aart die ook zijn mogen , onderhe-
vig zijn , moeten eene zeer maatige Jevensrege-
ling en dieet in acht neemen, weinig voedende
fpijzen gebruiken, alle fpecerijen, heete dran-
ken, fterke beweegingen, geweldige gemoeds-
aandoeningen zorgvuldig vermijden ; van tijd
tot tijd eene aderlaating laaten in het werk ftel-
ien/zagte verkoelende buikzuiverende midde-
len , vooral den room van wijnileen of het zout
van Glauber , en , zoodra zij de minde gisting
in het bloed befpeuren , 's avonds eene gifte
falpeter in een glas koud water gebruiken. De
voeten moeten warm , het hoofd koel gehou-
den worden*
Fan de Bloed/poe ging.
Wanneer met een meer of minder fterken
hoest , rood , vloeibaar , bloed uitgeworpen
wordt , dan noemt men dit eene bloedfpoeging
(hamoptyfis ). Het bloed komt uit de Longen*
De oorzaaken zijn veelvuldig, i. Alle fterke
beweegingen van het lighaam , fchielijke ver-
hitting en verkoeling , geweldige fchrik en
toorn, al te warme baden, en uitwendig ge-
weld 2. Volbloedigheid en belette gewoone"
ontiastingen van bloed , als neusbloedingen ,
aam-
96 Van dê bloedspoeginö
aambijen, de ftonden. 3. Bijzondere zwakheid
of ongemakken in de Longen, teering, fcherp-
te in het bloed. Deeze laatfte foort is de ge-
vaarlijkfte en zelden te geneezen.
1.) Behalven de algemeene middelen , inde
Verhandelingover de Neusbloeding N°. 1. 2. en
5. reeds opgegeeven i welke in deeze ziekte
ook te pa's komen, heeft men nog het volgen-
de aantemerken. •
2.) Is de bloedfpoeging ontdaan door uit-
wendig geweld, een flag, floot, of val, en is
dezelve geweldig, dan moet men terflond, en
fomtijds herhaalde reizen, eene aderlaating in
het werk Hellen, dikwijls zelfs tot dat de lijder
flauw wordt.
%.) Dit zelfde heeft plaats, als bloedfpoe-
ging ontftaat van volbloedigheid, verhitting*
of flerke beweeging, voornamelijk door zingen
of danzen»
4. ) De lijder moet niet fpreeken , en alle
beweeging vermijden.
5.) Is het toeval ontdaan door opgeftopte
aambijen , of Honden , dan moet men deeze
ontlastingen t doch zonder verhittende of af-
drijvende middelen , zoeken te voorfchijn te
brengen. In het eerfle geval is het dikwijls
zeer nuttig, bloedzuigers aan den aars te plaatfen ;
in het tweede geval moet men lauwe \Toetbaden
VAN DE BLOEDS*OEGING. 9?
gebruiken , en de waasfem van lauw water ,
waarin weckmaakende kruiden gekookt zijn ,
tegen de teeldeelen laaten komen , indien de
omftandigheden ZLilks toelaaten.
6.) Men gecfc teftens verkoelende middelen j
als N°. 10. off;* Alle fpijzen en dranken moeten
luchtig, weinig, niet warm, noch ook al te
koud zijn. Is het lighaam verftopt, dan zet men
lauwe klijfteeren.
7.) Vermindert de bloedfpoeging dan, zoo
gaat men voort met deeze middelen, laat daar-
bij naarftig ilijmerige dranken gebruiken, wei-*
nig eeten, en zich in het algemeen zoo gedraa-
gen, als inde Verhandeling over de neusbloe-
ding N°. 5. gezeg.i is.
8.) Het gebruik van famentrekkende midde--
len is dikwijls zeer fchadeiijk , intusfchen moet:
men echter fomtijds, als de bloedfpoeging naar
de voorfchreeven middelen niet wil luifieren, en-
ophouden, daar toe overgaan, doch altijd mee
die omzichtigheid , dat men dezelven niet te
fchiclijk , of te fterk geeve , maar altijd met
zagte beginne, en langzaamerhand tot fterkere
overgaa. De beste famentrekkende middelen
zijn N°. 29. en 30. , die echter voorzichtig
moeten toegediend worden.
9.) Wanneer men te gelijk bemerkt eene
(lerkekicteling in de keel en hoest > waardoor de
G bloed*
p8 VAN DE 'BL02DSP0EGING.
bloedfpoeging vermeerdert of ten minden aan-
houdt, dan moet men bij de voorige middelen,
verzagtende , voegen, gelijk N°. 24.
10.) Doch zoodra het bloedfpoegen ophoudt,
moet men noch met dèeze , noch met de fa-
mentrekkende middelen , voortgaan ; maar door
rust en zagte voedende fpijzen , uit melk ,
gerst, of rijst, de krachten zoeken te herftel-
Ien. Wei, met room van wijnfleen gemaakt, de
thee N°. 17., de drank N°. i<5. of 32. kun-
nen met vrucht gebruikt worden, om de ge-
neezing verder te bevorderen.
11.) Dikwijls geeft de zieke, die te vooren
eene bloedfpoeging gehad heeft , nog eenige
reizen geronnen bloed op , met flijm , dit is
niet kwaad, en moet niet belet worden, maar
men moet veeleer , als de krachten te zwak zijn y
door zagte , de fluimlooziMg bevorderende >
middelen, de natuur behulpzaam zijn.
12.) Doch als deeze ontlasting te flerk moge
zijn , en eindelijk etterachtig morden, als de
lijder daarbij zijne krachten verloor , en door
eene aanhoudende koorts uitteerde, dan heeft
men met reden te vreezen, dat 'er eene veret-
tering in de long is. Men moet daarom in
tijds zulks trachten voor te komen , opdat niet
eene waare longe- teering ontftaa, waaromtrent
J&en een Geneesheer moet raadpleegen.
Hoe
VAN DE BLOEDSPOECING. 99
Hoe men zich te gedraagen hebbe na de ge-
fceezing kan men leereft uit de Verhandeling
tan de Neusbloeding , N°. 8.
Van de Bloedbraaking.
De Bloedbraaking ( vomitus cruentus ) wordt
onderfcheiden van de Bloedfpoeging daar door,
dat in de eerfte geen hoest voorafgaat , en het
bloed niet zoo rood en fchuimend is , als in de
laatfte. De lijders ondervinden veel meer dik-
wijls lang voor dat de ziekte zich openbaart ,■
eene drukking, Walging, zwaarte'in de maag,
trekking en fpanning onder de valfche ribben y
meeftendeels aan de linker zijde, op de plaats
der milt, eindelijk worden zij misfelijk, en zij
braaken zwart, geronnen ,' bloed.
Nadat dit gcfchied is, voelen zij verligtingy
de benauwtheid en fpanning verminderen; en,
als de bloedbraaking niet a! te geweldig geweest
is, verliezen zij hunne krachten niet zoo aan-
merkelijk.
Dit ongemak ontftaat uit eene ophooping van
bloed, in de maag, milt of lever, in het laatfte
geval raakt de lijder dikwijls meer bloed door
den afgang kwijt , dan door braakingen. De"
oorzaaken zijn doorgaans belette ontlasting door
aambeijen of de Honden.
G 2 De
100 *AN DE BLOEDIRAAKlNO.
'• ,,r c De geneeswijze is de volgende
h) fs de pols vol en hard, dan moet, naar
maate van de omftandigheden , eene of meer
aderlaatingen in het werk gefield worden.
2.) De lijder moet zich zeer flil houden.
3.) Men zet dikwijls weekmaakende klijftec*
ren > en tracht door zagte ontbindende , en
fruikzuiverende , zuurachtige, middelen, als N°.
30, of door wei met room van wijnfleen bereid,
het bloed door den afgang te ontlasten.
4.) Zijn de aambeijen opgezet, dan laat men
den lijder over den waasfem van warm water
zitten , en verfchaft ontlasting aan het b]oed
door infnijdingen te maaken , of bloedzuigers
aan te zetten. Hierdoor wordt het ongemak
dikwijls op eens weggenomen.
5. ) Eene belette ontlasting der flonden
tracht men te herftellen door lauwe voetbaden,
en ftoovingen.
6.) Alleen in die gevallen, als het bloedia
eene ongemeen groote boeveelheid ontlasi
wierd, en de braakingen nergens naarluiflerden,
terwijl de krachten van den lijder oogenfchijne-
lijk verminderen, kan men zagte Hoppende en
famentrekkende middelen geeven, als No. 29.
en 30. In andere gevallen doen zij altijd na-
deel.
7.) Men kan omflagen van koud water of
azija,
VAN DE BLOEDBRAAKING. IOI
azijn , ook drooge kopglazen , leggen of zetten op
de plaats van de maag , en onder de korte ribben.
Na de geneezing is het dikwijls noodig ver-
sterkende middelen te gebruiken, als de krach-
ten al te zeer afgenomen zijn. Het middel N°.
32 alle drie uuren tot een theekop vol geno-
men, zagte voedende fp ijzen, rust en eindelijk
koude baden, zijn hiertoe zeer gefchikt.
Voor het overige, en om te beletten, dat
de zieke weder inftorte, moet men op dit alles
nauwkeurig acht geeven , 't geen bij de neus-
bloeding , en bloedfpoeging , ten deezen opzien*
te, gezegd is.
De flechtfle, en bijna altijd doodelijke , foort
van bloedbraaking is die , welke uit fcherpe
vogten, uit eene aanvreeting van de maag en
andere ingewanden , bij voorbeeld in een' zeer
fierken graad van fcheurbuik, ontflaat. In aller-
ilechtfte pokjes , of andere rottige ziekten ,
ook , wanneer vergiften gebruikt zijn , is die
toeval doodelijk.
Wanneer hec vaneenig uitwendig geweld, een
flag, floot, of val ontflaat, heeft het dikwijls
zeer kwaade gevolgen ; als het geweld zeer groot
geweest is, of de ingewanden zeer week zijn,
ontflaat zeer ligt eene fcheuring , zoo niet van het
ingewand zelve, tenminften vanderzelver bloed-
vaten, en uieftorting van het bloed in dehollig-
G 3 heid
I3£ TAN DEN LOOP.
heid van den buik, welk geval doorgaans den
dood veroorzaakt.
Van den Loop
De Loop (Diarrhoea) is bij elk een bekend'.
De ziekte beflaat in veelvuldige ontlastingen,
zonder bijzondere pijn of koorts. Dezelve is
over her algemeen meer voordeelig dan nadee*
lig , dewijl dus dikwijls bedorven , kwaade ,
ftoffen , die federt langen tijd verzameld zijn ,
uit het lighaam, tot groot voordeel van den
lijder, gebragt worden.
Men heeft hier te letten, dat men niet fpreekt
van den loop, die bij andere ziekten, dikwijls
als eene heilzaame fcheiding zich voegt, of ook
fomtijds van zeer kwaade gevolgen is; ook niet
van dien langduurigen en hardnekkigen loop ,
welke door een bijzonder ongemak in het lig-
haam voortfpruit.
Men moet zich wachten, floppende en verhit-
tende middelen te geeven ; vooral die heete , wel-
ke bij den gemeenen man zoo gepreezen worden %
als Theriakel, verhittende wateren, famentrek-
kende , aarde , als bolus -en foor t gelijke , verbieden.
Men weet , dat de loop niet nadeelig is , als
de lijder daardoor niet verzwakt , maar veel
eer frisfcher en luchtiger wordt, trek tot eeten
krijgt, en geen pijn heeft.
In
VAN BEN L O O ?. 103
In dit geval, is het niet noodig, geneesmid-
delen te geeven. Men moet flechts minder
eeten, zich een' tijd lang wachten van vleesch,
eijeren, en verhittende dranken, meer groen-
tens , en gekookte vruchten gebruiken , ook
iets meer, dan naar gewoonte drinken. Van
het poeder N<>. 7, a. kan 's morgens en 's avonds
een drachme gebruikt worden.
Is de loop door verkouwing ontflaan , dan
kan men denzelven dikwijls daardoor geneezen ,
dat men den lijder warmer laat houden, dan hij
anders gewoon is, en een afcrekfel van kamil-
len of vlierbloemen geeft.
Doch zoo de loop na vijf of zes dagen nog
aanhoudt, de lijder merkelijk verzwakt, fnijden^-
de pijnen in den buik gevoelt, en de ontlastin-
gen vermeerderen , dan is dezelve nadeelig, en
men moet hem trachten te fluiten.
Men laat, in zoo een geval , den lijder de
voorfchreeven dieet nauwkeurig waarneemen,
en, zoo hij fterke walgingen, oprispingen, een'
kwaaden fmaak, en zeer onzuivere tong heefc,
geeft men het braakpoeder N°. 2. Doch
zijn deeze toevallen niet tegenwoordig , dan
laat men het poeder N°. 4. gebruiken , en ,
geduurende drie uuren achter een , alle half
uur, een theekop vol van een flap vleesch-
jiat, of, zoo dit niet bij de hand is, een zeer
G 4 duiw
194 VAN DEJJ J, O O ?.
dunne havergort, met een weinig boter daar
in, drinken.
Komt de loop , na eenige dagen , weder ,
dan laat men wederom met N°, 4, of 6. pur-
geeren , en daarna twee dagen na elkander ,
's morgens nuchteren,een half drachme rhabar--
ber neemen.
Als de loop verzuimd en van langen duur ge*
worden is , dan moet de lijder eene flrenge
dieet houden, en daarmede langer aanhouden.
Indien hij zeer afgemat , en krachteloos is, dan
heeft men zagte verflerkende middelen tevens
met buikzuiverende te vereenigen. Tot die.
oogmerk kan men 's morgens en;'s avonds een
fcrupel Rhabarber, en op den dag driemaal van
het mixtuur N°. 9, geeven.
De lijder gebruikt dan alleen maar gerften-
water , broodwater, boekwijte* grutten , ge*
jcookte verfche boomvruchten, of foepen van
mager kalfsvleesch, of hoenders, met rijst.
Op de maag legt men met goed gevolg een
pleifter (Emplajlrum Stomachicum) , of een ft uk
flanel , gedoopt in een afkookfel van wijn en
aromatieke kruiden. De zalf N°. 33. kan ook
met vrucht op de maag gefineerd worden.
Men heeft zich vooral te wachten voor ver-
koüwing en nattigheid aan de voeten, en buik,
want daardoor ftorc dë lijder dikwijls in , of*
fchooa
VAN DEN ROODEN LOOP. 105
fchoon de loop reeds voorlang was opge*
houden.
Van den Rood en loopl
Als iemand zeer veele afgangen heeft , ver-
zeld met aanhoudende fnijdingen in den buik,
walgingen , zwakte , en de- ontlastwordende
floffe bloedig is, dan noemt men de ziekte den
Rooden loop. Echter wordt niet altijd bloed
ontlast:. De eerfte afgangen zijn dun en geel-
achtig , naderhand worden zij flijmerig en bloe-
dig, bruin, groen, zwart, flinkende.
Alle foorten van Loop kunnen, als zij te lang
duuren , of kwalijk behandeld worden, inden
Rooden loop overgaan. Doorgaans heerscht
dezelve algemeen , vooral* in den zomer en
herfst. Bedorven voedfels , onzuiver , vuil
water, eene vogtige , flinkende, en tegelijk
warme lucht , verkouwinge na voorafgegaane
flerke verhittingen, zijn de hoofdoorzaaken,
welke denzelven voortbrengen* Daarom be-
fpeurt men denzelven voornamelijk op het ein-
de van den zomer, als op heete dagen koude
nachten volgen.
Dewijl de Roode Loop befmettelijk is , en ,
kwaadaartig wordende , dikwijls in korten tijd
vgeje. menfchen wegrukt , moet een Heelmee-
G 5 lier,
105 VAN DEN ROODEN LOO?.
fter , zoodra hij bemerkt , dat in zijn diftrict
veele lieden daarmede overvallen worden , ter-
flond daarop acht geeven , dat de zieken , zoo
veel mogelijk , van de gezonden afgehouden ,
en hun de noodige hulp toegediend worden ;
vooral moet hij elkeen waarfchuuwen voor de
fchadelijke gewoonte , om theriakel , wijn ,
brandewijn , en andere verhittende en floppen-
de middelen, te gebruiken; in tegendeel aan-
beveelen , zeer zindelijk te zijn , eene goede
levensregeling te houden , en een omftandig
bericht aan den naaflen Geneesheer van de
ziekte geeven , opdat hij hem met raad en
daad zoude kunnen onderfteunen. Den gezon-
den moet hij allen omgang met de zieken , ten
mdrukkelijkfle , verbieden ; zij moeten vooral
niet op een en het zelfde bed flaapen, elkanders
Jdeederen draagen , noch zich van denzelfden
nachtftoel bedienen. Zij , die nog gezond zijn ,
moeten ook eene nauwkeurige dieet houden ,
weinig vleesch, meer groenten, vooral goede,
rijpe, gekookte, boomvruchten, eeten , alle
verhittende dranken vermijden , zich voor eene
ongeregelde levenswijze , voor fterke verhit-
ting en fchielijke koude, vooral van de voeten
en den buik wachten : ook is het goed , als zij
jneermaalen , bij voorbeeld, alle acht dagen,
een- zagt buikzuiverend middel , beftaande uit
VAN DEN ROODEN LOOP. 107
gelijke deelen rhabarber en zout van Glauber,
neemen, des morgens niet nuchteren uitgaan,
niet te dun gekleed zijn, en zich vooral 's mor-
gens en 's avonds naar behooren warm houden.
Bij de geneezing deezer ziekte heeft men
vooral daarop te Jetten.
1.) Dat men alles uit den weg ruime , dat
de ziekte kan onderhouden of verflimmeren ,
en de befmetting verbreiden. Hiertoe behoort
het afzonderen der zieken van de gezonden ,
het zuiverhouden, luchten, en berooken, der
vertrekken; het voorfchrijven van eene goede
levensregeling voor de zieken , het verbieden
van alle verhittende en floppende dranken en
geneesmiddelen. De nachtftoelen of potten f
waarin de lijders zich ontlasten , moeten alle
dagen twee maaien gezuiverd , en de ontlaste
ftoffe in diepe, afgelegen, putten, uitgeftort,
en terftond met zand en aarde bedekt worden.
2.) Dewijl eene fcherpgeworden Gal , en
foortgelijke onzuiverheden , in maag en dar-
men de voornaamfte oorzaaken zijn , waaruit
de Roode Loop ontftaat , moet men vooreerst
en vooral dezelve ontlasten, Aan dit oogmerk
beantwoordt men 't best , als men den lijder %
wanneer men terftond bij hem geroepen wordt %
en bij hem geene omftandigheden aantreft, wel-
ke het gebruik van een braakmiddel verbieden ,
ÏOS VAN DEN ROODEN LOOT.
en die in de Inleiding voorgefleld zijn , 's mor»
gens vroeg het middel N°. 2. laat gebruiken»
Zoodra hij eens of tweemaal gebraakt heeft ,
geeft men hem lauw water met honig, en her-
haalt dit, zoo lang als hij braakt.
Als het braaken twee uuren opgehouden
heeft, en de lijder in rust is, dan kan hem bier
en brood, waarin wat comijn gekookt is, en
tegen den nacht van het drankje N°. 24. eenige
reizen , of de pillen N°. 34. laaten gebruiken.
Den volgenden morgen geeft men wederom
het middel N°. 2. en des avonds eens van N°.
24. of 34. Tusfchen beide moet hij naarftig den
een of anderen flijmerigen drank gebruiken, waar-
toe het gerflenwater N*\ 1., of een afkookfel
van de havergort, boekwijt, of rijst genomen
kan worden. Den derden dag neemt de lijder
van het Poeder No. 7. a. of van het middel
N°. 10.
Zijn 'er omftandigheden tegenwoordig, welke
het gebruik van een braakmiddel verbieden ,
bij voorbeeld, als de lijders een breuk hebben,
door de teering aangetast, of tot-bloedftortin-
gen geneigd zijn , of zijn het zwangere vrou-
wen, die men te behandelen heeft, dan moet
men het middel No. 5. of naar gefleldheid der
omftandigheden Nü. (5. laaten gebruiken , en
'5 avonds een rustverwekkend middel , gelijk
te
VAN DEN ROÖDEN LOOF. 100
te vooren gezegd is; en deeze handelwijze her-
haalt men , ais het noodig is , den volgende»
dag.
3.^ Zoo de pijnen en fnijdingen in den buik
te geweldig zijn, dan kan men allerhande week-
maakende pappen , bij voorbeeld , lijnzaad ,
boekwijte - grutten , en foortgekjke , in melk ge.
kookt, op den buik leggen, klijffceeren uit lijn-
zaad, versch uitgepcrfte lijnolie en melk, zet-
ten , en naarftig een aftrekfel uit kamillen , me-
lisfen , en lijnzaad laaten drinken. Den buik
met de zalf N°. 33. te fmeeren , is niet od-
dienflig.
4. ) Zijn de pijnen en andere zwaare toeval-
len bedaard, dan laat men de volgende dagen
drie of viermaal des daags een theelepel vol
van het middel N°. 7.a. , of een fpijslepel vol
van N°. 10. geeven , en als de afgangen min-
der worden, met minder bloed vermengd zijn,
niet zoo (linken , kan men van den verflerken-
den drank N°. 9. of het middel N*. 32. dagelijks
eenige reizen, naar het voorfchrifc, geeven.
5.) De beste fp ijzen, geduurende deeze ziek-
te , zijn rijst, gepaerelde gerst, gerste, ha-
ver, en boekwijte -grutten, in water en meJk
gekookt', alsook gekookte boomvruchten.
Visch en vleesch moeten niet gebruikt wor-
den j echter kan men , als ^e zieke zich een
wei-
£10 VAN DEN R00DEN LOOP,
weinig begint te herhaalen , dunne foepen vaii
kalfsvleesch of hoenders, met gerst, rijst , pie-
terfelie, felderij , wortelen, kervel, en foort*
gelijke, toeftaan.
De lijders moeten zich echter zeer in acht
neemen, ten opzichte van de dieet, zich voor
verkouding, verhittende dranken, en alle on-
geregeldheden wachten, dewijl zij zeer gemak-
kelijk wederom kunnen inftorten.
6.) Zelden is eene aderlaating noodig. Doch
zoo de lijder zeer volbloedig , de pols vol en
hard is, en men meer tekenen van eene ont-
fteeking ontdekt , moet men fomtijds tien of
twaalf oneen bloeds uit den arm tappen.
j.) Doch, heeft dit geen plaats, maar be-
fpeurt men veeleer, dat eene te groote kwaad-
aartigheid , of geduurzaamheid der ziekte den
lijder al te krachteloos gemaakt heeft , als de
pols klein , beevend , het gezicht bleek is, de
lijder bij elke' ontlasting flauw .wordt, dan mag
men geene aderlaating verrichten , of geënt
fterke ontlastende middelen geeven , maar moet
terftond van den drank N°. 24. alle half of quar-
tier uurs een fpijslepel vol geeven, en als daar-
na de toevallen" een weinig verminderd zijn,
bij beurten alle uur van het middel IS0. 32. en
het zagt buikzuiverend drankje N°. 10. een tot
twee fpijslepek vol, en daar tusfehen, een ,
twee*
VAtf BEN ROODEN LOOP. Hf
twee, drie, of vier maaien van den drank N\
24. een lepel vol laaten gebruiken.
8.) Somtijds wordt de endeldarm ontveld
door de fcherpte der drekftoffen , de zieke
lijdt daardoor geweldig , heeft allerpijnelijkfïe
persfingen tot afgang , en echter ontlast hij
niets. In dit geval zet men een klijfteer uit
kamillen en lijnzaad in melk gekookt , en
vermengd met eenige lepels versch uitgeperst
lijnzaadölie , tweemaal 's daags , en des noods
kan men twaalf of zestien droppelen van het
laudanum liquidum daarbij doen. Als de endel-
darm niet zeer ontveld is , doet dikwijls eetf
zetpil vin hertenvet goeden dienst.
Op deeze wijze heeft zich in het algemeen
een Heelmeefter te gedraagen als de Roode
Loop grasfeert. Dan, daar de toevallen zeer
verfchillende zijn , en dus fomtijds eene geheel
andere behandeling vereifchen, moet hij, zoo-
dra hij zulks befpeurt, een. nauwkeurig bericht
opftellen van het begin , den voortgang, en de
toevallen der ziekte , hetzelve aan een' Ge-
neesheer ter hand flellen , die hem dan kan aan
de hand geeven , hoe hij zich te gedraagen,
en in hoe verre hij de algemeene geneeswijze
te veranderen , hebbe.
fan
112, VAK HET BOORD*
Van het Boord.
Het Boord ( Cholera ) is doorgaans eene al-
gemeen heerfchende ziekte , welke op het ein*
de van den zomer , en in het begin van den
herfst , dikwijls op den zelfden tijd , of kort
daarna zich vertoont, als de roode loop voor-
bij is. Deeze ziekte beftaat in veele galachtige
braakingen , en afgangen , waarbij de zieke
zijne krachten zeer fchielijk verliest.
Dezelve kan echter op alle tijden van het
jaar ontftaan' uit groote misflagen inde dieet,
overlading van de maag , dronkenfchap , en
daarop gevolgde verkouwing , gelijk ook uit
andere foortgelijke oorzaaken. Onzuiver ftin-
kend water, versch ongegist bier , te veel ge*
bruikt , vruchten , die niet zeer rijp zijn , bren*
gen dikwijls dezelfde ziekte voort.
Somtijds is zij zoo geweldig, dat zij ook de
allerfterkfte • menfchen volkomen krachteloos
maakt, ja zij kan in vierentwintig uuren doo-
delijk zijn.
De lijder heeft grooten dorst , en benauwt*
heid, de pols is ras, klein , dikwijls ongelijk,
het aangezicht betrokken, en doodkleurig, de
leden zijn koud, en over het geheele lighaam
befpeurt men een koud zweet; aan handen en
voeten ontftaan pijnen eu krampen, kort daar-
in \ °P
va n het boord. 113
op volgen fluipachtige beweegingen , en ein-
delijk de dood , zoo niet fpoedig en zeker hulp
aangebragt wordt,
Men moet alle braakverwekkende f en flerke
laxeermiddelen vermijden , dewijl daardoor
gemakkelijk eene ontfleeking ontflaat ; maar
veeleer den lijder naarflig laaten gebruiken
foepen van kalfsvleesch , of hoenders , dun-
ne flijm van rijst of grutten, broodfoepen met
zeer weinig goede ouden wijn daarin ; ook kan-
men van deeze foepen klij.leeren zetten, op-
dat, zoo veel moegelijk, uit de maag en darmen
alle fcherpe doffen weg gefpoeld worden. Is
de lijder zeer volbloedig, en zijn de pijnen al-
lergeweldigst , dan fielt men eene aderlaating
van zes of acht oneen in het werk , daarop laac
men den lijder van N°« «o. alle half uur een le-
pel vol neemen, en zich warm houden, vooral
moet bij naarflig drinken;
Als de pijnen aanhoudend zijn, verzeld door
krampen, fluipirekkingen, en eene aanmerke-
lijke verzwakking 9 dan moet men alle quaTtief
of half uur een lepel vol van N°. 24. geeven,
tot dat de braakingen, en afgangen ophouden,-
of ten minden zeer verminderd zijn. Gebeurt
dit, dan heeft de lijder flechts alle twee of drie'
Huren een lepel vol te neemen, tot dat het ge-
Jieele mixtuur gebruikt is. Doch ^ offchoon
H dus
tï4 VAN 1ÏET BOORD.
dus de braakingen en afgangen volkomen op'
houden > moet echter de lijder 4 nog vier da-
gen lang, 's morgens en 's avonds altijd twee
lepels vol daarvan inneemen.
Stoovingen van warmen Wijn op den buik ^
ook aan handen en voeten , en het fmeeren van
de zalf N°. 33. op het kuiltje van het hart, zijn
van veel nut.
Tot voedfel is niets beter , dan een dunne
kalfsfoep met rijst , waarvan niet veel op eens ?
doch dikwijls, gebruikt Wordt.
Als de ziekte geheel over is, doch de lijder
Jiog zwak blijft , kan men van het middel N°.
32., twee of drie maaien 's daags, een lepel vo>
katen neemen, ook wel een glas goeden wijfi-
foeftaan , als de lijder dien kan krijgen.
Heefc de zieke reeds eenige uuren geleegen ?
eer men geroepen wordt , en is hij zeer afge-
mat f vooral, zoo hij reeds kramptrekkingen in
handen en voeten heeft, dan moet men, zon-
der uitftel, zijn toevlucht neemei} tot het mid-
del N°. 24. , en hetzelve op de voorheen be*
fchreeven wijze gebruiken.
Van het Braaken.
Het oogmerk is geenzins^ in dit Artijkef te
•jTpreeken van die Braakingen 3 welke waargeno-
men
▼ AN MET BRAAKEN, lij
men worden bij andere ziekten, als koortfen,
de loop, ontfteekingen, hoofdwonden, en an-
dere meer , maar alleen wordt gehandeld van
die , welke na eene flechte dieet , en overlaa-
ding van de maag, volgen.
Het zekerfle middel is , veel lauw water te
drinken, waardoor het braaken gemakkelijker
gemaakt , en de maag beter gezuiverd wordt.
Blijft 'er echter eene walging over , heeft de
lijder een' bitteren fmaak in den mond, is de
tong met een taaije flijm bedekt, dan laat men
een zagt braakmiddel NJ. 2. of 3. neemen, en
vlijtig daarop lauw water drinken.
Heeft het braakmiddel zijne werking gedaan,
en houdt het braaken op, dan laat men van het
middel N0. 9. alle drie uuren een fpijslepel vol
neemen, waardoor de m'isfelijkheid fpoedig zal
ophouden. De volgende dagen laat men driemaal
'3 daags daarvan neemen.
Als door een braakmiddel alle de kwaade flqffen
ïiog niet uit de maag ontlast zijn, kan men den
volgenden dag hetzelve nog, eens laaten gebrui-
ken , op de voorfchreeven wijze voortgaan.
Houden de braakingen hierna niet op , en is
het lijf verftopt, dan laat men weekmaakende
klijfteeren zetten, op de maag, en het harten-
putje de zalf N°. 33. fmeeren , en dewijl de
leden doorgaans koud zijn , handen en voeten
H 2 met
lló VAN HET IRAAKEN*
met warme doeken wrijven 9 of met warmen wij$
baaden , en men tracht dan het lighaam in eene
zagte uitwaasfeming te brengen.
Is de lijder zeer rood en volbloedig, d'an fielt
men eene aderlaating in het werk, doch anders
niet.
Van de braakingen , welke de bovengenoem-
de ziekten verzeilen, gelijk ook van die , wel-
ke men bij zwangere vrouwen waarneemt ,
wordt gefprooken , ter plaatfe , alwaar van die
ziekten of omflandigheid gehandeld wordt.
Een Heelmeefter heeft altijd te onderzoeken,
als iemand met braakingen geplaagd wordt , of
hij ook eene breuk (Hernia^) hebbe. Heeft
dit plaats , en vooral zoo dezelve geklemd is ,
dan moet hij trachten , door weekmaakende
pappen y verwisfeld met ko-ude en prikkelende,
dan door weekmaakende , dan door prikkelende
klijfteeren , de fpanning weg te neemen , de
drekfloffen , die zich in de uitgezakte deelen
bevinden, weg te maaken,- en daarna, volgens
de regelen der kuns:, de deelen inbrengen; en9
200 dit gelukt , houden de braakingen van zel-
ve op.
Van de Buikpijnen of Kolijken*
Be gemeene man noemt doorgaans alle buik-
pijnen een Kolijkk Men verftaat eigenlijk al'
feen
\
VAN Dfc BUIKPIJNEN OF KOLIjKEN. 117
leen daardoor die pijnen , welke de maag en
darmen aantasten.
Zij kunnen zeer veele oorzaaken hebben; men
fpreekt hier alleenlijk van die, welke op het
Land het meest waargenomen worden, en on-
der den gemeenen man heerfchen. Deeze ont-
flaat 1.) uit eene waare ontfteeking van de
maag endarmen; 2.) van galachtige of andere
kwaade ftoffen; 3.) van winden ; 4.) van eene;
fchielijke verkouwing.
Van de Buikpijnen, uit entjiceking ontftaandc.
De zwaarfte en gevaarlijkfte foort van Buik-
pijnen is die , welke veroorzaakt wordt door
eene ontfteeking van de maag en darmen. Men
kent en onderfcheidt dezelven van alle ande-
ren , door de algemeene kentekenen van ont-
fteeking, de koorts, een harde en rasfe pols,
rood aangezicht, zwaare pijnen in den buik,
die daarbij zeer gefpannen , en bij de minfte
beweeging allerpijnelijkst is ,• fomtijds komc
daar bij eene rijkelijke ontlasting van een wa-
terachtig vogt , doch veel meer gaan dezelven
verzeld door hardlijvigheid, braakingen , *t ge^n
een flecht teken is ; de hitte is geweldig , de
dorst groot, de pis weinig, en daarbij bran-
dend en rood, de lijder rust bijna niets, en i§
fomtijds ijlhoofdïgcj
U 3 Peez.q
• IlS VAN DE BUIKPIJNEN
Deeze ziekte wordt , binnen weinige dagerj,
doodelijk , wanneer zij geweldig is 9 en mei}
geen fpoedige hulp aanbrengt. De lijders fter-
ven onder de hevigfte pijnen, krijgen fluipen ,
flauwtens, en eindelijk komt het vuur in maag
en darmen.
Men moet daarom fpoedig alle mogelijke hulp
aanbrengen , doch vooral vermijden alle heete
middelen en dranken , dewijl die allernadeeligst
zijn. De volgende geneeswijze is de eenigfte.
x). Men doet eene groote aderlaating op
den arm ; en zoo de pijn en ontfleeking niet
» verminderen, herhaalt men dezelve na eenige
uuren.
2.) Alle twee uuren zet men, of 'er ontlas-
tingen zijn-of niet, een klijfleer uit een afkook-
fel van kaasjeskruid (malva) , en verfche, zui-
vere , lijn - of boom - olie , of alleen van gerften-
water en olie.
3.) Men laat veel gerflenwater N°. 1. rijst-
water, of foortgelijke dranken gebruiken, doch
niet veel op eens , en altijd lauw.
4. ) Bij aanhoudendheid legt men flanelle lap-
pen, in lauw water gedoopt, op den buik, en
vernieuwt dezelve alle half uur, of ook fchie-
Üjker , dewijl zij zeer fchielijk droog worden.
5.) Is de ziekte zeer hardnekkig, dan zet
men den lijder tot aan de borst in een lauw bad.
UIT ONTSTEEKING ONTSTAAND!. 119
6.) Houden de pijnen en braakingen op, ia
de koorts minder, en krijgt de lijder een weinig
meer trek tot flaap, wordt hij krachtiger, dan,
en niet eerder , is het raadzaam , hem een zagt
buikzuiverend middel te geeven; twee oneen
manna , of alleen , of met een of twee drachmen
zout van Glauber of room van wijnfteen , in een
glas wei ontbonden, voldoen aan het oogmerk.
Alle fcherpe buikzuiverende middelen zijn, in
deeze ziekte, zeer gevaarlijk, zij vermeerde-
ren het ongemak , dewijl zij de ontfteeking
vermeerderen , gelijk alle andere verhittende
middelen, die men zoo dikwijls, op het land,
tegen alle buikpijnen zonder onderfcheid ge-
bruikt,
7.) Als de ziekte voorbij is, kan men zagte
verflerkende middelen, met ontbindende of los-
rnaakende gepaard , doch geene fterke famen-
trekkende , geeven, Het middel N°. 9. tot
een halve fpijslepel , voor en na den middag, in
water genomen, is toereikende. In de dieet ,
die even eens zijn moet , als in alle andere ont-
fteekings ziekten, moet men ook nog lang zeer
voorzichtig zijn.
Deeze ontfteeking kan zich, gelijk alle ande-
re, in eene verzweering veranderen. Men be»
fpeurt dit , als de hevigheid der pijn wat bedaart ,
(Joch eene. doove pijn overblijft , met eene al^
H 4 ge..
IIO- VAN DE GALaCHTlGE BUIKPIJNEN,
geraeene ongemakkelijkheid , weinig trek tot
eeten, huiveringen, gelijk ook, zoo de lijder
zijne krachten niet weder krijgt. De Heelmee-
fter moet in dit geval niets geeven,^dan de
voorheen gemelde dranken enmeelfoepen^doch
met een' Geneesheer raadpleegen.
Van de galachtige Buikpijnen.
Deeze worden van de voorgaande onderfchei-
den, daar uit, dat alle tekenen van ontfteeking
ontbreeken, de koorts doorgaans minder, fom-
pjds geheel afweezig is ; de pols ras , doch
niet flerk , noch zeer hard ; de buik niet ge-
fpannen , noch zoo brandend heet; de pis be-
ter ontlast wordt, en niet zoo rood is.
De lijder heeft een' bitteren fmaak in den
mond, braakt dikwijls, of raakt ook door den
afgang, eene natuurlijke geele ftofTe kwijt.
Men geneest deeze Buikpijnen
i.) Door klijfteeren van wei en honig, of
water met een derde cleel melk en zesde deel
honig.
2.) Als men veel wei of van den drank N°. i.
laat drinken.
3.) Alle uuren van het middel N°. 10. geeft,
of , zoo men dit niet kan hebben , een half
drachmen room van wijnfteen,
4 ) Docwf
VAN BE GALaCHTIGE BUIKPIJNEN. 121
4.) Door floovjngen met lauw water, en hal* .
ve baden , om de pijnen te verzagten.
5.) Door eene aderlaating, zoo de pijnen
geweldig zijn, de pols fterk engefpannen, en
de lijder volbloedig is. Men komt daardoor
de ontfteeking voor.
6.) Dcor niet dan zulke voedfels te geeven,
welke uit gerftenwater , foepen met groenten t
en voornamelijk zuuring, beftaan.
y.) Als men veel vogt heefc laaten gebrui-
ken, dan moet men , als 'er geen koorts is, de
pijn ophoudt , en de afgangen niet veel zijn,
een buikzuiverend middel, als N°, 4. of 5., of
twee loot zout van Glauber geeven.
Menfchen , die tot zulke kolijken zeer gei
neigd zijn, moeten dezelven trachten voor te
komen door een herhaald gebru:k van room van
wijnfteen,hetfpaarzaam gebruiken van vleesch,
het vermijden van verhittende zaaken, vette,
en melkfp ijzen.
Van de overige foorten van Kolijken.
De overige Kolijken, die op het land meest
voorkomen, ontdaan
1. ) Uit eene kwaade fpijsver teering, als men
oï te veel gegeeten , of zulke fpijzen gebruikt
iieeft, die op zich zelven ongezond, of, onder
H 5 eea
\ÏZ VAN DE OVERIGE SOORTEN
% een vermengd, nadeelig zijn , als bij voorbeeld^
indien men versch bier , zuure zaaken en melk
te famen onbedachtfaam nuttigt ; 2 ) uit ge-
vatte koude, of Z') door winden, die in de
darmen opgehouden worden.
Deeze Buikpijnen zijn op zich zelven zonder
gevaar , doch zij kunnen door eene kwaade be-
handeling zeer nadeelig worden.
Verhittende geneesmiddelen en dranken ver-
oorzaaken zeer ligt eene ontfleeking, en zoo
men de kwaade floffe niet terftond uit het lig-
haam brengt, gaan dezelve tot bederving over,
en 'er ontftaat ligtelijk eene galachtige of rot-
fcoorts.
Is de buikpijn ontflaan van voedfeis, die on-
verteerbaar of fchadelijk zijn, dan moet mende
pnzuiverheden trachten te verdunnen , en uit
het lighaam te brengen. Men laat tot dit oog-
merk veel lauwe waterachtige dranken gebrui-
ken. De floffe wordt dan dikwijls door braakin-
gen of afgangen geloosd , en zulks tracht men
te bevorderen door veei lauw water met zout te
drinken , dewijl daardoor verligting aangebragt
wordt. De buik wordt flerk gewreeven met
warme doeken, en is het lijf verflopt, dan zet
men klijfteeren van warm water en zout. Als de
pijn voorbij is , en de ontlastingen ophouden ,
doch nog een lelijke fmaak in de mond over-
fefijft*
T 4 N K O L IJ K E N. 1*3
Wijfc , dan geeft men eenige giften van den
room van wijnfteen met een weinig rhabarber,
en laat naarftig drinken > hierdoor verdwijnt
allengskens die kwaade fmaak.
Is men zeker dat de buikpijn ontflaan is uit
yerkouwing, en komt men fchielijk bij den zie-
ken, dan kan men die dikwijls daardoor wegnee-
men , dat men den lijder in het bed legt , de voeten
met warme doeken wrijft , daarna een quartier
of half uur in lauw water houdt, en hem laat
drinken flappe thee van kamillen of vlierbloemen.
Doorgaans neemt een zagt zweet het kwaad
weg. Zoo 'er te gelijk onzuiverheden in maag
en darmen zijn, dan ftelt men de bovengenoem-
de geneeswijze tcffens in het werk. Klijfteeren
verzagten de pijn, $n zijn ook in dit geval zeer
goed. Verhittende middelen zijn, ook in dit
geval, zeer fchadelijk, en veroorzaaken ligtelijk
eene ontfteeking, en zoo dit mogt gebeuren,
moet de ziekte behandeld worden op dezelfde
wijze , als bij het kolijk met ontfteeking ge-
zegd is.
Zelden ontdaan de buikpijnen alleen uit win-
den, en, zijn deeze tegenwoordig, dan worden
zij doorgaans door andere foorten van kolijken
verzeld. In dit geval komt geene bijzondere be»
handeling te pas , het wordt verdreeven door
dezelfde middelen, welke tegen de hoofdfoort
6*t
1*4 VAN DE OVERIGE KOLTJKEN.
gebruikt worden. Somtijds echter openbaart
zich een wind-kolijk alleen , en dan verdrijft
men hetzelve door een klijfteer , door het wrij-
ven van den buik met wojle lappen, befmeerd
metkampher, en het gebruik van een aftrekfel
van kamillen - bloemen. Ook kan men , als 'er
geen koorts of hitte bij is eenige droppelen
van het liquor ariodynus mineralis Hoffmanni op
fuiker in de thee geeven. Eenige reizen een
half drachma tot twee fcrupels room van wijn-
fleen in een' lepel vol fenkelwater , gebruikt, ver*
drijft de winden en kwaade ftofTen. Andere ver-
hittende middelen zijn ook in dit geval nadeelig.
Als men dikwijls met buikpijnen geplaagd is,
is het een teken , dat de fpijsverteering ver*
zwakt is , men moet daarom , wil men zich
niet aanlangduurige ziekten blootftellen , be*
dacht zijn , om de fpijsverteering te ver*
beteren , en tot dat oogmerk een goed dieet
en levensregeling houden , zich voor koude ,
overlaading der maag, en verhittende dranken
wachten , en fomtijds van het Poeder N°. 7.3.
of eene zagte buikzuivering gebruik maaken,
Van de Geelzucht*
Na langduurige, ofte vroeg geftuitte, herfst*
kqortfen, of ook na eenen te vroeg opgeitop-
VAN DS OEELZUCilT; 11$
ten loop > gebeurt het dikwijls , dat de buik.,
vooral onder de korte ribben , zeer gefpannen ^
hard op het aanraaken , en fomtijds pijnelijk
wordt. De lijder verliest langzaamerhand allen
trek tot eeten , krijgt , na het eeten, benauwtheid ,
pijn voor de maag, walgingen., dikwijls braa-
kingen, het wit van de oogen wordt geel, de
pis bruingeel, en verft het linnen , als faffraan;
eindelijk fprijdt zich de geele kleur uit over het
geheele lighaam.
Dit ongemak ontftaat ook na een kwaade1
dieet, voornamelijk dan , als arme lieden, bij
eene groote duurte, flechte en onverteerbaare
fp ijzen gebruiken ; fomtijds openbaart het zich
zeer "chielijk na eene flerke gramfehap , of
zwaare bekommernis , en in dit geval neemc
dikwijls een braakmiddel, in tijds gegeeven «,
cf ook een buikzuiverend middel , op eens de
ziekte weg, daar het de gal, in maag en dar-
men uitgeftort, terflond wegvoert, en belet *
dat dezelve kan worden opgenomen in het bloed,
Doch doorgaans ontftaat deeze ziekte lang-
zaam , en de oorzaak moet gewoonelijk gezogc
worden in de belette geregelde ontlasting van
de gal, of dewijl deeze te taai en te dik is, of
dewijl de ontlastbuizen verflopt zijn , zoo-
dat de gal opgehoopt wordt , en in het bloed
'overgaat.
Om
12Ö ÏAN DE GEELZUCHT,
Om de geneezing te bevorderen , moet mef?
de opgenoemde oorzaaken wegneemen, en de
gal , die in èene te groote hoeveelheid opge-
hoopt is, uit het lighaam brengen.
Zoo de lijder veel braakt, en een' beftendï-
gen afkeer van alle fpijzen heeft , dan moet
men , zoo 'er geene omflandigheden zijn ; dié
zulks beletten , een zagt braak- , of anders , zoa
dit niet mogelijk is , een baikzuiverend mïddeï
geeven.
Vervolgens Iaat men hem, geduurende den
geheelen dag alle twee uuren twee fpijslepefe
vol van N°. 14. gebruiken , en naarflig van den'
dra!nk N°. tq. drinken.
's Morgens vroeg en 's avonds geeft men een
half drachma tot twee fcrupels van de pillen'
Ook laat men 's morgens en 's avonds den
buik , onder de korte ribben , vooral aan de
rechter zijde , met wolle doeken, telkens een
quartier uurs lang , wrijven 0 en zoo men daar
eene groote verharding mogt ontdekken , een
pleifter aanleggen , bereid uit gelijke dee-
ïen van het Emplajlrum fapenatum Barbette , en
Emplajlrum o xy er oceum9 of de zalf N°. 36. op die
plaats wrijven.
Als de lijder eenige dagen achter elkander
deeze middelen gebruikt heeft ? dan krijgt hij'
door*
1TAN DE GEELZUCHT. 117
doorgaans eenige ontlastingen, die veel verligt
ting aanbrengen , en waarna hij zich beter be-
vindt. Men moet echter daarmede voortgaan,
tot dat de pis wederom de natuurlijke kleur
heeft, en het geel in de oogen en van de huid
volkomen verdweenfen is.
Heefc de lijder reeds zes dagen de voorfchree-
ven middelen gebruikt , en daarop van zelve
geene ontlastingen gekreegen, dan moet men
hem een buikzuiverend middel geeven , en dien
dag verder niets laaten gebruiken; doch de vol-
gende dagen neemt hij wederom de vorige mid-
delen N° 14. 19 en 35.
Meelfpij en en taaije voedfels heeft hij te ver-
mijden. Soepen met kervel, falade, endiviey
zuuring , gekookt ; pieterfeliewortelen , fper-
gies, en foortgelij\ke , ook gekookte vruchten,
zijn zeer goede fpijzen in deeze ziekte.
Een maatige , dikwijls herhaalde , bewee-
ging, vooral het rijden, bij goed weer, en in
de open lucht, zagte wrijvingen van den buik
met flanellen lappen , brengen veel toe tot de
geneezing.
Verdwijnt , door deeze behandeling, de ziek-
te niet binnen veertien dagen , maar verergert
dezelve , dan moet de Heelmeefter , omtrent
de verdere behandeling , eenen Geneesheer
tfaadpleegen ; gelijk ook, als de ziekte, reeds
van
X2g VAN DE GEELZUCHT*
van den beginne af aan , zeer zwaar is , de lij*'
der over zeer hevige pijnen klaagt, alles , zelfs
de geneesmiddelen, wederom uitbraakt, krach-
teloos wordt, en de kleur van geel tot bruin,,
blauw, of zwart overgaat;
Wanneer, na het gebruik der opgenoemde
middelen in eene geelzucht, door eene opge-
kropte tusfchenpoozende koorts ontdaan* deeze
wederom verwekt wordt , moet men dezelve
geenszins duiten , doch zoo lang haaren loop
laaten houden , tot dat de geelzucht met alle
haare toevallen verdweenen is , waarna de koorts
gewoonèlijk van zelve weg blijft.
Van de Waterzucht*
Als 'er zich eene waterachtige zwelling ovetf
eenig deel, of over het gantfche lighaam , ver-
fpreidt ; of indien zich water in eenige hollig-
heid van het lighaam verzamelt, dan noemt men
de ziekte Waterzucht, en zij krijgt, naar maate
van de onderfcheiden foorten , verfchillende
benaamingen ; dus kan men het water hebben
onderde huid, in het hoofJ, de borst, buik^
gewrichten.
Al 't geen de uitwaasfeming belet $ en de op^
florping in de inwendige deelen tegen gaat ,
aan de uitwendige vermeerdert, de vaste deelea
VAN DE WATERZUCHT. 129
al te zeer verflapt , de vogten te zeer verdugt i
verftoppingen, uitflortingen , veroorzaakt, kan
de waterzucht te weeg brengen.
Menfchen , die op moerasfige plaatfen woo-
nen , en zich weinig beweegen, zijn aan deeze
ziekte voornamelijk onderworpen; en dikwijls
ontilaat dezelve ook fchielijk na een' kouden
dronk, als men verhit is. Meeflendeels ecti.er
is zij een langzaam gevolg van langduunge of te
vroeg gefluitte tusfchenpoozendo koortfen , van
heete ziekten , die lang geduurd nebben , zwaare
bloedflortingen, of andere al te flerke oauas-
tingen.
Ontilaat dezelve na eene verzweering in hec
een of ander ingewand, bij de fcheurouik , bij
uitteerende ziekten, dan is zij ongeneeslijk.
Doch zoo 'er nog geene merkelijke gebre*
ken in de ingewanden plaats hebben, en indien
de lijder nog krachten heefc , dan is 'er hulp te
hoopen.
Van de Waterzucht tusfehen Fel en Vieesch
Als zich water onder de huid verzamelt, en
over het geheele lighaam eene zwelling maakt *
dan noemt men deeze waterzucht Anafarca.
Kerst zwellende onderfle leden, en eindelijk het
geheele lighaam. Het aangezicht > de oogen,
I en
t$Ö VAN D.E WATERZUCHT
en#alle de overige deelen zijn bleek en koud f
voornamelijk de voeten en kniën; de lijder loost
weinig pis , zweet ook in het geheel' niet ; drukt
ïnen op de zwelling , dan blijven daarin putten
ftaan.
Is deeze waterzucht een gevolg van eene
ïangduurige tusfchenpoozende koorts , tégen
welke de vereischte middelen gebruikt zijn, en
zijn 'er geene aanmerkelijke verhardingen in den
buik te befpeuren, dan is 'er zelden iets verder
noodig, dan dat de lijder van den wijn N°. 37.
driemaal 's daags , namelijk nuchteren , eèn uur
voor het middag, en een uur voor het avond
eeten, telkens tot twee oneen, gebruike. Men
kan daar bij met nut gebruik maaken van den
room van wijnfteen , in herhaalde giften , en
ontbonden , of den drank N°. 14. neemen.
Soortgelijke zwelling , welke fchielijk , na eene
gevatte koude, bij eene koude vogtige lucht,
of aan een bijzonder deel, of aan het -geheele
lighaam, ontflaan is, wordt dikwijls door zweet*
drijvende dranken en foortgelijke middelen, door
zagte wrijvingen met wolle berookte lappen,
en door zich in eene maatige warmte in het bed
te houden, gemakkelijk en fchielijk verdree*
ven. Men laat driemaal 's daags een poeder
uit gepraepareerde kreeftoogen , en room van
wijnfteen ■> van elk vijftien grein', en een grein
fcarapx
VAN pZ WATERZUCHT* I3I
kampher neeraen', telkens een kopje van een
aftrekfel van vlierbloemen of kamillen daarop
drinken, en zoo het noodig.is , kan men ook
een buikzuiverend middei geeven.
Daarenboven moet de lijder zich in eene ge-
lijke , doch maatige , warmte houden , met
maate , en geene waterachtige fpijzen gebrui-
ken. Eene herhaalde, maatige, beweeging te
yoët , als het de krachten toelaaten, is zeer
dienftig.
Het is een goed teken , en geeTt hoop tot
geneezing, als de lijder meer pis begint te loo-
zen , en ook meer te zweeten , en daarbij de
zwelling vermindert.
Men komt eene wederinflor.tiBg voor, en Jb.e-
vordert de geneezing , als.meri , wanneer de
zwelling begint te verminderen,- door nauw$
klederen, ^en gefchikte, omzwagtelingen-der on-
cïerfte leden met bree^e .z^gtels , de:yer(la.pte
deelen verfterkt. Eene herhaalde^ doch zagte,
wrijving met woüe, welberookte, doeken, en
eene maatige beweeging, maaken insgelijks de
geneezing veel gemakkelijker.
Op zoodanig eene wijze wordt de Waterzucht ,
welke na langduurige koude koortfen , of fchie-
lijk na gevatte koude ontflaan zijn , dikwijls
gemakkelijk geneezen ; men moet maar niet al
je vroeg ophouden met het gebruik der genees-
I 2 mid-
132 VAK DE WATERZUCHT
middelen, en zich wachten, dat men niet door
eene kwaade levensregeling en andere misfla-
gen het ongemak, nu eerst overwonnen, we-
der te voorfchijn brenge.
Doch zoo de Waterzucht haareri oorfprong
neemt van andere oorzaaken, is zij moeilijker
te geneezen, en vereiseht herhaalde ontlastin-
gen van het overtollige water.
Dit kan door drie v/egen gefchieden , door
het zweet, door de pis, en door den afgang.
Het gefchïedt op de gemakkelijkfle wijze
door de ontlasting der pis, doch fomtijds , als
de pisdrijvende middelen niet toereikende zijn,
moet men 'er ook buikzuiverende bijvoegen.
Altijd moet men beginnen met zagte midde-
ten, en eerst dan, wanneer deeze niet werken,
tot fterkere overgaan.
Eenzeker én werkzaam middel isN°r 38. Men
geeft daar van 's morgens vroeg een lepel voL
Verwekt he& zelve braakingenr dan geeft men
de helft van deeze hoeveelheid; doorgaans ver-
wekt het flecjits eene geringe mislelijkheid,
kort claarop loost de lijder veel pis, en bcfpeui$
groote verligting. Zelden veroorzaakt dit mid-
del eene buikzuivering , doch zoo zulks mogt
gefchieden , is het ook niet nadeelig- Men
maakt van hetzelve dagelijks gebruik , tot dat
door de pis al het water ontlast en het gezwel
ves*
TAN DE WATERZUCHT. 133
yerdweenen is. Zoo een lepel vol te weinig
moge zijn , kan men langzaamerhand meer en meer
geeven , toe dat de ontlasting van de pis ver-
meerdert.
Bij het genoemde middel kan men een' drank
even als koffij, uit ligt gebrande jeneverbesfen,
of akers voegen. De room van wijnfteen , in veel
water ontbonden, doet ook goeden dienst, en
de lijders hebben fmaak in deezen drank.
Men vergeete hierbij de zagte wrijvingen
Biet , en , als de zwelling begint te verminderen ,
alle de overige regelen, en opmerkzaamheden ,
die reeds aangepreezen zijn.
Zoo 'er na het gebruik van het middel N°. 38.
eene branding in het Joozen van de pismogtont-
flaan, dan moet men daarmede ophouden, en
veele flijmerige dranken , als rijst • gerften- water ,
of foortgelijke drinken.
Als dit blijft voortduuren , of men geene
werking, na het gebruik van dit middel, be-
fpeurt, dan moet men buikzuiverende midde-
len, eerst zagte, en, als deeze ook niets of zeer
weinig doen, nu en dan flerkere geeven. De
middelen N°. 3. 4. 5. of 39. naar maate van
de omftandigheden kunnen daartoe dienen.
Dikwijls doet het middel N°. 40. de ge-
wenschte werking , als men daarvan alle twee
uuren, een halve Jepel of een geheele laat ge-
1 .3 brui*
134- VAN DE WATERZUCHT.
bruiken; en nog beter is het , bittere extrafren
daarbij te voegen, dewijl deeze te gelijk ver-
Herken. [
Indien zagte middelen nietsdoen, fterkere in-
tegendeel al te veel verzwakken, benauwtheid,
pijn tusfchen de fchotiders , en een' droogen
hoest veroorzaaken , zoo is dit een zeer flecht
teken, en de waterzucht doorgaans ongenees-
lijk. Men moet zich wachten, in zulk een geval ,
te heete middelen te gebruiken , doch alleen
zijn best doen, om, door zagte middelen, de
meest dringende en pijnelijkfte toevallen te over-
winnen. Dit zelfde heeft men in acht te neemen
in de waterzucht , welke het gevolg is van eene
inwendige verettering of uitteering, en door-
gaans den dood na zich fleept.
Akwaterzuchtige lijders aangetast worden door
eene heete koorts, of ontfleekings ziekte, nog
fterk zijn, en geene fcderpe vogten' hebben ,
dan moet men ze even eens behandelen, als
boven bij deeze ziekten aangeraaden is. Doch.
zijn deeze zieken op zoodanig een' tijd reeds
zeer zwak en afgemat , zijn hunne vogten be-
dorven en fcherp, dan zijn zij niet te redden,
maar fterven.
Van
tfAN DE BUIKWlTEIlZUCHT. 13$
Van de Buikwaterzucht. %
De Buik waterzucht (afcit es) is e en e verzame-
ling van water in de holligheid van den buik.
Men kent dezelve daar aan, dat de buik en de
beenen zwellen, de overige deelen daarentegen
uitteeren. Daarenboven kan men, de eenehand
tegen de eene zijde van den buik plaatfende, en
tegen de andere zijde met de andere hand klop-
pende, de golving offchommeling van het water
duidelijk voelen en hooren. De zwelling en op-
zetting van den buik toeneemende, wordt de
ademhaaling moeielijker, en doorgaans zijn 'er
aanmerkelijke verfloppingen in de ingewanden.
De geneezing is dezelfde, als in de reeds be-
fchreeven waterzucht , doch de pisdrijvende
middelen doen in dit geval zelden veel , men
moet tot flerke purgeermiddelen zijn toevlucht
neemen ; doch ook hierbij die allernoodigfte
omzichtigheid niet uit het oog verliezen, dat
men dezulken niet geeve in die gevallen ,
waarin aanmerkelijke verhardingen of verette-
riagen van de buik- ingewanden tegenwoordig
zijn, dewijl men dan den dood des lijders daar-
door zoude verhaasten.
Is men zoo gelukkig , dat men het water door
de genoemde middelen uit het lighaam brengt*
'^ welk echter alleen dun plaats kan grijpen, als
1 4- het
I3Ö VAN DE 3UJK WATERZUCHT.
ket ongemak nog niet zeer oud is, en de oor-
zaaken niet hardnekkig zijn , dan moet men nog
een* tijd lang laaten aanhouden met zagte ont-
bindende middelen, doch daarbij ook trachten
de deelen te verfterken. Tot dit oogmerk kan
men het middel N°. 37. geeven, en den buik
met een' breeden band , die langzaamerhand
vaster toegetrokken wordt, geflooten houden.
Zagte wrijvingen met doeken , die wel berookt
zijn, zijn zeer dienftig. Ook is het zeer nuttig,
den buik dagelijks twee of drie reizen met de
zalf N°. 33. te laaten fmeeren.
Doch als na eenigen tijd de ontlasting van de
pis niet aanmerkelijk is , noch het water door
het darmcanaal weggevoerd wórdt, en de zwel-
ling niet afneemt , moet men den buik -(leek
(Paracenthefis abdominis) in het werk Hellen , en
dus het water aftappen.
Deeze operatie, zoo dezelve in tij ds in het
werkgefteld wordt, is altijd zeker en nuttig,
doch als men dezelve verricht, de ziekte reeds
van langen duur en diep ingeworteld zijnde, is
dezelve onzeker, en dikwijls gevaarlijk.
Dewijl 'er nu veele kundigheden vereis cht
worden, om dit te bepaalen, is het ook raad-
zaam, dat een Heelrneefter .daartoe niet over-
ga, dan op aanraaden van een' Geneesheer.
Zijn hardnekkige verftoppingen en verhaj*
dirk
TAN DE BUIKWATERZUCHT. 137
dingen der buik • ingewanden de oorzaak van de
waterzucht, zoo is zij altijd ongeneeslijk. Wan-
neer die verftoppingen niet zeer aanmerkelijk en
verouderd zijn, dan kan men de pillen N°. 41.
tot acht fluks driemaal 's daags geeven, daarbij
den drank N°. 19. laaten gebruiken, den buik
met wolle doeken zagtjes wrijven , op denzel-
ven de zalf N°. 33. fmeeren, en alle drie of vier
dagen een zagt buikzuiverend middel geeven.
Fan de Borstwaterzucht.
De Borstwaterzucht is moeielijk te kennen ,
en wordt even daarom , dewijl men dezelve zelden
eerder gewaar wordt , dan wanneer zij reeds
diepe wortelen gefchooten heeft, ook zelden
geneezen.
De voornaamfle kenmerken zijn ; eene korte >
moeielijke, ademhaaling , vooral in den flaap,
drooge hoest; de lijder kan daarbij in het bed
niet liggen, doch hij moet of recht op, of
voorwaards geboogen , zitten , daarbij zijn ,
vooral in het begin der ziekte, dikwijls de beenen
gezwollen ; en hoe meer deezc zwellen 5 hoe
beter zich de lijder op de borst befpeurt, inte-
gendeel, als deeze zwelling afneemt, wordt de
borst wederom bezwaard ; dikwijls zwellen ook
een pf beide de armen,
I 5 A!$
I38 VAN DE BORSTWATERZUCHT.
^Als de landlieden zich , na eene fterke ver»
hitting, fchielijk verkoelen > ofte fchielijk koud
water drinken, ontflaat deeze ziekte zeer ligt,
doch meest is zij een gevolg van langduurige
long- of borst -ziekten.
De geneezing deezer ziekte is zeldzaam en
twijfelachtig, dewijl zij bijna nooit, dan wanneer
zij verouderd is, gekend wordt, wanneer 'er
geene hulp meer kan aangebragt worden. .
Pisdrïjvende en ontbindende middelen doen
hier zelden iets, nog eerder buikzuiverende.
Men kan tot dat oogmerk de reeds gemelde be-
proeven , doch met deeze omzichtigheid, dat
men met zagt e beginne , en , als deeze niet helpen ,
tot flerkcre overga. Men moet vooral op de
krachten van den lijder acht geeven.
Een Geneesheer raad te pleegen, is in deeze
ziekte vooral noodig.
Van de Trommelzucht.
Men moet de Trommelzucht (Tympanites)
wel onderfcheiden van de buikwaterzucht. Zij
ontflaat uit beflooten lucht of winden in den
buik , hetzij in de maag , of in de holligheid
van den buik zelve.
Zij onderfcheidt zich voornamelijk door de
volgende tekenen van de buikwaterzucht. 1.
Is de zwelling in de trommelzucht zelden zoo
hoog
VAK BE TR0MMEL2ÜCRT. 13CJ
hoog opgezet, als inde buikwaterzucht. 2. Is
de bnik van vooren zeer verheven, doch aan
de zijden ingevallen. 3. De gedaante van den
buik wordt niet veranderd , op welke zijde de
lijder zich ook legt ; de huid is wit , en uitge-
rekt. 4. Als men op den buik flaat, befpeurt
men geene fchommeling, maar een hol geluid,
als van een trommel. 5. De ziekte gaat meeften-
deels vergeld me: hardnekkige verftoppingen,
braakingen, en pijnen om den navel.
Deeze ziekte is gevaarlijker, dan de water-r
zucht , en moeielijk te geneezen ; men kan ethter
de volgende hulpmiddelen beproeven.
Men laat den buik verfcheiden reizen met
warme taolle lappen wrijven , en daarna met de
zalf N°. 33. befmeeren.
Des avonds geeft men verfcheiden dagen rra
elkander een poeder /t welk beftaat uit vijftien
grein rhabarber; even zoo veel fuiker en tarta-
rus vïtriolatus, en vier droppen anijs- olie. Men
kan dit ook 's morgens geeven , en als men ge-
weldige krampen befpeurt , of de braakingen
zeer fterk zijn , een grein opium daarbij voegen.
Küjfteeren uit een afkookfel van kamillen- en
vlier- bloemen, venetiaanfche zeep, en boom-
olie hebben dikwijls verligting te weeg gebragt,
ais inwendige middelen vruchteloos waren. De
kramp zeer hevig zijnde kan men twintig drop-
pe-
j4o van de trom me-l zucht.
pelen laudanum liquidum fydenhami daaarbij doen.^
Koude omflagen van koud water of ijs op den
buik bedwingen fomtijds de kramp, enmaaken,
dat de winden fchielijk geloosd worden, en de
buik Hinkt.
Als de lijder ontlasting krijgt , en daar bij
veele winden kwijt ra&kt, zoo de zwelling van
den buik vermindert > heeft men hoop tot ge-
neezing.
Men gaat met de opgegeeven middelen voort ,.
tot dat alle lucht ontlast, en het lijf tot de ge-
woone dikte gekomen is.
Dan moet men zagte verfterkende middelen ,
te gelijk met ontbindende, een' tijd lang laaten
gebruiken. Het middel N0. 9., drie of vier
maaien 's daags tot de hoeveelheid van een
fpijslepel gegeeven , is dan zeer goed, vooral
wanneer men nog eenen tijd den buik met war-
me wolle doeken wrijft ,rook een breeden band
aanlegt, en de lijder zich naarftig , doch met
■ maaten, beweegt.
In de keuze van de fpijze moet hij zeer zorg-
vuldig zijn , alle vette , winderige en onver*
teerbaare, vermijden.
Is de trommelzucht reeds oud , en ontflaan
uit aanmerkelijke ongemakken in de buik-inge-
wanden, krijgt de lijder geene ontlastingen, en
Joost hij geene winden, dan is zij doodlijk.
Vm
VAN ÖE JïCTPIJNÊN. J4Ï
Van de Jigt fijnen.
Deeze ziekte gaat verzdcl met koorts , of
wordt zonder dezelve waargenomen. De eer-
fte foort noemt men de heece , en kan , met
alle recht onder de ontfteekings- ziekten ge-
plaatstworden» De koude Jigt is zonder koorts,
ten minden is dezelve niet te bemerken , en
deeze duurt lang ; men noemt deeze ook de
floepende of langduurige Jigt.
Dikwijls zit dezelve vast in eenig deel van
het lighaam , en veroorzaakt aldaar meer of
minder roodheid , zwelling , en pijn; fomtijds
verplaatst zij zich van het eene deel op hec
andere.
Alle deelen kunnen door deeze ziekte aange-
tast worden. Dikwijls plaatst de ziekte zich op
de uitwendige bekleedfelen van het hoofd , de
oogen, en tanden, en verwekt de ondragelijk-
fle hoofd- en tandpijnen, ontfteekingen der oo-
gen, enz.
Doch doorgaans zit het ongemak in de Ie*
den, en voornamelijk in de gewrichten , bij-
zonder van de knie, en heup. Zoo Jarig het
in de uitwendige deelen blijft, heeft men, zoo
de behandeling hetzelve niet doet verergeren ,
zelden gevaar te vreezen; doch vak het op de
hiwendige dealen, dan wordt het zeer gevaar*
ïijk,
*4& VAN DE JIGTPIJNEN.
lijk, en dikwijls doodlijk. Verkouwingen , ge-
lijk ook heece geneesmiddelen en dranken, kun-
nen dit veroorzaaken. De Razernij , ontftee-
kingen van de borst, maag, en darmen, ont-
ftaan dan, als de floffe zich op deeze deeleii
werpt.
De heete Jïgt moet even als een ontfteekïngs
ziekte behandeld worden. Is de koorts zwaar i
de. pols vol, dan zet men eenklijfteer van week-
maakende kruiden, en boom- olie. (men zie de
Verhandeling van de Long-ontfteeking) , en
een uur daarna tapt men uit eene ader op den
arm twaalf oneen bloed. Daarbij laat men veel
van het gerHenwater No. x. of ztiure wéi mee
honig drinken , geeft alle twee uuren een thee-
lepel van het poeder N^. 8«, en laat den lijder
volkomen die levensregeling houden, welke in
heete ziekten voorgefchreevenis. iMenJierhaalt
de aderlaating, als naeenige uuren de hitte, on-?
geduurigheid,en pijn niet merkelijk verminderd
zijn ; fomtijds' moet meri dezelve nog meer her-
haalen, als de koorts en pijn geweldig zijn, "en
de geneigtheid tot óntfteeking groot is.
Zoo het lijf daarbij verflqpt is, de hitte. ea
hoofdpijn zwaar zijn , dau gaat men voort met
alle dagen een klijlteer te zetten. Is de koorts
Voorbij , dan bedient men zich met voordeel van
bet middel No. u, en herhaalt dit den derden
dag>
VAN Bt JIGTPIJNEN. I4.3
dag, en na verloop van meer dagen nog eens.
Dit verfchaft den lijdereenige afgangen, waai>
na hij zich doorgaans zeer verligt vindt.
Indien het mogelijk is , moet men bij aan-
houdendheid eene weekmaakende ftooving ge-
bruiken. Flanelle lappen , in lauw water ge-
doopt 5 en uitgedrukt , zijn alleen voldoende.
E#nlauw, half of heel , bad, -brengt ook, veel
verligting aan, hetzelve-vermcerdert wel fom-
tijds oogenblikkelijk de pijnen , doch als de- lij-
der in het bed komt , dan raakt hij doorgaan?
in een zagt doch fterk zweet, h welk degehee?
Ie ziekte dikwijls op eens wegneemt. Voor
dat men zoodanig bad gebruikt , moet echter
eene aderlaating in het werk gefield zijn.
Zijn de pijnen 'bijna ondragelijk, dan is het
niet wel mogelijk , ftoovingen te gebruiken.
Dampbaden komen dan te pas, en men brengt
d^n waasfem van kookend water door een pijp
tegen het aangedaane deel ,' en gaat daarmede,
eenigen tijd «voort. Kopglazen kan men dok
met vrucht op zoo een deelplaatfen.
Zelden duurt zoodanig eene hevige Jigt ovet
de veertien dagen. Dezelve -eindigt door dik-
ke, trouble pis, waarin een rijkelijk geelachtig
gfondzetfel komt , of door afgangen ^ of, en
Wel meeftendeels , door zweet. Men bevordert
dk door rijkelijk te laaten drinken een «aftrek-
fel
144- VAN DE JÏGTPJJNEN,
fel van vlier bloemen , gelijk beide de andere
ontlastingen door veel te drinken, en den room
van wijnfteen te gebruiken. Somtijds echter
eindigt deeze ziekte ook door eene verzwee-
ring, of op het lijdende deel verwekt , of in
de nabijheid , welke verzweering zich dan o-
pent;men moet daarom ook zoodanig eene niet
te fcbielijk geneezen , of de pijnen openbaaren
-zich wederom. Dezelve geneest van zelve door
eene maatige levensregeling , en eenige buik-
huiveringen. Veeltijds eindigt de ziekte door
een uitflag aan het pijnel'ijke deel , en deeze
moet men ook niet te fchielijk verdrijven.
Dikwijls blijft 'er , offchoon de ziekte ge-
neezen , en de pijn verdweenen is , eene zwak-
heid en doofheid in het aangedaane ótel over-
Deeze overwint men best, a4s men deeze de.e-
len met wolle of Öanelle lappen 's morgens en
's avonds wrijft , zich beweegt, en eene maati-
ge dieet houdt.
Maatigheid, eene goede dieet, beweeging,
koude baden, en van tijd tot tijd aderlaatingen,
zijn de middelen , waardoor men zich voor her-
haalde aanvallen bevrijden kan.
Tast de Jigt menfchen aan, die niet zeer vol-
bloedig zijn, de vaste deelen verila.pt, en een
waterachtig bloed hebben , dan heeft men de
aderlaa ing minder noodig, offchoon de koorts
vrij
VAN DE JIGTPIJNEN. I4J
vrij aanmerkelijk ware. Men gebruikt meer.
purgeermiddelen , en legt daarna Spaanfche-.
vliegpleifters aan de kuiten.
Alle drie of vier uuren geeft men een van de
poeders N°, 43. , en Jaat naarftig gebruiken van
den drank N\ 42.
. De tweede foort van de Jigt is de koude, of
hngduurige en ileepende. Deeze tast meesc
zwakkere lijders aan , is doorgaans zonder koorts ,
duurt lang, en op de pijnelijke plaats befpeurt
men dikwijls noch hitte , noch roodheid y noch
zwelling, gelijk i<i de heete, welke meer aantast
fterkeen volbloedigeinenfchen, met meer koorts
en alle tekenen van ontfteeking verzeld gaat.
Dit ongemak tast gemeenelijk de onderfle
leden, en derzelver gewrichten, aan, en duurc
dikwijls maanden ja jaaren lang. Het zelve is
aller hardnekkigst , wanneer het zich naar het
hoofd, delendenen, of heupen begeeft.
De middelen zijn de volgende. Is de lijdec
fterk en volbloedig en de pijn zeer zwaar, dan
ftelc men in den beginne eene aderlaating in het
werk, en geeft daarna het buikzuiverend middel
N°., 3. 4. of 5. laat vervolgens naarftig gebrui-
ken van den drank N°, 42., en als het oDge*
irfak naar de gevvoone middelen niet luiftereu
■wil, cte pillen N°. 44. 's morgens en 's avonds
tot een half drachma, daarop naarftig drinken,
JU of
1^6 VAN D3 JIGTPIJNEN.
oT den drank N°. 42. of een afkookfel van de
carduus benediclus, ofkamilen.
In de hardnekkige Heupjigt doen zes of acht
kopglazen, op het pijnelijk deel geplaatst, dik-
wijls zeer goeden dienst; doch men moet dit
herhaalen. Met wasch overtogen linnen, op het
aangedaane deel gelegd , brengt eene rijkelijke
uitwaasfemingteweeg, en is dikwijls zeer goed.
Ook kan men , als andere middelen te ver-
geefsch gebruikt zijn , ongebluste kalk met
honig vermengd aanleggen. ( Een fpaanfche-
vliegpleiffcer , volgens de manier van Cotunni ,
aan het hoofd van het kuitbeen gelegd, alwaar
de z^nuw alleen door de huid bedekt worde ,
brengt veelal de fpoedigfte 'geneezing aa'\ )
Tegen hardnekkige hoofdpijnen van een'
jigtigen aart zijn fp'aanfche- vliegpleifters en
een feton in den nek heilzaam.
Alle te heete middelen ,' zoo wel uit als in-
wendig gebruikt, zijn nadeelig, gelijk ook de
Opiaaten.
Menfchen, die dikwijls met jigtpijnen en zin-
kingen geplaagd' zijn, móeten eene maatigé
levenswijze houden, koude en vogtige lucht
Vermijden, zich naarftig bewëegen, maar niet
te zeer verhitten. ■ M^rr komt de aanvallen
voor, als men een wollen hembd op het'blooté
lijf draagt, of zich 's morgens an 's avonds hec
ge-
VAN DE JIGTPIJNEN. Ï47
geheele lijf met flanelle Jappen laat wrijven, de
voeten en het hoofd warm houdt, geen verhit-
tende dranken gebruikt, van tijd tot tijd, al*
men tot volbloedigheid geneigd is, eene ader
openen laat, en zich langzaamerhand aan een
koud bad g-woon maakt.
Zoo het aangedaane gewricht mogt beginnen
(lijf te worden , dan moet men dit aangedaane
deel tweemaal's daags over de waasfem van warm
water laaten houden , daarna met warme doeken
wel afdroogen , zagt wrijven , en met Althéa- zalf
befmeeren. Het ongemak toeneemende, kan
men daarbij een dropbad voegen.
Dikwijls ontdaan zulke pijnen in het hoofden
leden door venerifche fcherptens , die langen tijd
in het lighaam zijn verborgen gebleeven. Die
moet een' Heelmeefler opmerkzaam maaken »
zulks nauwkeurig te onderzoeken , ook bij de
vrienden of bekenden van den lijder natevor-
fchen , of hij ook voorheen eenig venerisch onge-
mak gehad heeft, en dan moet deeze ziekte als zoo*
danig behandeld worden. Dit heeft ook plaats als
eene fcheurbuikige fcherpte de oorzaak van het
ongemak is.
Zoo deingeflaagen fchurft, of andere foorten
vanuitflag, oorzaak van de pijn zijnnKfv dan
moet men dezelve zoo ichielijk mogelijk weder-
ik % om
148 VAN DB JIGTPIJNEN.
om trachten te voorfchijn te brengen. (Men
zie de Verhandeling over de fchurft. )
Een Heelmeefter doet echter , in zulke ge-
vallen , best , dat hij , hoe eerder hoe liever
den naaften Geneesheer raadpleege.
Van de Scheurbuik*
De Scheurbuik is eene hardnekkige ziekte ,
die van eene bijzondere rottende fcherpte in de
vogten voortfpruit.
Men neemt dezelve het meest waar op de
plaatfen, alwaar de lucht vogtig, koud, nevel-
achtig, en onzuiver is , de inwooners zich dicht
aan de oevers van de zee, of op laage moeras-
tige plaatfen ophouden , geen goed , maar on-
zuiver , ftilftaand , water hebben, en gebrek
lijden aan goede voedfels , vooral uit het rijk
der planten. Somtijds ontftaat deeze ziekte
x>ok na langduurige, of kwalijk geneezen, tus-
fchenpoozende koortfen.
De voornaamfte kentekenen zijn een bleek
aangezicht , opgezet lighaam , bloedend , ge-
zwollen tandvleesch , ilinkende adem , eene
bijzondere loom- en traagheid van het lighaam ,
zwaare pijnen in de leden , vooral -« nachts.
Daarbij komen, als de ziekte verder voortgaat,
donker blauwe vlekken, en dikwijls boosaartige
ver-
VAN DE SCHEURBUIK. 149
verzweeringen aan de beenem Eindelijk, als
de ziekte nog meer verergert, rot het tand-
vteesch , de tanden bederven , worden los , en
vallen eindelijk uit ; de adem ftinkt op eene on-
dragelijke wijze , en dikwijls ontdaan 'er ge-
vaarlijke bloedftortingen op onderfcheiden plaat-
fen van het lighaam , door de ontbinding van het
bloed.
In de geneezing heeft men voornamelijk op
het volgende te letten.
i.) Men moet zoo veel mogelijk de befmet-
ting trachten voor te komen, en te beletten,
dat de ziekte zich ver verfpreide. Tot die
oogmerk moet men de oorzaaken uit den weg
ruimen, en derhalven a. ) zoo veel doenelijk is,
beletten , dat 'er te veel menfehen in nauwe en
laa.ge vertrekken bij elkander woonen, en, zoo
het ge'fchieden kan, de zieken in zuivere, be-
tere , vertrekken, laaten brengen; b.) de
vogtige, onzuivere, lucht, daardoor verbete-
ren, dat men de vertrekken naarftig lucht, met
azijn , of geneverbesfen , berookt ; c ) de
voedfels verbeetert : Men geeft de lijders in
het geheel geen-, of zeer weinig versch vleesch,
maar alleen groentens , als kervel , zuuring ,
jpinachie , falade , endivie , fuikerei, bruine
kool , zuurekool , lepelblad , en foorrgelijke.
Qoede rijpe vruchten zijn ook dienflig. Ge-
K 3 kaara-
X$0 VAN DE SCHEURBUIK.
kaamde melk , water met gerst , haver , of
rijst , gekookt , door citroenen fap of azijn ,
zuur gemaakt, zijn goed tot drank. Onzuiver
water zoekt men daardoor te verbeteren, dat
men een weinig goeden wijn -azijn, en brande-
wijn tot gelijke deelen, bij voorbeeld, van elk
twee oneen op een pint water, doch nog be-
ter een weinig fpiritus vitrioli daar bij giet, en
dus naarftig laat drinken.
2.) Wat aangaat de geneezing zelve , zoo
moet men zagte ontlastende middelen met zul-
ke, die tegen de Scheurbuik zijn , en met ver-
fterkende, verbinden.
Sterke purgeer- , of braakmiddelen , gelijk
ook aderlaatingen zijn meer fchadelijk dan
nuttig.
Is men overtuigd, dat 'er kwaade floffen in
de maag en darmen zijn , dan moet men veeleer
door zagte, en dikwijls herhaalde, buikzuive-
rende , middelen dezelven* trachten uit het lig-
haam te brengen. De cremor tartari en putya
tamarindorum zijn daartoe 't best gefchikt.
Hierna geeft men de middelen tegen de
fcheurbuik , waarbij men heeft optemerken ,
dat, naarmaate de ziekte en de gefteldheid van
den lijder verfcheiden is, de geneeswijze ook
verfchillende zijn moet.
Js de lijder van eene koude, waterachtige,
ge-
VAN DE SCHEURBUIK I5I
gefleldheid,en wordt men door de opgegceven
tekenen ontwaar , dat de Scheurbuik van dien
aart is, welke men de koude noemt, heeft de
lijder een bleek aangezicht , gezwollen bcenen,
en niet veel dorst, dan laat men hem van het
middel N°. 45. 's.morgens, tegen den middag,
en 's avonds , een wijnglas vol neemen, en van
den drank N°. 48 , of zuure wei, met azijn ge-
maakt, naarftig den geheelen dag door drinken.
's Avonds kan men van het poeder N°. 47. een
theelepeltje vol geeven. In plaats van het
middel N° 45. kan ook het middel N°. 46- met
nut tweemaal 's daags tot een klein bierglas vol
gegeeven worden.
Doch zoo de lijder veel hitte heeft , de pols
ras is, de dorst groot, en het tandvleesch zeer
rood, bloederig, en als rottig, dan moet men
alle verhittende middelen vermijden, veel zuurs,
als bij voorbeeld, de drank N°. 43., of zuure
w^i drinken, en van het conferf N°. 49. twee
of drie maal 's daags ter grootte van een ok-
kernoot , en 's avonds en 's morgens het poeder
N°. 47. laaten neemen.
Ook , als de lijder begint beter te worden ,
't welk men befpeurt uit het verminderen, en
wegblijven van de pijn , het vrij gebruik der
leeden , en de meerdere krachten , moet hij
echter voortgaan , de voorgefchreeven midde-
lt 4 lea
151 VAN DE SCHEURBUIK.
Jen te gebruiken , en langzaamerhand daar mede
ophouden , doch vooral nog laag een nauw-
keurig dieet houden , zich naarftig , doch maatig ,
in de open lucht beweegen. N°. 2r. kan tot
vermeerdering (Ier krachten gebruikt worden,
terwijl men echter te gelijk veel gekaamde melk
laat drinken.
Tegen de kleine zweertjes, die zich in deeze
ziekte doorgaans aan het tandvleeseh , de lip-
pen, en binnen in den mond vertoonen, moet
men zeer ras iets gebruiken , dewijl zij zeer
fchielijk alle de aangrenzende deelen aantas*
ten , de tanden los worden , en uitvallen.
Men befmeert tot dat einde alle die plaatfen
naarftig met N°. 50., en laat den mond dikwijls
met zuuren wijn, waarin honig ontbonden is,
t)f met w-ater van lepelblad, uïtfpoelen. Is het
rottige op deeze wijze overwonnen , dan kan
men met N°. jj. nog een* tijd lang voortgaan.
Van de Schurft.
Men haalt zich de Schurft doorgaans op den
hals door belmetting ; zij kan echter ook, hoe-
wel zeldzaamer, van zelfs, en dat wel door eene
Hechte levenswijze, vooral van onzuiverheid,
ontitaun. Menigmaal is zij eene heilzsanie
fcheiiing , door de natuur verwekt , in ver-
fchei-
VAN DE SCHURFT. 153
fcheiden fleepcnde ziekten , en dan moet zij
niet te vroeg verdreeven, noch minder door
fmeerfeis naar binnen g-jaagd worden. Dit
zelfde heeft plaats, als zij na langduurige koon-
fen ontftaat.
Vertoont zich de 'Schurft bij iemand, bij wien
men geene befmetting kan vermoeden , dan
moet men de geneezing beginnen met eene vol-
komen onthouding van alle gezouten, zuuren,
vette , en aangezette» fpijzen. Men laat een'
drank van klitte en graswortel, of N°. 42. of
48. drinken, geeft na vier dagen het buikzui-
verend middel N°. 3. of 4., of ook twee loot
zout van Glauber. Daarna laat men eenige dagen
na elkander het poeder N». 50* of 55. driemaal
's daags tot een theelepel vol neemen, daar bij
naarftig een der bovengemelde dranken gebrui-
ken , om den zesden of acheften dag purgeeren,
naarftig baden, des zomers in»de zee of een
rivier , des winters in een lauwbad , dat met
groene zeep en zemelen gemaakt wordt. Na-
dat dit veertien dagen lang geregeld gedaan
is, kan men gebruik maaken van de zalfN°. 54.
of 55. , doch met die omzichtigheid, dat men
eerst de handen, daarna de voeten, en dus dan
het eene, dan het andere, deel, dat met fchurfc
bezet is, befmeere; en, terwijl men dit doet
moec men zjo wel met het poeder , als den
K 5 drank,
154- VAN DE SCHURFT.
drank, en hec baden, aanhouden, ook altijd
om den zesden of achttien dag purgeeren.
-Als men de deelen naarftig wascht met een
zeer fier kaf kook fel van den Alants wortel , brengt
dit dikwijls veel toe tot de geneezing.
Zoo men zeker weet , dat de lijder zich het
ongemak alleen door befmetting op den hals ge-
haald heeft, es indien men terilond, en in de
eerfïe dagen daar bij geroepen wordt, dan kan
men met gerustheid, zoodra een buikzuiverend
middel gebruikt is, de zalf infmeeren.
Doch is het ongemak reeds oud, en verwaar-
loosd , dan moet men ten miniten vier' weeken
lang de voorfchreeven middelen gebruiken x
rijkelijk drinken van de voorgemelde dran-
ken, en herhaalde reizen purgeeren, eer men de
zalf gebruikt.
Bij deeze geneezing is zuiverheid en eene
goede dieet van de uiterfle noodzakelijkheid ,•
het wasfchen, baden, veranderen van hemb-
den, en bedlaakens kan daarom niet genoeg aan-
gepreezen worden. Nadat de geneezing volbragt
is , moet men alle de klederen , in de open
lucht, met zwavel berooken, en dikwijls in de
lucht hangen, eer men die wederom aantrekt,
terwijl al het linnen zorgvuldig gewasfchen , en
zelfs de bedden gezuiverd moeten worden.
r Nogmaals wordt het herhaald, dat men de
zalf,
TAN DE SCHURFT. 155
7alf, of andere terug drijvende middelen, niet
te fchielijk moet gebruiken. 'Kr is g-een onge-
mak , 't welk door zoo eene handelwijze niet
kan voortgebragt worden , vooral plaatst zich
de fcherpe iloffe zeer ligt op de long , de
hersfenen, de oogen , de darmen, en veroor-
zaakt aamborftigheden, de teering, draaijingen
in het hoofd , beroerte , dolheid , blindheid ,
doofheid, en meer andere kwaaien. #
Zoo men eenige toevallen, aan deeze ziekten
eigen, mogt waarneemen , dan weet men, dat
de Schurft te vroeg verdreevon is; men moet
dan dezelve fchielijk , doch met voorzigtigheid,
wederom te voorfchijn brengen. Tot dit oog-
merk laat men den lijder naar ftig met wollen
lappen over het geheele lighaam wrijven, daar-
na in een lauw bad , waarin men wat zeep en
zemelen doet, zetten, een aftrekfel van kamil-
len bloemen , of den drank N°. 42. warm drin-
ken , en geeft hem van het Poeder N°. 5*. da-
gelijks een half drachma met een grein kam-
pher. Zoo daarop dq Schurft niet te voor-
fchijn mogt komen; en zijn de omftandigheden
van dien aart , dat fchieJijke hulp vereischt
wordt, dan plaatst men Spaanfche- vliegplei-
fters aan de kuiten., en zoekt den lijder de
Schurft te bezorgen door hem te leggen in het
bed van iemand, die de Schurft heeft, of hem
het
1$6 YAN DE SCHURFT.
hec hembd van zoo eenen te laaten aantrekken.
Is men zoo gelukkig, zijn oogmerk te berei-
ken, dan moec men zich voor alle fmeerfels ,
voor alle uitwendige middelen, wachten, en
zeer lang de voorfchreeven middelen gebruiken.-
Zoo de lijder zeer volbloedig is , en eene
groote hitte heeft , da» kan men eene aderlaa-
ting op den arm in het werk (lellen , en bij de
andgre middelen verkoelende voegen.
Van de ziekten der Vrouwen.
•
De Vrouwen zijn aan eenige , haar eigen
ziekten onderheevig, welke vier hoofdöorzaa-
ken hebben , de ftonden , de zwangerheid ,
de verlosfing, en de kraam.
Van de Stenden.
De Stonden openbaaren zich omtrent het
veertiende jaar en duuren omtrent tot het vijf-
tigfle, zoo echter dat zij zich wel eens vroeger
of laater vertoonen, en ook vroeger of laater
ophouden. Bij fommige duuren dezelven tel-
kens flechts twee dagen, bij andere wel negen;
bij eenige zeer maatig, bij andere rijkelijk; in.
veele , geregeld, alle vier weeken, bij andere
minder geregelci. Des niet te min kan bij alle
deeze
VAN DE STONDEN. 157
deeze verfcheiden lieden , de gezondheid ech-
ter flandvastig zijn, zelfs bij fommigen , dis
nooit de Stonden hebben ; het zoude daarom
ongefchikt zijn, eenige middelen te gebruiken,
tenzij de nood zulks vereischte.
Doorgaans echter, wanneer deeze ontlasting
zich voor de eerfte keer zal openbaaren, klaa-
gen de jonge meisjes over vermoeidheid, vlie-
gende hitte, draaijingen in het hoofd , hoofd-
en tandpijn, hartkloppingen, pijnen in de len-
denen, een jeukte, en zwelling der teeldeelen,
geen trek tot eeten, walgingen, fterke afgan-
gen , of ook wel hardlijvigheid. Deeze toe-
vallen worden intus'chen meestendeels door de
ontlasting van het bloed weggenomen , en vor-
deren daarom behalven eene goede dieet, niet
eerder eenige hulp, dan wanneer zij te gewel-
dig zijn, of koorts verwekken. In die geval
moet het gerftenwater N°. I. naafftig gebruikt,
en daarenboven alle twee of drie uuren een thee-
lepel vau Bfoi 8. genomen Worden. In plaatfe
van deeze middelen kan men ook de wei gebrui-
ken. Alle avond bedient men zich van een lauw
voetbad ; ook kan men de waasfem van warm
water tegen de teeldeelen laaten komen, week*
maakendeklijfteeren, uit water enmelk, zetten,
dergelijke Hovingen, die ook van vlierbloemen
kunnen gskogkc worden , lauw over den.buik flaan.
Deeze
I58 VAN DE STONDEN.
Deeze zijn de 'hulpmiddelen voor arbeid-
zaame, en voor het overige gezonde, meisjes,
en men gaat daarmede voort, tot dat de ont-
lasting van het bloed zich openbaart , en dan ver-
der heeft men geene middelen noodig.
Befpeurt men uit foortgelijke toevallen, dat
de Stonden op handen zijn bij Vrijftcrs, die een-
zittend leven leiden, die zwak zijn, en bleek
uitzien, zoodat zij niet zoowel een volle pols
en fterke hitte hebben, als krampachtige toe-
vallen, en pijnen, uitftaan, dan gebruikt men
behalvende zoo even genoemde uitwendige mid-
delen, een aftre.kfel van kamillen -bloemen.
Verdwijnen de toevallen zonder dat zich'eenig
bloed vertoont, en komen dezelven, zonder
beter gevolg , na vier weeken wederom , of
raaken zij , in pkatfe van tloed, flechts een
fiijmerig, waterachtig, vogt kwijt, dan 'moet
men een' Geneesheer raadpleegen.
Bij de meefte vrouwsperfoonen , die door den
arbeid gehard zijn, komen de Stonden alle vier
weeken , zonder dat zij daarvan eenig nadeel
aan haare gezondheid befpeuren ;fommige echter
worden door de voornoemde toevallen geplaagd ,
die dan deeze ontlasting of vooraf gaan, of de-
zelve verzeilen, of ook nog langer dutiren. Hier
toe behooren draaijingen in het hoofd, pijn in
het hoofd, in de lendenen, buik, benauwdheid,
druk-
TAN DE STANDEN. 159
drukking op de maag, misfelijkheid , braakin-
gen : Deeze zelfde toevallen openbaaren zich
ook, als de Stonden zeef flerk zijn, of geheel
wegblijven.
Zoolange zij geregeld voortgaan, dan worden
door eene goede levensregeling , die aan alle
Vrouwen, vooral op deezen tijd, zeer aante-
prijzen is , de toevallen genoegzaam verzagt.
Zij moeten , namelijk , zoodra zij maar het
geringde begin der Stonden ontdekken, alle
tette , fterk gezouten , met fpecerijen aangezette
fp ijzen, vermijden, in het bijzonder al 't geen
van uijen bereid wordt , peper wortel bevat,
of van foortgdijken aart is. Verder alle taaie
en onverteerbaare fpijzen , meelpappen, koe-
ken , versch brood , alle verhittende dranken
en geneesmiddelen , de koffij niet uitgezon-
derd. Daarbij moeten zij eene zagte bewee-
ging maaken, zonder zich te verhitten, of de
onderde deeien te verkouden; ook alle fterke
gemoeds - aandoeningen vermijden.
In nood kunpen aile die middelen te pas ko-
men , welk- aan jonge meisjes voorgeflaagen
zijn, wanneer bij haar de Stonden zich zullen
•openbaaren. Tegen de buikpijnen kan men
klijfteeren van kamillen- en vlk-rblocrmen , in
tbelk gekookt $ zetten, en foortgeiijke (loovin-
gen op d^n buik leggen , inwendig een lepel
vol
l6*0 VIN DE STONÖEN.
vol verfche olie van amandelen of olijven, gee*
ven. Een paar dagen voor dat de Stonden zich
moeten openbaaren, of voor dat de opgegee-
ven toevallen zich vertoonen,kan men den buik
zuiveren met twee loot zout vanGlauber > en
daarna de voorzeide geneeswijze wederom be-
ginnen. Is de ontlasting der Stonden zeer ge-
ring geweest, en de lijderesfe echter zeer vol-
- bloedig, dan komt, zóodra dezdve ophoudt,
cene maatige aderlaating te pas. Helpt deeze
niet, dan moet een Geneesheer de zorg op
zich neemen.
Zijn tedere > bleeke, opgezwollene* traage,
vrouwsperfoonen , die een zittend leven lei-
den , met fcortgelijke ongemakken ten tijde
der Stonden geplaagd, dan kunnen zij dezelfde
uitwendige middelen gebruiken , en inwendig
alle uur een theekop van een afcrekfel van ka-
millen bloemen , of duizendblad (?nillefolium;)
doch in deeze gevallen moet men zoo veel
te minder zonder den ,bij(tand van een' Genees-
heer doen , daar men zoo ligt nadeel aan-
brengt.
- Ten opzichte van de dieet moeten zulke per-
foonen zich anders gedraagen , dan flerke.
-Zuure fp ijzen, melk, fuiker , warme dranken,
foepeo , gebakken , moeten vooral vermijd
daarentegen kunnen zij gezouten, en met fpe-
• » ce-
VAN DE STONDEN. l6ï
cerijen aangezette, fpijzen, veel gemakkelij-
ker verdraagen.
Indien de Stonden , zoodra zij zich open-
baaren , of kort daarna , fchielijk opgeftopt
worden , hetzij door fchrik, kwaadheid, vreug-
de, verkouvving, hetzij door het gebruik van
fchadelijke zaaken > vooral van zuure melk >
zuurkool, grove meelfpijzen , warm brood, in
eene groote hoeveelheid gegeeten , en wan-
neer daarop volgen koortfige hitte , dorst *'
machteloosheid met zwaare hoofdpijnen, be-
nauwde en korte ademhaaling, of zoo zich eene
andere ontlasting van bloed opdoet , uit den
neus of de borst , dan laat men terflond op den
voet eene aderlaating van zes of acht oneen
doen. Is de lijderesfe niet onderhevig aart
flaauwtens , dan kan zij een quartier uurs of lan*
ger een lauw voetbad gebruiken , daaraa te bed
gaan, of op een' floel zitten, zoo dat de on-
derfte deelen wel bedekt blijven. Men zet een
of meer weekmaakende klijfteeren , legt week-
maakendé ftoovingen op den buik , en laat hec
Poeder N°. 8. gebruiken.
Volgt 'er geen koorts of bloedfpoeging, als
de Stonden opgeftopt zijn , dan kan men de
aderlaating achterwege Iaaten.
Bij zeer aandoenelijke, en aan kramptrekkin-
gen onderworpen perfoonen wordt deeze ont-
L las?
+6% Y A N T> t STONDE N*.
hsting van bloed -9i door de geringde gemoeds-
aandoening , zelfs indien zij maar eene fterke
reuk ontwaar worden, gefluit. In dit geval is
het goed de voeten terflond in warm water te
laaten houden, acht of tien droppelen van het
laudanum liquidum Sijdenhami te geeven, en dee-
ze gifte na acht uuren te herhaalen , als zij on-
werkzaam is ; daarbij moet men alle uur een
tl}eekopje van een fterk aftrekfel van kamillen-
of vlierbloemen laaten drinken , en tusfchen
heide eenige reizen van het middel N°. 40. gee-
ven. Een klijfteer is insgelijks van eene goede
uitwerking.
Als de Stonden na voorafgaande ziekten ,
bleedftortingen , of foortgelijke ongemakken y
zich niet openbaaren, in het algemeen in alle
verftoppingen daar van , die niet fchielijk ge-
komen zijn , in alle foorten van den witten
vloed , in alle ziekten , die voortfpruiten uit
oorzaaken dat de Stonden te vroeg wegblijven,
of zich voor het eerst te laat openbaaren , is
de hulpe van een' Geneesheer volftrekt noodig.
Wanneer Vrouwsperfoonen , die voor het
overige gezond zijn , in eenige maanden de
Stonden niet gehad hebben, vooral als zij tot
die jaaren komen., dat dezelven geheel en al
zullen weg blijven , of ook uit andere oorzaa-
ken, openbaart zich fomtijds eene zeer rijke-
V ft N DE 8 T O N D' ft. lf» Xtfg
lijke ontlasting derzelven. Zoo lang daarbij de
pols vol, de kleur van het aangezicht levendig,
de warmte Over het geheele lighaam gelijk is >,
moeten zij zich zeer ftil in een koud. vertrek
houden, naarftig drinken koud water met dorper
nen fap of geest van koperrood en een weinig
fuiker of honig, gecne warme of andere fp ijzen,
dan boomvruchten, grutten, alles zuurachtig
gebruiken , en zich voor koude of gemoeds-
aandoeningen wachten. Wordt rde bloedflor-
ting zoo fterk, dat de pols begint te beeven,*
het aangezicht bleek te worden ,, de leden t£
verkouden, komen 'er benauwtheden of ligte
fiauwtens bij , dan hou.de men eene zeer goede
JevensregeJing;, plaatfe baaden om de armen e$
beenen , legge de handen ir! lauw water, en
geeve alle half uur. van den drank N°. 5^- twep
lepels vol , en dit niet helpende , het Poede?
N°. 57. alle twee of drie uuren ; of. het cp%-
ferf N°. ,58. tot de grootte van een noot. / Ia
nood kan men de beenen in koud water-, ze tten„
en doeken , in koud water gedoopt, j op ;de#
buik leggen , als ook gebruik, maaken van N°. 30*
Indien de ontlasting niet. te fterk is , doch
echter bij aanhoudendheid voortduurt , dar*
moet men , zoo 'er volbloedigheid befpeurd
wordt , en de krachten nog toereikende zijn,
eene aderlaating op den arm verrichten , daar-
L % 119
iüH Y A N DE STOND E K.
na een verkoelend buikzuiverend middel gee-
<ven j en dan van N°. 30. gebruik maaken.
Daarenboven kan men in de fcheede dagelijks
«enige leizen het 'afkookfel N°. 59. fpuitcn ,
en hetzelve bij wijze van een kïijfteer gebrui-
leen , ook als een aftrekfel van kruiden koud
laaten drinken. Doch zoo 'er reeds zulke Hech-
te toevallen , als bij de eerfle foort van deeze
bloedflorting opgenoemd zijn , mogten tegen-
woordig zijii, dan moet men tërftond het mid-
del N°. 30 geeven , zonder eerst eene aderlaa*
ting.in het werkteftellén. Echter , zoo het mo-
gelijk is, geeft men eerst een zagE buikzuive-
rend" rüidd^h, uit ; ere mör tartarï of pul-pa tamarin-
doriim.r:De uitwendige middelen kunnen in alle
rgevallëfi in het' werk gefield worden. Zoodra
tle bloèdflorling: gefruit is, geeft men dagelijks
Hriërn'aarj'geduurepde eenigen tijd-, het Poe-
"der N0, 60.
Wailnéer ofS- dé gewoonè jaareri., of nog
-Vroeger, dé ontlasting der Stonelen volkomen
Bïxph<Sffltei dan ontdekt men' fomtijds, voorna-
melijk föp" den tijd, wanneer zij zich gewoon
was te~vertöonën , opzettingen van bloed, be-
rtauwtheden , hartkloppingen , misfelijkheid ,
pijnen in den rugge en foortgelijke ongemak-
ken meer. Zijn déeze 2eer fterk, dan kan men
'bij volbloedigen eene aderlaating op den arm
ver-
VAN DE STOü» E;tf. - I<$5 E
verrichten, een verkoelend buik/.ui verend mid-
del , en daarna NJ 8 geeven , eene goede dieet ,
en rust daar bij aanbeveeJenck. Bij zulken , die
niet volbloedig zijn, opent men de ader niet, '
en verzoekt een' Geneesheer tot hulp.
Somtijds klaigt eene Vrouw, na voorafgaande
verkoii wing , over eene aanhoudende, inwetH*'
dige , brandende pijn in den buik , grooteii
dorst, machteloosheid; de buik is öp het ge-
voel zeer hard en heet ; en de; aanraaking van
denzelven veroorzaakt pijn. De tong is-droog,
de pols koortsachtig , de hitte aanmerkelijk. r
Na eenige dagen , als het goed gaat, vermin-
deren deeze toevallen, en uit de teeldeelen ont-
last zich eene doffe, die in den beginne dun,-
flijmerig , is , doch kort daarop etterachtig
wordt, en veel overeenkomst heeft, met de
ftoffe, die in eene ontiteeking van de borst ge- .
loosd wordt. Deeze ziekte beftaat in eene ant-
fteeking der baarmoeder. , en moet daarom als-an- -
dere koortfen met ontfleeking, behandeld voor-
den. Aderlaatingen , weekmaakende klijftee-
ren en ftoovingen , tinfpuicingen van water en
melk in de fchaamdeelen , maaken, benevens -
de inwendige middelen , die in foortgelijke
koortfen te pis komen, de geneezing uit. De
verdere behandeling behoort toe een' Genees-
heer.
L 3 lan
l6S ■- VAN DB 2WANGERHEID.
Van de Zwangerheid.
Het is allernoodzaakelijkst, de tekenen der
Zwangerheid wel. te kennen, zai men zich met
de geneezing van de ziekten der Vrouwen in-
laaten. Doch dewijl de zekerden , die ontleend
w.qrden van de gefteldheid van den mond der
baarmoeder, hen, die gelegenheid gehad heb*'
ben^ de Vroedkunde te leeren , bekend zijn ■
poëten-, en van anderen niet kunnen verdaan
worden , kunnen deeze zich alleen aan de ge-
woon^ houden ; namelijk, het wegblijven der
Stonden;, de beweeging van het.kind in de twin»
tigfte,week, het opzetten van den buik. Daaren-
boven geeven onderfcheiden ziekelijke omdan-
digheden fomtijds het; eerst gelegenheid om op
de Zwangerheid te -denken, dewijl zij de zwan-
gere -dikwijls terftorid na de bevruchting pka-
gen |, hoedanig zijn eene traagheid , pijnen in
de le,den, draaijipgen in het hoofd, ruifingen
d&r ooren, pijnen in het hoofd en de tanden,
hartkloppingen , een afkeer van gewoone en
lust tot ongewpone fpijzen , braakingen , en
fiaauwtens.
Deeze ongemakken ontdaan of uit volbloe-
digheid, welke men, behalven uit de gewoone
tekenen, ook daardoor kend , dat de zwangere'
vrouw gewoon was veel bloed door de Stonden
te
VAN DE ZWANGER HEID. l6j
te verliezen , en zich daarbij wel bevonden"
heeft, of, zij worden veroorzaakt door onzui-
verheden der eerde wegen , ook van eerte te'
groote aandoenelijkheid, die zich voornamelijk
openbaart, door een teder maakfel van het lig-
haam, door een' grooten invloed van het we-
der op hetzelve , door fchrikachtigheid , ge-
duurige verandering van de kleur van het aan-
gezicht , en de pols , koude handen , en ge-
neigtheid tot kramptrekkingen.
Gemeenelijk ontdaan die toevallen door alle
drie deeze oorzaaken te gelijk , en zoo deeze'
zeer bedenkelijk worden , zoo kan men eerst
het Poetder ND. 8. viermaalen 's daags laaten
gebruiken , na eenige dagen een zagt buikzuï-
verend middel , bijvoorbeeld , anderhalf tot twee'
loot zout van Glauber, geeven, bij volbloedi-
gea uit den arm zes of acht oneen bloed aftap-
pen, zoo zij namelijk, na het gebruik der eerst-
genoemde middelen, niet beter zijn geworden.
Aan vrouwen, die niet volbloedig, zwak, zijn,
en aan kramptrekkingen blootftaan, geeft men
dagelijks drie maaien twintig droppelen van N°.
31., in plaatfe dat men eene aderlaating in het
werk fielt.
Tegen de braakingen , welke voor de zwan-
gere Vrouwen in de eerfte maanden zoo dik-
wijls alkrlastigst zijn, kan men ook dit laatfte
L 4 mid-
jé$ VAN DE ZWANGKRIIE1D.
middel gebruiken , en tegelijk op de maag een
kerstbrood , met kampherbrandewijn bevog-
tigd , of jakjes met kampher leggen. Een
klijfteer van een flerk afkookfel van kamillen
bloemen met een weinig olie doet daarbij ook
goeden dienst.
Als zwangere Vrouwen den loop krijgen ,
geeft men 's morgens van het Poeder N°. 7-a.
een tot twee drachmen , en laat tegen den avond
een afkookfel van rijst drinken. Bedaaren, de.
ontlastingen daarna niet, dan herhaalt men dee-
:te handelwijze den volgenden dag , en geeft
des avonds van het Poeder N°. 8.
tjardlijvigheid moet geduurende de zwanger*
heid even weinig plaats hebben. Men bevor-
dert de ontlasting best door een afkookfel
van pruimen, door honig, als ook door nu
en dan een lepel vol cremor tartari te gebrui-
ken.
Sommige zwangere Vrouwen hebben eene
onophoudelijke neiging tot de ontlasting van
de pis. Daartegen helpt een breede band, die
men om het lijf over de heupen vast maakt , en
waarmede men den buik onderfleunt. Verder
kan men Arabifche Gom of Hertshoorn in wa-
ter kooken , eri dit afkookfel naarftig laaten
drinken. Weekmaakende klijfleeren, en water
met melk , tot een' gewoonen drank, zijn ook
dieih
YIN DE ZWANGÏRH E I D. - l6<>
dknftig. Dit toeval openbaart zich dikwijls
kort voor de verlosfing; en niet zelden kan de
vrouw dan in het geheel geen pis ontlasten.
In dit geval moet zij in een bed op den rugge
liggen , met het onderlijf meer verheven , en
op zoo eene wijze de pis trachten te ontlasten.
Kan zij zulks ook dan niet doen, zoo moet een
ander de baarmoeder zagtjes naar de hoogte
drukken. Des noods moet de caiheter inge-
bragc worden. Dit toeval verdwijnt na de ver-
losfing
Sommige vrouwen hebben , fchoon zij zwan-
ger zijn, echter in de eerfle maanden, en foin-
tijds zelfs tot de zevende, de Honden. Die is,
op zich zelve, niet nadeelig; doch zoo zij even-
wel door de toevallen, die eene volbloedigheid
aanduiden, geplaagd wierden, zou men , voor-
namelijk tegen het einde van de derde maand,
vijf of zes oneen bloed kunnen aftappen.
Wanneer zwangere Vrouwen, of zonder blijk-'
baare oorzaak , of als zij zich kwaad gemaakt
hebben, verfchriktzijn, zich al te fterk bewoo-
gen of eenig geweld uitgedaan hebben , eene
aanmerkelijke hoeveelheid bloed uit de teeldeelen
kwijtraaken, en daar bij , gelijk doorgaans ,
veel pijn in de lendenen befpeuren , dan zijn zij
in gevaar om een miskraam te krijgen. Ge-
beurt dit bij volblocdige vrouwen > befpeurc;
L 5 men
170 VAN DE ZWANGERIÏEID.
men eene volle pols , en koortfige hitte , dan
moet men terflond op den arm eene aderlaa-
ting in het werk ftellen, en zoodanig eene ver-
koelende levensregeling voorfchrijven, als reeds
aangepreezen is in gevalle dat de ontlasting der
Stonden al te llerk was. Alle uuren kunnen zij
een theelepel van N°. 8. neemen, en daarbij
drinken koud water, met den geest van koper-
rood (Spiritus vitrioli) zuur gemaakt. Hebben
zij geduurende eenige dagen geene ontlasting
gehad, dan zoude men terftond na de aderlaa-
ting een weekmaakend klijfteer uit melk , wa-
ter , en olie , kunnen zetten. Blijft de pols
vol, de hitte aanmerkelijk, zonder dat 'er veel
bloed geloosd wordt , dan kan men, na ver-
loop van twee uuren nog eens eene aderlaating
op den arm in het werk ftellen , en met het
gebruik der geneesmiddelen voortgaan. Doch
is de bloedflorting fterk, de pols niet vol, zijn
de leden koud, dan legge men, bij het gebruik
der voornoemde middelen , doeken , met ge-
lijke deelen water en azijn bevogtigd ,zeer koud
op den buik , tusfchen de deijen , en zet ook
wel de voeten in koud water. Als de bloed-
florting verzeld gaat met zwaare pijn in de len*
denen , zonder dat 'er aanmerkelijke volbloe-
digheid is, of deeze reeds door aderlaatingen
en verkoelende middelen genoegzaam beteu-
geld
VAN DE ZWANGER!!!- ID. T7I
geld is, als de handen koud zijn, de pols ras,
klein, en ongeregeld is, dan kan men alle uu-
ren een fpijslepel vol van het drankje N'. 61.
geeven.
Zoo deeze pijnen in de lendenen gelijk zijn
aan waare ween , zonder dat men de bloedftor-
tittg kan fluiten , dan moet men onderzoeken*,
of de mond der baarmoeder reeds geopend is,
en in die geval zal men , volgens de regels
der Vroedkunde, de ontlasting of geboorte
van het kind zoeken te bevorderen. Slijme-
rige dranken , en weekmaakende klijdeeren
leunnen alhier, ten miaflen tot verzagting, ge-
geeven worden.
Het fpreekt van zelve, dat men de verlos-
fing ook d:.n terflond bevorderen moet , als
* men vermoeden kan uit de onbeweeglijkheid
van het kind en andere tekenen, dat het dood is.
Zeer tedere, met krampen geplaagde, Vrou-
wen , krijgen fomtijds, (Joor de geringde be-
weeging, of eenig toeval, dat op de zenuwen
werkt, zulkeenebloedflorting; in zoo een geval
kan men terflond van het middel N°. 61. gee-
ven , en voor het overige al 't geen te vooren
gezegd is, laaten in acht neemen.
Offchoon nu de bloedflórting, in volbloedige
door ontlastende en verkoelende middelen , in
zwakke door kramp (lillende, gelluic is, moet
men.
172 VAN DE ZWANGERHEID.
men echter nog eenige dagen van het Poeder
£J°. <5o. alle dagen driemaal geeven-, en aan vol-
bloedïgen eene maatige dieet aanbeveelen.
Men is. gewoon , om een miskraam voor-
te komen , tegen het einde van de derde en
zevende maand der zwangerheid , kort voor
den tijd, opwelke de Stonden zich zouden heb-
ben moeten openbaaren , eene aderlaating in
het werk te ftellen. Bij zeer volbloedige vrou-
wen, die de Stonden zeer fterk , en op eene
pijnelijke wijze, gewoon zijn te hebben, kan
dit gefchieden ; doch de ondervinding leert,
dat zwakke vrouwen veeleer een miskraam krij-
gen, en in zulke bevordert de aderlaating de
miskraam. Om die voortekomen , moet men
een' Geneesheer raadpleegen.
In zeldzaame gevallen op?nbaart zich in de
zevende maand der zwangerheid eene bloed-
florting , die , even gelijk voorheen de Ston-
den deeden , alle vier weeken zich wederom
vertoont, en tegen het einde der zwaneerheid
heviger wordt. Dezelve ontilaat daardoor ,
dat de koek zich op den mond der baarmoeder
geplaatst heeft , en de verlosHng , w^lke om
deeze rede zeer moeilijk is , vereischt de hulp
van eenen bekwaamen*Vroedmee(ler.
Sommige Zwangc e zijn zeer geplaagd met
blinde aambeijen. Zagte verkoelende fpijzen uic
het
TAN DE ZWANCERHEID. 173
het rijk der p'anten , die het lighaan open
houden , vooral zuuring , verzagten dit on-
gemak.
Als de opgezwollen takken der aambeijen op
de best mogelijke wijze binnen gebragt zijn ,
dan kan men een (tukje van een zeer rijpen
komkommer , ter dikte van een' vinger , in
den endeldarm fteeken , of uitwendig een pap
daar Van koud aanleggen. Het wasfehen met
lauw of met koud water verzagt de pijn en
jeukte. Een breede band , die het lïghaam on-
derfteunt , brengt ook veel hulp aan.
De aderfpatten (varieer,) en zwelling der
voeten , vereifchen een bandage, of zwagte-
ling, die echter met voorzichtigheid moet aan-
gelegd , en van tijd tot tijd vaster geilooten
worden.
Om geene gelegenheid te geeven tot een
miskraam, moet men in eene zwangere Vrouw
nooit grooter aderlaating doen , dan van acht
oneen, haar nooit flerke buikzui verende mid-
delen, nooit andere, dan die vervaardigd zijn,
uit rhabarber , manna, tamarinden, of middel-
flichtige zouten, geeven , nooit braakmiddelen,
verhittende, geestrijke, of bittere middelen,
in groote giften voorfchrijven , het allerminst
zulke, waarin aloë is.
Voor alle dingen moet men den gemeenen
man
174 VAN DE ZWANGTRHEID.
man infcherpen , dat zwangere Vrouwen noois
.zwaaren en harden arbeid onderneemen moe-
ten, vooral niets zwaars optillen of draagen ,
dewijl dit onder de Boerinnen 't meest gele-
genheid geeft tot een miskraam , ook moe-
ten fterke gemoedsaandoeningen, voornamelijk
fchrik , toorn , fterke beweegingen door loo-
pen, dansfen, en rijden, vermijd worden.
Van de Verlosfmg.
Nadat, op het einde van de negende maand,
de buik bij eene zwangere Vrouw is begonnen
platter te worden, en zij, zederd een paar dar
gen, nu en dan, pijn in de lendenen en hec
kruis gevoeld heeft, gepaard met eene ontlas-
ting van een flijmerig vogt uit de teeldéelen ,
en persingen op de blaas, zoo is de VerlosGng
op handen. De pijnen beginnen zich tot na de
fehaam uit te flrekken. Daar zij in den begin -
Be niet hevig waren , en 'er tusfchen dezelven
uuren verliepen , worden zij nu g wclJig-r ,
duuren langer , en de tusfchenpoozingen zijn
korter. De mond van de baarmoeder openf
zich , het water groeit, de fiijm , die ontlast
wordt, is met ftreepen bloed vermengd, het
water breekt , en het kind volgt. Eindeijk
wordt de nageboorte door nieuwe ween, doch
die
VAN DE YERLOaSItfC. IJS
die niet zoo fterk zijn, dan waarbij meer bloed
ontlast wordt , afgedreeven j en de Verlosfmg
is verricht.
De noodzakelijke kortheid van dit werkje laat
niet toe, ons in te laaten in dat geen, 't welk
eigenlijk de Vroedkunde betreft, echter heeft
men het volgende aantemerken»
i. De baarende Vrouw moet dan<eerst aange-
zet worden, om de ween doqrtezetten, en te
persfen, wanneer de pijnen uit den rugge naar
de fchaamdeelen zich uitftrekkeh , lang aanhou-
den, flechts voor eenen korten tijd bedaaren ,
en als, bij deeze omftandigheden, de mond der
baarmoeder zich ontiluit , de waterblaas rond
en gefpannen, en het hoofd van het kind wel
geplaatst is.
2. Voor dit tijdftip moet men verder niets
doen, dan de Vrouw, wanneer zij niet kort te
vooren ontlasting gehad heeft , een weekmaa-
kend k'ijfleer te zetten, en, of door eene goe-
de legging, of door een catheter, de blaas te ont-
lasten. Men kan haar over den waasfem van
warm water zetten, en de fcheede met olie of
ongezouten boter befmeeren. Men moet haar
in de tusfchenpoozingen geene of geene andere
fpijzen geeven , dan een weinig havergort ,
flappe foepen , en haar .met dranken niet te
veel opvullen. Wacer met citroenenfap , of
lauwe
VJ.6 TAN DE VERLOSSING '
lauwe thee is de beste drank ; alle verhicter.dö .
dranken, wijn, brandewijn, bier, en foortge-* '
Jijke, njn zeer nadeeJig. Het is eene allerfcha-
delijkfte gewoonte onder .den gemeenen man ,
dat men deels in de Verlosfing , om de ween te
bevorderen, deels daarna, om de krachten we-
der te geeven, aan de baarende vrouwen wijn,
brandewijn , en allerlei foort van afdrijvende
middelen geeve, ja haar 'met geweld opdrin-
ge ; en aan deeze onzinnige 'handelwijze heb-
ben bijna alle kwaade verlosiingen op het land
haaren oorfprong te danken , ja niet zelden zijn
moeder en kind daar van de droevige ilagtoffers.
3. Nooit moeten middelen, om de ween aan-
tezetten, voorgefchreeven worden, dan wan*
neer zij, onder de omstandigheden 5 die N\ j.
gemeld zijn , fchielijk verdwijnen , en zich niet
weder openbaaren, terwijl de Vrouw niet ver-
hit, maar veeleer flap en zwak is* In dit ge-
val zal een glas wijn den besten dienst doen, en
kan , in plaatfe van alle andere afdrijvende mid-
delen , gebruikt worden.
4. De valfche weè'n , die zich niet naar den
fchaam uitflrekken, maar zich bij den navel be-
paalen, en aan kolijkpijnen gelijk zijn , worden
,geflild door eene warme ftöoving, en een af-
trekfel van kamillenbloemen.
\ 5. Zoo de baarende Vrcuw zeer (lerk en vol-
blo e-
VAN DE VERLOSSING. IfJ
bloedig is, de ligging van het kind goed, en
de ween flerk zijn , doch echter de Verlosfing
vertraagde, terwijl het aangezicht , en de teel-
deelen , rood en dik worden, dan moet men
eene ader op den arm openen.
6. Zwaare bloedftortingeu onder de verlosfing
kannen niet anders gefluit worden, dan door de
verlosfing te verhaasten.
7. Men heeft fomtijds inwendige bloedflortin-
gen ; namelijk , niet zelden ftort zich in de baar-
moeder, uit derzelver vaten, eene groote hoe-
veelheid bloed, welke door het kind, dat reeds
in de geboorte is, verhinderd wordt, zich door
de teeldeelen te ontlasten. Om het groote
levensgevaar moet men deeze foort van bloed-
ftorting uit de volgende tekenen wel onderfchei-
den ; de buik zwelt fchielijk op , de vrouw worde
bleek , onmachtig, de pols klein, ongeregeld,
wankelende , de handen en voeten koud , en
over het geheele lighaam breekt het koude
zweet uit. Als, onder deeze omftandigheden ,
de verlosfing door de kunst niet kan worden
verhaast, opdat de baarmoeder zich te famen
trekke , zoo kost het doorgaans het leven aan
Moeder en Kind.
Als in dit of in eenig ander geval de bloed-
florting gefluit is, de vrouw echter zeer veel
verlooren heeft , en daardoor geheel kracht-
M J099
17? VAN DE VERLOSSING.
loos geworden is, dan moet men haar, methet
hoofd laag, in het bed leggen, en haar door
den reuk van en het befproeien met azijn of
wijn voor flauwte zoeken te bewaaren. Om
haar fpoedig te verflerken, en het verlies van
bloed fchielijk te herftellen , geeft men haar
dunne vleeschfoepen , melk , amandelmelk ,
room , verfche rauwe of zagt gekookte eijeren;
fomtijds , om de maag te verflerken , een lepel
wijn met fuiker en een weinig noote muscaat.
Op de maag legt men lappen, in wijn, of bran-
dewijn, gedoopt, en verwarmt de voeten met
warme flesfen. Doch van alle deeze middelen ,
vooral van den wijn , moet men , uit vreeze van
de bloedflorting te zullen vermeerderen, niet
te vroeg gebruik maaken, noch ook veel op
eens geeven.
Van de gevolgen der Verlosfing.
Wanneer, na.de Verlosfing, alles goed gaatr
ondervindt de Kraamvronw in het geheel geen
pijn meer , of ten minfle zeer geringe; haar
pols is natuurlijk, en het bloed, dat nu den
naam van de kraamzuivering draagt , °ontlast
zich fpaarzaam uit de teeldeelen. Tegen den
derden of vierden dag na de verlosfing vermin-
dert de hoeveelheid van het bloed, en eene
wkte, ilijmerige, flofte bagint zich daaronder
te
VAN D£ GEVOLGEN DER VERLOSSING. 179
te vertoonen. Op deezen tijd zwellen de borsten ;
huiveringen, trekkingen,of panningenin de bors-
ten en fchouderen, duiden eene geringe koorts
aan, die onder den naam van zogkoorts bekend
is; tegen den vijfden of zesden dag loopt het
zog uit de borflen, de zwelling, fpanning, en
koorts verminderen. Geduurende nog eenige
dagen befpeurt men de gewoone witte ftoffe
onder het bloed; zij verdwijnt daarna, het bloed
blijft zich ontlasten, bij fommige drie of vier,
ja wel zes weeken.
Onder deeze omftandigheden is anders niets
noodig , dan eene goede levensregeling. Eer
de zogkoorts voorbij is , moet de vrouw zich
ftil houden, zoo het mogelijk is, ligt gedekc
zijn, in een zuiver, verwarmd, maar niet zeer
heet , vertrek liggen , dat dagelijks gelucht wordt.
Men ftaa haar in de cerfte dagen geen ander
eeten toe, dan dunne foepen van rijst , grut*
ten, havergort , en een weinig vleesch ; toC
drank broodwater met fuiker en azijn, of water
met ciiroenenfap of azijn , als zij verhit is.
Door gekookt ooft houdt men 't best het lig-
haam open. Nadat de zogkoorts voorbij is,
kan zij zoodanig eene dieet houden , als men
gewoon is voortefchrijven , aan zieken , die
herftellen, en langzaamerhand kan zij tot haare
gewoone levenswijze overgaan,
M % JEene
|80 VAN DE GEVOLGEN
Eene zwakke Kraamvrouw wordt , na de ver-
losfing, nog een uur of twee uit den flaap ge-
houden , daarna moet zij rusten , en niets is
nadeeliger , dan Kraamvrouwen met bezoeken
lastig te vallen.
Dikwijis hebben de Kraamvrouwen , nadat de
verlosfing volkomen voorbij is, zwaare pijnen
in den onderbuik ter plaatfe van de baarmoe-
der , die dan verdwijnen , dan wederkomen.
Als zij zich openbaaren is de pols doorgaans
klein, ras, en ongelijk , zoodra zij verminde-
ren wordt die wederom natuurlijk. Deeze
krampachtige pijnen, welke men naween noemt,
ontftaan meestal, of van geronnen bloed, dat
in de baarmoeder gebleeven is , of brokken van
de nageboorte, welke men met de hand moet
trachten te voorfchijn te brengen. Zij ontftaan,
ook uit gevatte koude , uit aandoenelijkheid.
In dit geval kan men warme lloovingen van melk
en kamillen bloemen op den buik leggen , een
paar kopjes van een aftrekfel van kamillen gee-
ven , en een klijfteer zetten. Zijn deeze pijnen
zeer geweldig, dan kunnen alle twee uuren twee
lepels vol van N°. 24., tot dat 'er eenige ver-
zagting befpeurd wordt, gegeeven worden.
Als na de verlosfing ook van de nagebooorte»
helder, zuiver, bloed in eene groote hoeveel-
heid uit de baarmoeder ontlast wordt, en de
Kraam-
DER VERLOSSING. iRl
Kraamvrouw daarbij verzwakt , dan moet zij
koud water drinken, doeken mee koud water
en azijn op den buik laaten leggen, de beenen
in koud water zetten, en verder moet men haar
behandelen even als in andere zwaare bloedftor-
tingen.
Wordt de zogkoorts zeer flerk , dan laat
men naarftig van NJ. r. drinken ; van N°. 9-
alle twee of drie uuren een theelepeJ volgeeven,
en eene dieet houden, als in heete koortfen.
DeKraamzuivering kan fterk , en ook gering,
zijn , offchoon de Vrouw zich wel bevindt;
doch raakt zij te veel bloed kwijt, wordt zij
daardoor krachteloos , krijgt zij flauwtens, hart-
kloppingen , dan moet men deeze ontlasting
maatigen. Men bindt de Vrouw dan fterker ,
legt haar met het onderlijf hoog, houdt haar
koel, geeft haar van N°. 29. alle uuren een lepel
vol, en in hoogen nood NJ. 30.
Gaan pijnen daar mede verzeld, dan zet men
tegelijk weekmaakende klijfteeren , en geeft
de inwendige middelen tot verzagting.
Als de Vrouw, fchoon de kraam zich niet te
fterk ontlast, echter klaagt over eene drukking
in den buik, over draaijingen in het hoofd, be-
nauwtheid, drukking op de borst, dan bevor-
dert men deeze ontlasting door herhaalde voet-
en dampbaden, door klijfteeren van warmwater,
M 3 en
j8s tan de gevolgen
en foortgelijke ftoovingen, en infpuitingen in de
baarmoeder. Is deeze ontlasting ten eenemaale
belet , en daaruit eene koorts ontdaan , dan
moet men op den voet een ader openen, en
den drank N°. i., nadat eerst een weinig fal-
peter daarin gefmolten is, geeven. Alle verhit-
tende, en afdrijvende, middelen zijn naadeelig.
Op gelijke wijze wordt ook behandeld de
ontfleeking der baarmoeder, welke het meest
volgt, na eene opftopping van de kraam. Men
tendt dezelve uit eene fpannende pijn van den
geheelen buik , welke op het aanraken vermeer-
dert; de buik is hard, en, even als de fchaam,
brandend heet ; daar bij is 'er eene beftendige
persfing tot Joozinge van water en afgang, eene
groote krachteloosheid, en de pols is even als
in andere ontfteekings - koortfen. Dikwijls
voegen zich hierbij braakingen , de nik , een
gierstuitflag, en na een paar dagen ontlast zich
een Hinkend vogt. Deeze gevaarlijke ziekte is
dikwijls reeds den vierden, zevenden, of elf-
den dag doodelijk, als zij niet, op deeze dagen,
door het zweet, eindigt. Somtijds openbaart
zich een heilzaame floelgang. Zij vereischt een
nauwkeurig toezicht van een' Geneesheer.
Op de opftopping der kraamzuivering volg<
ook, in andere gevallen, wel een loop, dien
men, nieue hevig zijnde, en verligcing te weeg
bren-
DER VERLOSSING. iSj
brengende, aan zich zelven kan overlaaten. Is
dezelve in tegendeel van geen goed gevolg ,
dan geneest men die, gelijk de loop bij zwan-
gere vrouwen, en tracht de Kraamzuiveringeri
op de voorfchreeven wijze, wederom te ver-
wekken.
Zoo , geduurende de zogkoorts , of ook bi]
andere gelegenheden , de borden ontftoo-
ken worden , geeft men den drank N°. i. en
legt den pap N°. 62. daarop. Gaan zij tot ver-
ettering over , dan worden zij geopend. Gaat
eene aanmerkelijke koorts daarmede verzeld,
dan moet men eene ader openen.
Tegen de knobbeltjes, welke in de borfterï
dikwijls overblijven, als de ontfleeking verdree-
venis, is het middel N9. 63. met het gerften-
water N°. 1. inwendig, en uitwendig depleifter
Ne. 64. zeer nuttig bevonden.
De klooven in de tepels komt men voor, als
men dezelven vier weeken voor de verlosfing,
dagelijks eenige reizen met brandewijn wascht.
Als zij ontveld zijn, beftrijkt men ze met ver-
fchen room. Als zij zeer pijnelijk zijn , worden
zij dikwijls met N°. 65. afgewasfchen , enplukfel ,
daar mede bevogtigd , daar op gelegd; doch
zoo dikwijls het kind zuigen zal, moeten zij wel
afgewasfchen worden.
Veele ongemakken der Kraamvrouwen ont-
M 4 Haan
j84 van de gevolgen
(laan uit eene zogverplaatfing , wanneer na-
melijk het zog uit de borsten terug gedreeven , en
naar andere deelen gebragt wordt. In dit geval,
't welk zich gemeeneiijk na gevatte koude en
fehrikken, bij vrouwen, die zelve niet zoogen
kunnen , en fomtijds na een voorafgaande kwaade
kraam, openbaart, worden de borflen, die. te
vooren vol waren , fchielijk ledig en flap ,
zonder dat 'er zog door de tepels ontlast is.
Daarop volgt of een loop, waarbij de Vrouw
zich doorgaans wel bevindt, en die daarom, als.
de loop in andere ziekten , moet behandeld
worden. Bij andere ontftaat daardoor een zeer
hardnekkige witte vloed, die haar voor eenige
jaaren onvruchtbaar maaken, of kwaade kraamen
veroorzaaken kan. Deeze gevallen vereifchen de
behandeling van een' Geneesheer , gelijk ook
die, welke veel gevaarlijker zijn, wanneer na-
melijk door de zogverplaatfing heete of lang-
durige ziekten veroorzaakt worden. Niet zelden
worden daardoor yerwekt gezwellen aan de uit*
wendige deelen.
Bij vrouwen, die zelve niet zoogen kunnen,
komt men deeze zogverplaaifingen voor daar-
door, dat men in de eerfle dagen de borflen
laat uitzuigen , dezelven warm houdt , en niet
te vast opfchort. Zoodra het de omflandig-
heden toelaaten, geeft men verkoelende, doch
fterk
DER VERLOSSING. 1^5
fterk werkende, buik-zuiverende middelen; hec
best , twee tot drie loot zout van Glauber , men
onderfteunt de borften een weinig , en bedekt
dezelven met zakjes, gevnldmet vleer- en kamil-
len bloemen, en een weinig kampher. Daar bij
moet niet veel gegeeten of gedronken worden.
Aan eene Vrouw, die zoogende is , zal het
middel N°. 66., als het zog terug treedt, goeden
dienst doen, als teffens op de borften ftovin-
gen gelegd , en dezelven naarfiig uitgezogen
worden.
De zoggezwellen zijn fomtijds fchielijk week,
en laaten eene fchommeling b fpeuren , men
moet ze dan terftond openen, en lang open-
houden. Zijn zij hard, dan maakt men ze week met
de pap N°- 62., en geeft inwendig van No. 20.
alle twee uuren twee lepels, en alle drie dagen
N°. 6., tot dat zij of week worden of verdwijnen.
Eene zoogende, gezonde, Vrouw kan, als
zij goede beweeging heeft, alle fp ijzen, waar-
aan zij gewoon is , eeten, doch moet niet veele
zuure, zoute, of door fpecerijen fterk aange-
zette fpijzen gebruiken, ook brandewijn, en
zuur bier vermijden. Zij moet alle dagen open
lijf hebben, en dit kan zij bevorderen met een
zetpil uit twee drachmen honig ,. en een half
drachme zout , in olie gedoopt. Men moet
haar nooit bnikzuiverende of andere middelen
M 5 geen
ï86 VAN DE GEVOLGEN DER VERLOSSING.
geeven, tenzij het kind, tot dat de werking
over is, van de borst gehouden worde , en men
de borden intusfchen laate uitzuigen.
Als het zog vermindert , kan zij koemelk ,
met water verdund, waarin een weinig fenkel-
zaad gekookt is , of ook bierwei , die op de
volgende wijze bereid wordt ; men laat een pint
melk kooken, giet onder het kooken een zes-
de of achtfle gedeelte bier daar bij, en, terwijl
men het mengfel gefladig omroert , laat men het
wel opkooken , doorzijgen , en dan koud met
fuiker drinken. Als het kind zal gefpeend wor-
den, wordt het zog eveneens verdreeven , als
bij die , welke niet zoogen kunnen.
Van de Ziekten der Kinderen.
Raadgeevingen omtrent de behandeling van
cerstgebooren Kinderen, en derzelver levens-
regeling.
Het eerst, 't welk men, de navelftreng afge-
bonden zijnde , bij een eerstgebooren kind te
doen heeft, is, dat men met den vinger de
flijm uit den mond haale, en hetzelve in lauw
water, of in koud water, als het maar niet al te
koudis, baade. 'Dan heeft men te letten, of
het ook gebreken met zich gebragt heeft, of de
wegen , waardoor de afgang en pis moeten
ont-
VJkN DE ZIEKTEN DER KINDEREN. I?7
ontlast worden, behoorlijk open zijn. Blauwe
vlakken, die het kind mogelijk in de geboorte
gekregen heeft, worden best verdreeven met
wijn en water ; het hoofd , zoo de beenderen ver-
fchooven zijn , word door eene zagte drukking in
orde gebragt. Bloedftortingen , ontftaan door
dat de navelftreng te vroeg afgefcheurd is , fluit
men met een weinig plukfel , bevogtigd met
water , waarin een weinig aluin ontbonden is.
Kort na de verlosfing raakt het kind de eerfle
drek ftoffe (meconium ) kwijt; om de ontlasting
van deeze ftoffe gemakkelijker te maaken geeft
men alle twee uuren een theelepeltje van den
fyrupus de cichorio cum rhabarbaro , tot dat de
afgang de gewoone geele kleur heeft.
Het is best, dar men het kind niet aan de
borst legt , tenzij 'er twaalf of zestien uuren na
de verlosfing verloopen zijn , opdat het zich
eerst ontlast hebbe.
In het vervolg moet men de Kinderen ge-
wennen, om op bepaalde [tijden te zuigen, en
hun Hechts alle twee of drie uuren de borst
geeven. Wanneer. zij vervolgens daarbij an-
dere voedfels beginnen te gebruiken , moet men
hen niet zoodra zij gegeeten hebben laaten zui-
gen, of zoodra zij gezoogen hebben, andere
voedfels geeven. Alle ongegiste meelfpijzen ,
pappen , koeken, aardappelen, erwten, boonen,
ftij.
lS3 VAN DE ZIEKTEN DER KINDEREN:
ftijve grutten, niet behoorlijk gebakken brood,
zijn den kinderen zeer nadeelig.
Hiertoe behooren ook de meJkfpijzen. Alle
foortgelijke leggen den grond tot verflijming
der darmen, wormen, uitteering, kolijkpijnen,
ftuipen. Daar en tegen zijn onfchadelijk veel
groentens of tuinvruchten, als wortelen, knol-
kool , pieterfeliewortelen ; vleeschfoepen , en
zelfs een weinig vleesch, gelijk ook foepen van
gerst, grutten, rijst. Onder foortgelijke fpijzen
kan men de dunde voor de tederde kinderen
uitzoeken , en hen langzaamerhand aan vaster
fpijzen gewoon maaken. Onder de dranken is
zuiver water, of flap bier, het beste. Brande-
wijn is voor de kinderen vergift.
Als een kind moet opgebragt worden zonder
zog , dan kan men hetzelve de eerde drie of
vier dagen zijnes leevens zoete wei geeven ,
daarna ongekookte melk, zoo warm als zij van
de koe komt ; met even veel , en naderhand
met een derde water verdund, tot dat het in
flaat is , andere voedfels te gebruiken. De
zoete wei -wordt bereid van koe -melk. Nadat
de melk eenige uuren gedaan heeft, wordt de
room daar af gefchept, op een pint worden 'er
dan vier eijeren ingeroerd , en dan gekookt.
De kaas zich afgefcheiden hebbende, wordt het
overige doorgedaan en gebruikt.
Van
VANDEZWAKII.DEREERSTGE3. KINDEREN. 189
Van de ZwakJieid der eerst gebooren Kinderen. )
Als een eerstgebooren kind nauwelijks eenig
teken van leven geefc , daarbij bleek uitziet ,
bindt men terftond de navelflreng af, legt hec
in een lauw warm bad, uit gelijke deelen water
en wijn , wrijft het overal , voornamelijk den
rug en buik, doch zagtjes, met wolle doeken,
of een fijne borflel. Tegelijk wrijft men de
flaapen van het hoofd, en het harte-putje mee
flappen geest van harsthoorn, houdt denzelven
onder den neus, of kietelt dien met een veer.
Is dit alles zonder vrucht, dan houdt men den
neus toe, en blaast zagtjes nu en dan wat lucht
in de longen; men drukt met de hand de inge-
wanden tegen de borst, laat dezelven dan we-
derom zakken, zet klijfteeren van water met
zout , en windt het in warme doeken. Hier
door brengt men zulke doodfehijnende kinde-
ren foratijds in het leven, doch men moet dik-
wijls wel twee uuren lang mee deeze middejen
aanhouden.
Heeft het kind geene tekenen van leven ,
ziet het in het aangezicht blauw uit, en heeft
het een voorkomen , als of het geflikt was , dan
laat men uic den navelflreng omtrent een lepel
vol bloed loopen ; zet vervolgens klijfteeren
van
1^0 VAN 't rochelen der kinderen, enz.
van water met fuiker , blaast Jucht in de longen,
en wrijft het zagtjes.
Van het Rochelen der Kinderen, kort na
de Geboorte,
Eenige Kinderen komen wel , en zonder eenïg
ongemak , ter waereld , doch na verloop van eeni-
ge uuren, beginnen zij te rochelen, het aange-
zicht wordt blauw , en de flijm , waarmede dikwijls
de geheele mond opgevuld is , loopt daar uit.
Men moet terftond de flijm uit den mond haaien ,
een klijfteer zetten van water met fuiker, en
dikwijls een theelepel vol van N°. 3. geeven,
tot dat dezelve van bpven of van onderen ge-
loosd worde.
Van het Bloedbraaken der Kinderen.
Eerstgeboren Kinderen braaken fomtijds
bloed, of men ontdekt het in den afgang ; in
deeze omftandigheid geeft men een of twee le-
pels verfche olie van amandelen.
Van de belette Zuiging.
Vier oorzuaken beletten de zuiging: 1. eene
te grootfc zwakheid; 2. te groote of te kleine
te-
VAN DE BELETTE ZüICINC Ipl
tepels van de moeder; 3. de tongriem, als die
te kort is. In dit geval drukken zij onder het
fchreijen de tong niet tegen het verhemelte,of
fteeken dezelve buiten de lippen uit, de punt
van de tong is niet rond , maar als gefpleeten.
4. Zit bij fommige kinderen de tong zoo vast
tegen het verhemelte , alsof zij daaraan ge-
lijmd ware, en zij kunnen daarom niet eerder
zuigen, voordat men de tong met een* fpatel
heeft neergedrukt. In het derde geval, dac
echter zeer zeldzaam is, moet men de tong los
maaken ; De eerfte oorzaak verdwijnt als de
krachten van het kind toeneemen. Tepels,
die te kort zijn, moet men door het gebruik
van trekglazen , of het aanleggen van jonge
honden, zoeken langer te maaken.
Van de Geelzucht.
Niet zelden krijgen de kinderen eenige dagen
»a de geboorte de Geelzucht, en deeze wordt
gemakkelijk geneezen door firoop van rhabar-
ber , waarvan men eenige reizen 's daags een
theelepel vol geeft»
Van de hardlijvigheid.
In de eerfte drie of vier dagen moet een kind
wel viermaalen 's daags ontlasting hebben ,
daar-
102 VAN DE HARDL1JVIGHEID.
daarna is het genoeg tweemaal. Heeft het in
vier* en -twintig uuren niets geloosd, dan moet
men ontlasting te weeg brengen. In den begin-
ne is de firoop van rhabarber, alle uur tot een
of twee theelepels gegeeven, tot dat 'er ont-
lasting komt, voldoende; doch kinderen over
een half jaar geeft men Manna, naar maate van
den ouderdom tot twee of vier drachmen , ont-
bonden in kokend water, of de magnefia, nu en
dan, tot de hoeveelheid van twee theelepels.
Men bevordert de werking der buikzuiverende
middelen des noods door een zetpilletje , uit
een flukje fpek, of feep in olie gedoopt.
Als het kind tot hardlijvigheid geneigd is,
dan doet het herhaald gebruik van purgeermid-
delen veel nadeel. Men wrijve hun de buik
's morgens met eene warmen hand, geeve wat
melk met honig , laate het een weinig loopen,
en prikkele de natuur door een zetpilletje ,
om op een' bepaalden tijd zich te ontlasten.
Als dit eenige dagen na elkander op een' en den-
zelfden tijd gefchied is , wordt deeze ontlasting
eindelijk geregeld. Doch men bereikt zijn
oogmerk nog met meer zekerheid , als men
het kind 's avonds voor de mande den buik met
ongezouten boter, of olie wrijft, en 's morgens
de beenen en billen met koud water afwascht.
, Van
VAN DE ONCEDUURIGIIEID, ENZ. 193
Van de Ongeduurigheid, Slaapeloosheid en Stuip'
trekkingen, door het Zuur veroorzaakt.
Bij kinderen kunnen deeze toevallen uit vca-
lerlei oorzaaken voortfpruiten, doch zoo deeze
beftaat in buikpijnen, door Zuur verwekt, dan
kent men dezelven daaraan, dat zij, fchreeu-
wende, de beenen flerk tegen het lijf optrek-
ken, en dikwijls, vooral in denllaap, lagchen ;
als de afgang groen is, en fomtijds als geroerde
eijeren uitziet, en, even als het zweet, zuur
ruikt. Zij zijn daarbij of hardlijvig, of hebben
flerke afgangen. In beide gevallen kan men
eerst met fyroop van rhabarber , als in de hard-
lijvigheid, den buik zuiveren, en dan alledrie
uuren zoo veel van de magnefia , of gepulveri-
feerde kreeftoogen geeven , als op de punt
van een mes liggen kan , in een lepel vleesch-
nat, tot dat de afgang wederom natuurlijk uit-
ziet, en de toevallen verdwijnen; de moeder
gebruikt ondercusfehen van N°. 6j. alle drie
uuren een theelepel vol, en drinkt daarop een
aftrekfel van fenkelzaad. Men laat foepen van
vleesch gebruiken, en de groentens een* tijd
lang ter zijde zetten.
N y'an
lp-* VAN DE ONGEDUURIGHEID, ENZ.
Van dezelfde toevallen, doch door gemoedsaandoe-
ningen der Moeder veroorzaakt.
Een kind wordt ook ongeduurig, en fpringt
in den flaap op, wanneer de Moeder het zelve
laat zuigen, nadat zij gefchrikt , of zich kwaad
gemaakt heeft. In zulke omftandigheden moet
zij ten minflen drie uuren wachten , eer zij hec
zelve de borst geeft , intusfchen veel water
drinken, en van N°. 7.3. of b. een reis of twee
neemen, als ook door een afkookfel van prui-
men zich eene ontlasting verwekken; terwijl
de borflen door een volwasfen mensch uitgezoo-
gen worden. Heeft het kind reeds gezoogen, dan
moet men het zelve een klijsteer zetten, en
dan de magnejia iaat en gebruiken.
Van de Ont veiling , en den uitjlag der Huid.
Is de Huid hier of daar ontveld, dan be-
flrooit men de beledigde deelen, nadat zij met
lauw water afgewasfchen zijn , met gemeene
poeder, of het Jemen lycopodii9 en geeft fom-
tijds eene buikzuivering. Doch als tedere kin-
deren uitflag krijgen op het hoofd, aan den
neus, den mond, of op eenige andere plaats,
zonder dat daarbij eene aanmerkelijke hitte be-
fpeurd wordt , dan geeft men dagelijks driemaal
de
VAN DE ONTVELLING, ENZ. 105
de magnefia, zoo veel als op de punt van een
nies kan liggen , of ook, naar maate van den
ouderdom, een theelepel vol; en op den vier-
den dag , wanneer de magnefia niet gebruikt
wordt, eene purgatie uit de Manna.
De Moeder moet dagelijks 's morgens tach-
tig droppelen neemen van No. (58. in thee, en
des namiddags tweemaal twee fcrupels van
N°. 67, gebruikende, als een gewoonen drank,
N°. 60. of 48. Als de uitflag een fcherp water
oplevert, 't welk de nabuurige huid aantast, dan
wascht men dezelve met gelijke deelen water
en melk , en droogt de deelen daarna behoor-
lijk af. Men wachte zich voor vette fmeerfels ,
zelfs de room heeft den uitflag terug gedreeven ,
en ongeneeslijke ziekten verwekt. Nog nadee-
liger zijn alle andere uitwendige middelen,
voornamelijk die uit lood bereid zijn, gelijk
ook alle, die terug drijven. Zuiverheid is het
beste middel, om zulks te verhoeden. Zijn dee-
ze ongemakken zeer hardnekkig , dan heeft
men te denken, dat het zog niet goed is9 en dit
snoet men dan verbeteren, of het kind fpeenen.
Van de zwelling der Teeldeelen en Beenen.
Bij de jongens zwellen fomtijds de Teeldee-
len , zonder dat zij eene breuk hebben. Men
N a wascht
105 VAïTCDÊ ZWELLING DER TEELDEELEN, ENZ.
wascbt dezelven met kalkwater, waarbij men
een weinig witten wijn gedaan heeft *, of be-
rookt een flanellen lap met mastïc, en gebruikt
dien als een opfchortband. Daarenboven houdt
men het kind warm, en zoekt, door middel
van thee, het zelve aan het zweeten te helpen.
De gezwellen aan de beenen worden op dezelf-
de wijze, gelijk ook door zakjes met vlier- en
kamillenbioemen verdreeven.
Van de Opjlopping der P/x, en pijnelijkheid bij
. het hozen der zelve.
Somtijds loozen de kinderen geen water, de-
wijl de Minne of Moeder geen zog heeft, of,
dewijl zij ook in andere gevallen te weinig drin-
ken krijgen, of te veel zweeten. In het laat-
fte geval moet men ze niet te lang in de wieg
laaten liggen, en, als het zweet over is, een'
korten tijd in het hembd laaten zitten, terwijl
de TeeJdeelen zagtjes gewreeven worden.
Als zij verkouwen zijn, en buikpijnen heb-
ben, wordt de pis ook dikwijls opgeflopt, men
kookt dan melk met kamillen- en vlierbloemen ,
doet die in een blaas, en legt deeze zoo warm,
als het kan zijn, tusfchen de beenen, en op
den buik. Te gelijk zet men een weekmaakend
klijsteer. Inwendig geeft men het kind en de
Min-
VAN DE OPSTOPPING DER PIS, ENZ. 197
Minne, fomtijds van het poeder No. 67. zoo
veel op de punt van een mes liggen kan, en
laat een aftrekfel van pieterfelie drinken. Even
eens wordt de pijn in het loozen van de pis,
geneezen ; men weet , dat dit ongemak plaats
heeft , als het kind, de pis kwijt raakende , zich
wringt en fchreeuwt, en de pis flechts bij drop-
pels afgaat. De arabifche gom is in dit geval
voortreffelijk ; men kan die bij het genoemde
afcrekfel voegen.
Van de Braakingen.
De Braakingen ontdaan bij kinderen meestal
door overJaa ling van de maag, en het zuur.
Men kent deeze oorzaaken uit de tekenen van
het zuur, en neemt dezelve door de midde-
len, daar tegen aangepreezen, weg.
Als een teder kind gebakerd wordt, en daar-
bij , koude vat, krijgt het terftond den hik, en
ge$ft de Minne -aan het zelve dan de borst, dan
braakt het terftond. In dit geval moet men
warme. doeken op het lijf leggen.
Somtijds is de damp van kooien de oorzaak
der braakingen; men moet zulke kooien ter-
ftond uit het vertrek neemen, en azijn op het
vuur laaten ui t waas fe men.
N 3 De
198 VAN DE BRAAKINGEN.
De flimfte foort van braakingen fpruit voort
uit verftopping.
Bij alle foorten van braakingen is het goed ,
zoodra de hoofdoorzaak is weggenomen, het
kind zakjes met kruiden, en geftooten kam-
pher, of doeken gedoopt in melk, waarin
faffraan gekookt is , op de maag te leggen.
Van de Spromv.
De Sprouw beftaat in kleine zweertjes, op
h.et tandvleesch, verhemelte en tong, waarop
fchielijk een korst komt. Zij zijn wit en door-
fchijnende , of geelachtig, en wanneer die van
flechter foort zijn, zwart, hinderen aan het
zaigen en flikken, en zijn daarenboven gevaar-
lijk. Daarbij komen dikwijls de hik, braakin-
gen , de loop , en in de ontlaste ftofFe ontdekt
men dan ook het zog. Als het kind heesch is,
en een hol geluid «maakt , koorts heeft, onlus-
tig is , zwaar den hik heeft , en eene zeer roo-
de tong, dan is zulks een teken, dat de fprouw
ook in den flokdarm zit, zelfs tot aan de maag.
Om dit ongemak voortekomen, moet men het
kind dagelijks den mond fpoelen met een aftrek-
fel van falie, vooral, als de mond heet is, en
het tanden Haat te krijgen.
Als
VAN DE SPROUW. 199
Als de Sprouw flechts alleen in den mond is,
en van eene goede foort, dan moeten Moeder
en Kind even eens behandeld worden, als in hec
geval , dat het kind het zuur heeft, en aan het
kind moet dikwijls de fyroop van rhabarber ge-
geeven worden.
Indien de Sprouw diep in den flokdarm en
maag zit, moet men het kind niet eerder een
buikzuiverend middel geeven , dan wanneer het
bijna geneezen is , en men in den afgang eenige
fcherpte befpeurt. Men kookt geele wortelen
in water, mengt 'onder het afkookfel een wei-
nig roozen- honig, en laat daarvan dikwijls een
theelepel vol neemen.
De uitwendige middelen zijn in beide geval-
len dezelfde. Men heilrijke den mond dikwijls
met een penfeel, gedoopt in roozen -honig,
waar onder een paar droppelen fphhus vitrioll
gedaan zijn, zoo dat dezelve daar door zuurach-
tig zij.
Fan de Ongemakken , die het krijgen der Tan-
den verzeilen.
De eerfte Tanden komen doorgaans in de
twintigfle week te voorfchijn. Veele kinde-
ren zijn daarbij fchrikachtig , hebben hitte,
braakingen, veele of in het geheel geene ont-
N 4 las-
*00 VAN DE ONGEMAKKEN DER TANDEN.
lastingen , welk laatfte niet zoo goed is, dewijl
dan zeer ligt fluipen en andere toevallen daar
bij komen. De kinderen tasten veel naar den
mond, fteeken alles daar in, kwijlen fterk,
het tandvleesch is dik, verhit, enpijnelijk; de
wangen, en ook de keel, zijn verhit en rood.
Op deezen tijd geeft men hun dikwijls verdun-
nende dranken, als water met gepaerelde gerst
gekookt , minder voedfels , en bevordert de
ontlasting , wanneer zulks van zelve niet ge-
fchiedt, door Manna , of het klijfteer N°. 69.,
het welke in plaats van alle andere klijfteeren bij
kinderen kan gebruikt worden. Zoo lang als
het tandvleesch niet zeer ontflooken en opge-
zet is, heilrijke men het dikwijls met fap van
citroenen; in het tegenovergeftelde geval met
room, of met eenig ander versch vet of olie,
ook wel met roozen- honig.
Zijn alle de opgenoemde toevallen zeer ge-
weldig , de oogen glinfterende , of ook zeer
rood, als 'er trekkingen zijn, het kind onrus-
tig is, en niet ilaapen kan, dan geeft men alle
twee uuren het middel N°. 67 , en zet , als de
toevallen niet fchieüjk bedaaren, achter elk
oor, een, of meer bloedzuigers, naar maate
van den ouderdom.
Is het tandvleesch op de plaats , alwaar de
tand wil doorbreeken, verheeven, gefpannen,
en
VAN DE ONGEMAKKEN DER TANDEN. 20t
en hard j. kan men den tand gemakkelijk voe-
ten, dan fnijdt men het op deeze plaats door,
opdat de tand niet tegen gehouden worde.
Het is even eens, of men de fn^ede overlangs
of overdwars maakt, als dezelve ma ir zoo is,
dat 'er boven op d:n tand niets van het tand-
vleesch over blij v e.
Als 'er van eerften af aan geene aanmerkelijke
koorts te befpeuren is , of zoo dezelve door
verkoelende middelen reeds is verminderd , en
gefluit, en echter nog ftuiptrekkingen waarge-
nomen worden, kan men twee tot vier drop-
pelen van d^n geest van hertshoorn, naar maa»
te van den ouderdom, in een lepel vel water
geeven, en dit alle vier of vijf uuren herhaa-
len, en dit zelfde middel kan ook verder toe
verfterking dienen, als de kinderen door het
krijgen der tanden zeer veel geleden hebben*
Wanneer de tand te voorfchijn gekomen
zijnde , de toevallen echter aanhouden, dan
moet men acht geeven , of 'er nog meer tan-
den op het doorbreeken ftaan, dan of 'er fom-
tijds een vezeltje van het tandvleesch boven
over den tand is blijven zitten, 'tweik men dan
teritond moet doorfnijden.
Als kinderen, die reeds twintig tanden heb-
ben, ziek worden, dan kan men de fchuld op
de tanden niet leggen, dewijl 'er voor het ze-
N 5 ven-
£02 VAN DE ONGEMAKKEN DER TANDEN.
vende jaar geen meer tanden te voorfchijn
komen.
Als, onder het krijgen der tanden, de ont-
lastingen zoo zwaar zijn, dat zij het kind te veel
verzwakken, dan laat men arabifehe gom, in
melk gekookt , neemen ; zagte , olieachtige
klijfleeren zetten , en den buik met doeken , in
warmen wijn gedoopt, naar/lig baden. In hoog-
flen nood laat men een of twee droppelen van
het laudanum liqüidum Sydenhami geeven, of bij
het klijfteer voegen.
De verkoelende middelen, in dit hoofdftuk
voorgefchreeven, kunnen ook in andere heete
ziekten der zuigelingen, dienflig, en toerei-
kende zijn.
Van de Borstziekten.
Als kinderen koude gevat hebben, en daar-
door hoeften en heesch zijn, zuivert men hen
alle drie dagen den buik met manna, of met
fyroop van rhabarber , en laat naarftig drinken
een aftrekfel van vlierbloemen, met honig zoet
gemaakt. Zeer dikwijls raaken zij, door ge-
vatten koude , aan het hoeften. Deeze foort
van hoest onderfcheidt men daardoor van an-
dere, dat dezelve doorgaans met verkoudheid in
het hoofd, niefen, én een rauwe keel verbonden
is,
TAN DE BORSTZIEKTEN. 203
is, ook 's avonds flimmer wordt. In den be-
ginne is dezelve droog , naderhand wordt cene
dunne, eindelijk eene dikke en geelachtige, dof-
fe met den hoest geloosd, 't welk eene aan-
ftaande geneezing voorfpek. Dezelve vereischt
eene en dezelfde behandeling met de heesch-
heid, doch men kan zoo lang de hoest droog
en daarbij zwaar is, of zoo langde fluimen dun
zijn, en onophoudelijk tot hoeflen prikkelen,
's avonds een theelepel vol van den fyrupus pa-
paveris albi geeven.
Een andere foort van hoest, de Maaghoest,
wordt daardoor gekend, dat de kinderen of in
het geheel geen, of al tefterken, trek tot eeten
hebben, dat zij aamborflig zijn, een' opgezet-
ten, harden, buik, en, als zij hoeflen, eene
pooging om te braaken, ja braakingen zelve
hebben. De adem en de afgangen ruiken on-
natuurlijk, zij geeven met den hoest weinig
op, maar zij zijn benauwd, als of zij zouden
flikken, tot dat 'er door eene foort van braa-
king een taaie flijm te voorfchijn konn. De
tong is onzuiver , na het eeten is de hoest
zwaarder, en, als zij gebraakt hebben, blijft
de hoest langer weg, als wanneer zij niet braa-
ken. De kinderen kunnen ook beter den adem
inhouden, zonder te hoeften, dan wanneer de
thoest uit de borst komt.
In
204 VAN DE BORSTZIEKTEN.
In deeze Maaghoest zijn die middelen nadee-
lig, welke men tegen den hoest uit verkoud-
heid gebruikt. Daarentegen moet men om den
anderen dag van het middel N°. 3. zoo lang
een tot twee theelepeltjes vol geeven, tot dat
'er eenige braakingen volgen , en op de andere
dagen de magncfia ; cp deeze wijze bedaart de
hoest fchielijk.
Met de Maaghoest komt de Kinkhoest zeer
veel overeen ; deeze echter is geweldiger, zoo
dat de kinderen daar bij zich zoo zeer uit den
adem hoesten, dat zij nauwelijks tijd hebben,
de borst wederom met lucht te vullen, en daar
bij een akelig geluid maaken , als of zij zouden
flikken. Het aangezicht wordt bruin en blauw;
de oogen puilen uit het hoofd: het bloed fpringt
dikwijls uit neus en mond. De Kinkhoest is
daarenboven doorgaans eene algemeen heer-
fchende ziekte , dikwijls om den anderen dag
flimmer,,en wordt gefield befmettelijk te zijn.
Wanneer deeze hoest niét lang geduurd heeft,
is de behandeling, als in de maaghoest, behal-
ven dat men bij volbloedige kinderen eerst eene
aderlaating in het werk fielt, of bloedzuigers
aan den hals zet. Wordt dezelve niet fchielijk
overwonnen , dan moet men een' Geneesheer
raadpleegen.
Als het den kinderen op de borst reutelt 3
en
VAN DE EORSTZIEKTKN'. 20$
en zij daar bij blauw in het aangezicht worden,
dreigende te zullen (likken, geeft men aan zui-
gelingen het middel Nü. 70, en laat nu en dan
een theelepel vol daarvan gebruiken, tot dat
zij braaken, 't welk men bevordert met een ve-
der in olie gedoopt, waarmede men hen inde
keel kittelt. Kinderen, die over een jaar oud
zijn, geeft men van het middel Na. 3. zoo lan-
ge, een paar theelepels, alle quartier uurs, tot
dat daarop braakingen volgen- Daarenboven
zet men dagelijks drie a vier klijfteeren N'}. 69 ;
waarbij nog een weinig keukenzout kan gedaan
worden. Om de aanvallen voortekomen moet
men den buik dikwijls zuiveren.
Van de Wormen.
De tekenen van de gewoone ronde Wormen
bij dè Kinderen zijn doorgaans eenige der vol-
gende : eene bleeke , dikwijls veranderende ,
kleur van het aangezicht; een blauwe kring om
de oogen , eene zeer verwijderde oogappel;
een opgezette harde buik en magere leden;
tandvleesch, dat even als aangevreeten is. Zij
ftinken, 's morgens, op eene ondragelijke wij-
ze, uit den mond, kwijlen fterk, en pulken
veel in de neus. Dikwijls hebben zij zeer groo-
ten honger > op een' anderen tijd walgingen,
£00* VAN DE WORMEN.;
pijn in de maag, braakingen, bijna altijd dorst,
fomtijds zijn zij hardlijvig , doch veel meer
hebben zij veele en flijmerige afgangen; de
pis, die zij loozen, is meeflendeels witachtig.
Zij zijn traag en flaperig, fchrikken veel in den
flaap , en knersfen met de tanden, hebben dik-
wijls kolijkpijnen en een' droogen hoest , fom-
tijds hartkloppingen, flauwtens, ftuiptrekkin-
gen , de vallende ziekte ; ja, uit deeze oorzaak,
verliezen zij dikwijls het gezicht, de fpraak,
krijgen verlammingen aan handen en voeten,
ongevoeligheid, kvvaadaartige koortfen. Het
zekerfle teken is de ontlasting van wormen,
want eenige kinderen hebben veele van de ge-
noemde toevallen, en zij komen alleen voort
van taaie flijm , zonder dat 'er wormen bij zijn ;
andere wederom hebben wormen, zonder dat
die veel nadeel aan hunne gezondheid doen*
Bij het gebruik der middelen tegen de wor-
men, heeft men de volgende algemeene rege-
len in acht te neemen:
i. De beste tijd, om zich van dezelven te
bedienen, is het begin of het einde van de af-
gaande maan.
2. Zij moeten nuchteren, en vooral 's mor-
gens genomen worden; ook moeten de kinde-
ren, ten minften drie uuren daarna, vasten.
3. Men fchrijve hen eenige dagen voor dat
de
VAN DE WORMEN. 207
de middelen , die eigenlijk op de wormen werken ,
gebruikt worden; eene levensregeling voor,
waardoor de taaie flijm , waarin de wormen nes-
telen , en zich verbergen , verdeeld , de ver-
dere aangroeijing belet, en de wormen zelve
als krachteloos gemaakt worden.
Tot den drank laat men veel koud gemeen
water gebruiken, of zulk, waarin een weinig
fenkelzaad gekookt is ; of ook het kwikzilver-
water Na. 71. Tot fpijs 's morgens vroeg een
boterham, met rauwe gefchrapte peen rijke-
lijk beflrooid ; en , onder de andere fpijzen
doet men, als het verdraagen kan worden,
veel uijen, look, knoflook, f welke men ook
in melk gekookt geeven kanj peperwortel,
radijs; veel zuure en gezouten fpijzen, zuur-
kool, haring; gelijk ook fpecerijen, en vruch-
ten. Men verbiede integendeel alle meelfpij-
zen , en koeken.
Met het zelfde oogmerk, ais waarmede men
deeze fpijzen voorfchrijft , geeft men ook eeni-
ge digererende middelen , voor de eigenlijke
wormmiddelen, als N°. 7. 8. 63. 6j.
Aan kinderen, boven de twee jiaren oud,
kan men 's morgens en 's avonds, of nog dik-
wijier, een half drachme, van Glaubers won-
derzout , of een fcrupel tartarus tartarifatus gee-
ven , gelijk ook keukenzout, in water ontbon-
den.
208 VAN DE WORMEN
den. Als men hiermede eenige dagen is voort-
gegaan , geeft men of te gelijk het buikzuive-
rend middel No. 72, vooral, zoo de wormen
reeds te voorfchijn komen; of men geeft eerst
het poeder N*. 73 en daarna het purgeermid-
del. Men kan het purgeermiddel N°. 7. om
den derden of vierden dag geeven , en op de
andere dagen het middel N°. 73.
Zuigelingen hebben zelden wormen. Men
;kan hen eenige morgens een paar lepels van
N°. 71, en daarna het buikzuiverend middel
No. 74. geeven.
Als de wormen, gelijk dikwijls gebeurt, eene
koortfige hitte verwekken, dan geeft men, als
een drank, theewater met citroenenfap , of van
N°. 67. nu en dan zoo veel als op de punt van
een mes liggen kan, en, op de beste uuren,
No. 72; doch aan Zuigelingen N°. 74.
Zoodra de koorts voorbij is kan men tot de
andere middelen overgaan.
De maaden verraaden zich dikwijls door eene
jeukte in den endeldarm, vooral 's avonds.
Men verdrijft dezelven door kwikzil verwater,
't welk men eenige dagen na den anderen bij
wijze van een klijfteer in het lighaam brengt ,
en geeft daarbij een buikzuiverend middel.
Dewijl de meefte ziekten der kinderen bij den
gerceenen man hooftzakelijk voortfpruiten ,
deels
VAN DE WORMETT. 200.
deels van onzuiverheden , deels door cenc
kwaade behandeling der Moeder , heeft men
hoofdzakelijk aan de Ouders de volgende rege-
len intefcherpen.
i.) Dat zij de kinderen zuiver houden, en
tot dat oogmerk met een fpons met koud wa-
ter wasfchen. Als dit gefchiedt met deeze om-
zichtigheid, dat men eerst een weinig lauw
water neemt; daarna 't geen wat kouder is,
en dan het kind wel afdroogt, zoo heeft men
geen nadeel, maar wel veel nut daar van te
wachten. Het kind moet echter, als men die
zal doen, n:et bezweet zijn. De zwagtels en
het hembd moeten ook zeer fchoon gehouden
worden.
2. Dat zij de kinderen niet te warm houden >
of in het bed te zwaar dekken; maar, bij tijds,
en het weder goed zijnde, aan de lucht gewen-
nen.
3. Alle verhittende zaaken zijn voor de kin-
deren zeer fchadelijk.
4. Men moet hen, in tijds, op eene gere-
gelde wijze aan het zuigen gewoon maaken»
Het is verkeerd , zoo dikwijls als het kind
fchreeuwt, het zelve aan de borst te leggen.
Men gewenne het langzaamerhand aan andere
voedfels, en gedraage zich daarin, zoo als op
bladz. 187. reeds gezegd is.
O 5- De
;2I0 VAN DE W O R M E Tfl
5. De Moeder moet zich, zoo lange zij zoo-
mende is, wachten van fchrik, toorn, koude,
verhitting , heet'e dranken , winderige fpijzen ,
en in het geheel niet bij haar' man flaapen.
Nooit moet zij, het lighaam, op de eene of an-
dere wijze, lïerk geleden hebbende, of het ge-
moed aangedaan geweest zijnde, terflond het
kind aan de borst leggen, maar de borften laa-
ten uitmelken , en een uur wachten , eer zij
dezelven aan het kind geefu
GV^>3
AAN;*
AANHANGSEL,
VAN DIE TOEYALLEN, WELKE EENE
BIJZONDER SCHIELIJKE HULP
VEREISCHEN.
ma
Van de middelen, ter redding van Drenkelingen*
..w,
anneer men een lighaam in het water 7
of aan den oever, ontdekt , moet men terflond
alle middelen in het werk Hellen , om het op
het droogen te brengen. De oude gewoonten-
verongelukte menfehen in het water op hun
hoofd te zetten, of op een ton te rollen, waar
mede men doorgaans begint, als men midde-
len ter herflelling wil aanwenden, is gevaar-
lijk. De fchijnbaar doode moet , veel eer , zonder
te vertraagen , in het naaste huis gebragt wor-
den. Kan men een wagen krijgen, dan moec
men ftroo, matten, of iets anders, dat zagc
is , onder het lijf leggen. Ook behoort men*
het lighaam naar de eene of andere plaats bren-
gende , op» welke wijze het zij, wel te zor-
gen, dat het hoofd niet neêrhange, maar wac
O % vex-
212 VAN DE DRENKELINGEN;
verheven, en op zijde gelegd worde. Dat het
rijtuig langzaam voortgetrokken moet worden,
verftaat zich van zelve.
2. Als men daarmede op eene bekwaame
plaats gekomen is, dan wordt de verongelukte
gebragt in een niet al te warm vertrek, geheel
ontkleed, overal met drooge , warm gemaakte,
doeken gewreeven, en in een bed, of op eene
zagte legerftede gelegd, met ligte, warme,
bedden bedekt, of met warm zout, of warm
zands tot aan den hals, zoo dik mogelijk is,
beftrooid. Men wrijve de handen, voeten, en
rugge met warme doeken ("t best met wolle) ,
en met een zagte borftel, drukke en beweege
op eene zagte wijze met warme handen den
buik, vooral naar boven toe, en gaa met zulke
wrijvingen lang voort.
3. Men moet te gelijk eene ader, en wel aan
den hals openen > dewijl deeze in zulke geval-
len het gemakkelijkst bloed geeft. Al komt 'er
geen bloed te voorfebijn, gaat men echter met
de andere middelen voort, doch 'er moet altijd
iemand op de gemaakte opening letten; want
de ondervinding heeft geleerd, dat, terwijl
men voortgaat met de verdere middelen in het
werk te flellen, het bloed begint te loopen,
't welk gevaarlijk zoude kunnen zijn , als nie-
mand daarop acht gaf.
4. Ver-
VAN DE DRENKELINGEN. 21$
4. Verder moet men , zonder echter met
.het wrijven optehouden, trachten warme lucht
in de long te brengen. Dit gefchiedt op de
welvoegclijkfle en kotcüe wijze, als een gezond
en fterk mensch zijn' mond op den mond van
den fchijnbaar dooden legt, en hem, herhaalde
reizen, met kracht veel lucht inblaast, waar-
bij den lijder de neus moet worden toegehou-
den, opdat de lucht des te beter in de longen
komen. Ms niemand dit doen wil, kan men
een blaasbalg, of eenige andere pijp, daartoe
gebruiken. De opening van zoo een pijp wordt
niet nat linnen omwonden. -Als dezelve gebragt
is in den mond des lijders, drukt een ander de
lippen rondom vast tegen dezelve, een ander
beweegt de blaasbalg een paar maal op en ne-
der , of blaast langzaam, doch met kragt in de
pijp. Ook kan men tabaksrook in den mond
blaazen , om de longen te prikkelen. Bij alle
deeze proeven moet de neus van den lijder
vast toe gehouden worden.
5. Ten gelijken tijd moet men den lijder zoo
veel tabaksrook, als mogelijk is, door den en-
deldarm in het lighaam brengea. Tot deeze
zoo genaamde tabaks - klijfteeren zijn bijzonde-
re werktuigen uitgedacht. Men kan dit ech-
ter beknopter' doen, en wel op tweeërlei wij-
zen. Men heilrijke het einde van een tabaks-
O 3 pijp
314 VAN DE DRENKELINGEN.
pijp met olie, en fleekt het in het fondament;
het andere einde neemt iemand in den mond,
welke te gelijk uit een andere pijp tabak rookt.
De rook , welke hij op deeze wijze in zijn
mond krijgt, blaast hij door de andere pijp
in het fondament van den lijder. Of men
fteekt twee pijpen aan, houdt de twee koppen
flijf tegen elkander, brengt het einde van de
cene pijp, met olie beflreeken, in het fonda-
ment van den lijder , en door de andere blaast
iemand den rook daarin. De knaster en Bra-
filiaanfche tabak zijn daartoe de beste, en
werkzaamfre. Wegtere doen echter in nood
ook goeden dienst.
6. Terwijl- dit alles gefchiedt , moet men
het aangezicht, en vooral de llaagen van het
hoofd met warmen azijn, of een flerk ruiken-
den fpiricus wrijven; de fterkfte , vluchtte^
geeften onder den neus houden, als den fpi-
ritus cêrnu cervi, fpiritus Jalis ammoniaciy of ook,
als niets anders bij de hand is, fcherpe azijn,
of fterke brandewijn. Men blaaze verder van
tijd tot tijd in den neus fnuiftabak, of een
fnuifpoeder uit den nieswortel , de major aria,
futa, peeper, doch in eene kleine maate, en
met niet veel geweld. Daardoor worden de
zenuwen in beweeging gebragt.
7. Met alle deeze middelen , bij beurte ge-
bruikt,
TAN DE DRENKELINGEN. 2l^
brujkt , moet men eenige /luren voortgaan.
Intusfchen kan ljct vertrejt, waarin de lijder
zal geplaatst worden, langzaamerhand maatig
vyarm gemaakt worden.
8- Zoo lang 'er geen teken van leven te be-
merken is, zoude.- liet nier alleen onnut, maar
zelfs gevaarlijk zijn, den lijder, eenig vogt te
geeven. Men moet zichzelv.en wachten , hem,
a] komt hij weder tot zichzelve , terftond eenig
drinken, of vloeibaare geneesmiddelen te gee-
ven. f In deeze ecr,Ite oogenblikken zijn alle de
werktuigen nog zoo zwak, dat hij ligt onge-
lukkig zoude kunnen flikken.
9. Als li ij tot.zichzelven komt,, wordt hij , ia,
een warm bed gelegd. Is hij. met. asch of zout
heftrooid geweest, dan wrijft men met warme
doeken het lighaam zagtjes af. Wanneer hij
dan krachten heeft om te flikken, dan geeft
men hem nu en dan een iheelepel. vol warme
thee,, of warm bier, waarin wat- oxymel fqmlli-
t'iGum gedaan is, en gaat voort, met handen,
voeten , en den rugge met warme doeken te
wrijven.
10. Vervolgens behandelt men den zieken,
^ls iemand, die een zwaare koorts heeft.
O 4 Van
s
2l6 VAN DE GEHANGEN EN GEWURGDEN."
Van de middelen, ter redding van Gehangen
en Gewurgden*'
Wanneer een mensch aan den hals hangend,
of door een band, om den hals gebonden, ge-
wurgd, zonder eenig teken van leven gevon-
den wordt, is de ailerfchielijkfte hulpe noodig,
dewijl de dood anders onvermijdelijk is. Dee-
ze redding wordt door de volgende middelen
beproefd.
i. Het allereerde en allernoodigfte is, dat
hij , wien zulk eene akelijke omflandigheid
voorkomt, zonder zich te bedenken, zonder
eerst om hulp te roepen, den band, of wat het
zijn mag, waarmede de ongelukkige opgehan-
gen of verwurgd is, affnijde. -Als het een ge-
hangene is, zal men, zoo veel mogelijk, zor-
ge draagen , dat het lighaam in het vallen zich
niet bezeere.
2. De doodfcbijnende wordt , met alle om-
zichtigheid, terftond in het naafte huis gebragt,
en in een vertrek, waarin noch rook, noch te
groote hitte is, ineen bed gelegd, recht üit-
geftrekt, en zoo, dat het hoofd en de borst
niet gedrukt worden. Hierna, of, als men hem
niet fchielijk genoeg kan wegbrengen, nog eer-
der, maakt men de kleederen los, waardoor de
beweeging der inwendige deelen zoude kunnen
be*
X
YAN BE GEHANGEN EN GEWURCDEN. 2 17
belet worden, als die, welke am den hals,
borst, en buik zijn, gelijk ook de kousfeban-
den, en ontkleedt hem daarna volkomen.
3. Een Heelmeefter moet terftond de ader
aan den hals openen, doch, als 'er bloed voor
den dag komt, zich wachten, dat niet al te
veel ontlast worde, In dit geval is eene rijke-
lijke aderlaating in den beginne fchadelijk;
beter is het, dezelve in het vervolg nog eens
te herhaalen.
4. Loopt het bloed niet, dan wordt het ge-
hetle lighaam, doch voornamelijk de hals en
het aangezicht , gewreeven met warme doe-
ken, die ook wel met warmen azijn kunnen
bevogtigd worden : Servietten , gedoopt in
warm water en azijn, kunnen om het hoofd,
en den hals geflaagen worden. De handen,
voeten , en ruggegraad worden gewreeven
met doeken , of borftels , gelijk als bij de
drenkelingen N«. 2 gezegd is.
5. De inbiaazing in de long, gelijk ook de
tabaksklijfteeren, zijn in dit geval hoogstnoo-
dig. Hoe men omtrent beide zich te gedraa-
gen hebbe , is in het voorige Artijkei N°. 4.
en 5. geleerd.
6. Men kaa den lijder fterkriekende fpi/hus
onder den neus houden Doch in dit geval
zoude het nadeelig zijn, hem die prikkelende
O 5 mid-
21 8 VAN DE GEHANGEN EN GE WURGDEN.
middelen , welke bij drenkelingen N°. 6. be-
fchreeven zijn, in den neus te blaazen. Zulks
moet in het geheel niet gefchieden.
7. Als de lijder dan tekenen van leven geeft,
dan moet men hem warme thee met citroenen-
fap, of azijn, of een weinig wijn geeven , doch
Hechts van tijd tot tijd eene zeer geringe hoe-
veelheid.
8. Zonder eenig bedenken kan men hém op k
een klijileer van melk of gerftenwater met zout
zetten.
9. Men laat verder aan een' Geneesheer
over, welke middelen te pas komen, of eene
herhaalde aderlaating noodig of nuttig zij; die
ook bepaalen moet , wat men tot verkwikking
van den lijder geeven kunne,
•'
Van de middelen ^ ter redding van Geflikt en.
Men heeft veele voorbeelden , dat fchadelij-
ke dampen den mensen kunnen bedwelmen ,
en zelfs volkomen kunnen doen flikken. Der-
gelijke dampen zijn onder anderen in gewel-
ven, die in' langen tijd niet geopend zijn, in
diepe kelders, in kelders, waarin veel gistend
bier ligt , of jonge wijn, of ook wel brande-
wijn. Hiertoe behooren ook de damp van koo-
ien, van lampen, waarin olie of traan gebrand
wordt 5
VAN DE GESTIKTEN. 219
-wordt, de damp van kagchcls , vooral wanneer
die met den bast van fmak heet gemaakt worden.
Eenige van deezc dampen bedwelmen allen.
Men weet dit daaraan, dat de lijder zonder
eenig teken van leven daar neder ligt, doch
bij hem nog eene zagte ademhaaiing te bemer*
4cen is. De bedwelming is de eerde graad
van verdikking.
Andere dikken ten eenemmaale. De mensch
is dan volkomen gelijk aan een'dooden, haalt
■geen' adem meer, blijft zonder gevoel, of men
•hem prikkelt, of brandt; de mond is bij de
meeden geflooten , en voor denzelven ont-
dekt men taaie^ilijm.
, In beide. gevallen bedaat de eerde hulp daar-
in, dat men zulk eenen ongcJukkigen fchielijk
in de ruime lucht brenge , en hem bevrijde
van alle de klederen 5 of 'ten minden van die,
welke het meest drukken.
Die, welke alleen bedwelmd zijn,- komen
dikwijls zeer fchielijk bij, wanneer men hen
met water befproeit, ftwk ruikende zaaken
onder den neus houdt, of een weinig fnuifta-
bak voorzichtig in den neus geblaast word^
Wanneer iemand waarlijk gqdikt is , dan
wordt 'er meer tijd en moeite 'vereischt. Die
middelen, welke dan te pas komen, zijn de
•volgende :
i. M,n
2iO VAM DE GESTIKTE N.
r. Men brengt den verongelukten , welke
reeds ontkleed is, in een koel vertrek, waarin
de vengfters moeten open zijn, hoedanig ook
' de luchtgeïleldheid zijn moge. Men plaatst
hem zoodanig > dat het bovenlijf opgerecht zij,
de beenen neerhangen, welke men tot aan de
knieën in een lauw bad zet, dat langzaamer-
hand meer en meer kan verwarmd worden.
2. Men moet terltond eene ader openen, en
wel, als het zijn kan, aan den hals.
3. De omftanders houden intusfehen fterk
ruikende zaaken onder den neus, blaafen prik-
kelende middelen in denzelven.
4. Verder moet men zich alle moeite gee-
ven, den mond, die doorgaans gcflooten is,
open te maaken, en lucht inteblaazen.
5. Tabaksklijdeeren zijn in dit geval even
nuttig, als in de voorgaande. Van de wijs , op
welke zij moeten gezet worden, is reeds ge-
fprooken.
6. Men kan ook een klijfteer zetten, uit
een afkookfel van een hand vol tabak met een
groote lepel zout.
.7. Eindelijk heeft men in veele gevallen eene
fchielijke hulp aangebragt, wanneer men het
gansch naakte lighaam met veele emmers water
begooten heeft.
Menfchen, die door den blikfem getroffen
zijn5
TAN DE GESTIKTE N. 22C
zijn, kunnen, even als andere geflikten , be-
handeld worden. In deeze gevallen kin men
zich niet genoeg haatten een' Geneesheer tot
hulp te roepen.
Van de middelen , ter redding van Bevroozenen.
Elk een weet , dat bij menfchen , die zich
langen tijd in eene ftrenge koude ophouden,
zeer ligt het een of ander lid bevriest, of dat
zij zelve geheel en al door den vorst aangedaan
worden. In het eerfte geval is de geneezing
onfeilbaar en gemakkelijk , als de lijder daarbij
niets verzuimt. In het andere geval is de her-
ftelling meestal mogelijk, wanneer de bekwaa-
«ie middelen in het werk gefield worden.
Dat een lid bevroozen zij , bemerkt men
daaraan, dat het wit, ongevoelig, en onbe-
weeglijk is. Als iemand dit ziet, moet hij het
aangedaane deel met fneeuw of koud water
wrijven, waarin geftooten of gefchrapt ijs ge-
daan is, tot zoo lang, dat hij daarin eene hitte
en brandende jeukte gewaar wordt. Dan
zijn de inwendige beweegingen , tot het leven
noodig, herfteld; echter moet de lijder zich
niet bij een warme kagchel of open vuur plaat-
fen
Geheel bevroozen , en levenloos fchijnende
men»
222 YAN DE iEVROOZENEN.
menfchen, worden op de volgende wijze in de
meefte gevallen gered :
i. Men draage zorge, dat het bevroozen lig-
haam in geen warm vertrek of bed gebragt wor-
de. Dit zoude doodeiijk zijn. Men legt het
veeleer op eene koude plaats in fneeuw , waar-
mede het geheele lighaam bedekt wordt, op
zoodanig eenige wijze , dat flechts de mond en
neusgaten vrijblijven. De fneeuw wordt overal
vast tegen het lighaam aangedrukt, en als op
deeze of geene plaats de fneeuw begint te fmel-
ten , legt men 'er verfche op.
2. Gebeurt het geval in eene drooge koude ,
en is 'er geen fneeuw voor handen, zoo maake
men twee of drie dubbelde linnen doeken zeer
nat in ijskoud water, waarin geftooten of ge-
fchrapt ijs gedaan is * en omwinde daarmede
het geheele lighaam, op de voorheen befchree-
ven wijze, zorge draagende, dat, als de eene
of andere plek drooger fchijnt te worden, die
plaats terflond mee andere natte doeken bedekt
worde, Dat men de doeken, al wordt 'er gee-
ne werking van befpeurd, dikwijls nat maaken,
en in het zelfde water ileekenmoet, veritaat
zich van zelve.
3. Heeft men het zoo ver gebragt, dan droo-
ge men het lighaam met warme doeken af, en
kgge het in een warm bed ; dit moet echter in
een
YAN DE BEVROOZENEN. 223
een koud vertrek flaan. Zoodra hij kan flik-
ken, geeve men hem ook, nu en dan, een
kopje thee, waarin een weinig wijn of azijn ge-
daan is.
4. Bevroozen menfehen, fchoon zij weder
tot zichzelvcn gekomen zijn, zijn echter nog
blootgefleld aan eene beroerte , of andere
kwaade toevallen. Om dit voortekomen, moet
terftond, nadat de eerfle middelen gebruikt
zijn, zoodra hij begint te herftellen, eene
aderlaating verricht worden. Ook kan men
den lijder , alsdan , alle twee of drie uuren
van N°. 25. zoo veel geeven, als op de punt
van een mes liggen kan.
5. Blijft de beterfchap aanhouden, dan geeft
men hem foepen en ligte fpijzen, en het ver-
trek , waarin hij ligt , kan langzaamerhand
warmer gemaakt worden.
6. Zoo, na de herftelJing, het een of ander
lid mogt bevroozen blijven, en gevoelloos zijn,
dan wordt dit zoo lang met fneeuw of natte
doeken, volgens het gezegde bij N°. i. en 2.
bedekt, tot dat het gevoel wederkome.
7. Al het geen verder noodig mogt zijn r
dient een Geneesheer aan de hand te geeven.
Men heeft in alle deeze gevallen de volgen-
de algemeene regelen in acht te neemen.
j. Geen Heelmeefter moet en mag weige-
ren f
224 VAT* DE BEVROOZENEK.
ren, als hij g roepen worde, bij zoo een' on-"*
gelukkigen, terftond te komen.
2. Men moet niet ophouden de aangepreezen
middelen in het werk te (lellen, offchoon men
van dezelve geene de minile werking zag, maar
onvermoeid eenige uuren daarmede aanhouden,
en geen een onbeproeft laaten. Want dikwijls
heeft men gezien, dat de middelen, welke Jan-
gen tijd vruchteloos gebruikt waren, echter
eindelijk dienst deeden, of dat, als alles nutte-
loos fcheen, echter een ander middel hulp aan-
bragt.
3. \rooral moet men daarop letten, dat de
middelen geregeld gebruikt worden, en eene
verflandige keuze omtrent dezelven plaats heb-
be, en niet, dan het een, dan het ander
door een, in het werk gefield worde. Vooral
heeft dit plaats omtrent het inblaazen der lucht,
de wrijvingen, het houden van fterk ruikende
zaaken onder den neus ; welke middelen , zon-
der oordeel gebruikt wordende , dikwijls meer
nadeel doen , dan voordeel aanbrengen.
4. Zoo het mogelijk is, moet terflond ook
een' Geneesheer geroepen worden.
Van
VAN DE VERGIFTEN. 22$
Van de Vergiften.
Ouder de verfcheiden foorten van Vergiften
zijn het rottekruid , en eenige fchadelijke plan-
ten, die geene, welke op het land het meest
voorkomen.
i. Het rottekruid doodt fchielijk , wegens
de groote fcherpte, verwekkende eene gewel-
dige ontfteeking , de allergeweldigfte pijnen
in den mond, keel, maag, darmen, verfchrik-
kelijke en bloedige braakingen , en afgangen ,
fhiipen , flauwtens.
Het beste middel is, terftond melk, of als
men die niet heeft, lauw water in eene groote
hoeveelheid te drinken. Is men zoo gelukkig,
de oorzaak van het ongemak terftond te ont-
dekken, dan kan men, als veel lauw water ge-
dronken is, met olie of gefmolten boter , en
door in de keel te kittelen met een veder,
braakingen verwekken. Doch zoo de maag en
darmen door het Vergif reeds zwaar on^ftoo-
ken zijn, dan is de hoop verlóoren, het kwaad
door deezen weg uit het lighaam te brengen.
Alle flijmerige vogte» , uit gerst, rijst, ha-
ver bereid , meelpappen , ffijm van Althéa ,
olie , en foortgelijke , zijn zeer heilzaam. Wor-
den de pijnen laager in den buik befpeurd , zee
men klijfteeren uic melk, gerften , of haver-
P flijra,
22(5 VAN DE VERGIFTEN.
flïjm. Eene groote aderlaating , terflond ïn
den beginne in het werk gefield , fluit dikwijls
met nut den voortgang der ontfleeking. Lau-
we halve baden, lauwe floovingen op den buik,
zijn insgelijks van groot nut.
Offchoon men fomtijds terflond zoo gelukkig
is, het eerfle geweld van het Venijn te ont-
gaan , blijft men echter zeer ligt langen tijd ,
of ook geduurende het geheele leven, in eene
zwakkelijke omflandigheid. Men moet , om
dit voortekomen , eenige maanden lang alleen
van melk en verfche hoender -eijeren leeven,
welke men rauw met de melk vermengt ; en
ook fpoedig de hulp van een' Geneesheer ver-
zoeken.
2. Onder de Venijnige planten zijn eenige
foorten van dolle Kervel, zoo wel het Kruid,
als de wortel ; de nachtfchaade , waarvan de
besfen fomtijds door de kinderen gegeeten
worden; eenige foorten van Champignons, het
zaad van de Datura, en Staphifagriee , de wolfs-
melk , die , waardoor op het land het meefle
nadeel aangebragt wordt.
Alle de Vergiften van deeze foort dooden
meer door eene bedwelmende dan fcherpe ei-
genfchap. De voornaamfle toevallen zijn
fiauwtens , draaijingen in het hoofd, neigin-
gen tot braaken, braakingen, bij fonamige ijl-
hoof-
VAN DE VEllGir TEN. 227
.hoofdigheid, en zeer zwaare pijnen in den buik.
Men moet terftond veel lauw water drinken,
waarin een weinig zout of fuiker gefmolten is,
en, zoodra mogelijk, een braakmiddel geeven.
De werking van die middel ophoudende, geeft
men wederom veel water met honig of fuiker,
doch vooral met veel wijnazijn , als welke het
waare tegengif is. Klijfteeren uit water ,
azijn, honig, of gerftenflijiii , zijn ook te ge-
lijk noodig.
3. Zoo men uit onvoorzichtigheid vanOp/w/tf*
of eenig middel , waarin hetzelve komt , als
Thcriaca , Mithridathim > Dlascordium , te veel
gekreegen hebbe 9 moet men terftond eene
aderlaating verrichten; een küjfteer zetten, en
veel wijnazijn met water laaten drinken , doch
voor het overige den lijder even eens behan-
delen, als of hij eene beroerte had, (men zie
bladz. 88. 89.) 9 want deeze volgt in de daad op
een te fterk gebruik van Opium.
4. Wanneer fpijzen of dranken, vooral zuu-
re, doch ook andere, in koperen, looden, of
tinnen vaten geftaan hebben , of deeze niet zui-
ver genoeg gehouden worden , ontbinden zij
iets van deeze metaalen, 't welk, als het met de
voedfels in het lighaam komt , de nadeeligfte
gevolgen heeft. Dikwijls ontftaan daardoor
terftond geweldige buik- en maagpijnen , draaï-
P 2 jin-
228 VAN DE VERGIFTEN.
jingen in het hoofd , braakingen , en foortge-*
lijke toevallen ; doch doorgaans openbaaren
zich de gevolgen langzaamer; aanhoudende buik-
pijnen , krampen , verfïoppingen , en eene
langzaame uitteering. Een rijkelijk gebruik
van flijmerige dranken , van verfche boom-olie ,
klijfteeren , lauwe baden eu ftoovingen, zagte
buikzuiverende middelen , die van tijd tot tijd
herhaald worden , doch geene zoute, zijn de
middelen, die men daar tegen gebruiken moet*
Het gebruik van het bovengenoemde vaatwerk
is zoo veel mogelijk af te raden.
5. Sterke braak- en buikzuiverende midde-
len, in eene te groote gifte genomen, werken
als de fcherpfte vergiften. De algemeene en
beste middelen in dit geval zijn flijmerige ,
olieachtige, dranken , foortgelijke klijfteeren,
warme ftoovingen op den buik, bij volbloedige
aderlaatingen , en , in den hoogften nood , als
het braaken en purgeeren in het geheel niet op-
houden wil, bedaarende of verdoovende mid-
delen, als bij voorbeeld N°. 24. of 34.
€1 ®
LIJST
L IJ S T
DER
GENEESMIDDELEN,
N°. i.
lVlen neemt een hand vol gerst, laat die met
anderhalf pint water een uur lang kooken , zeigt
het afkookfel door , en doet een of twee fpijs-
lepels vol honig , en drie of vier lepels vol
goeden azijn daarbij ; en laat dit ais een gewoonen
drank gebruiken. Dit is het gerftenwater ,
't welk onder deezen naam dikwijls voorkomt.
N°. 2. ;
Men neemt van den braakwortel (Rad. Tpe-
cacuanhce ) twaalf grein ; beste Rhabarber iw.n-
tig grein.
N'. 3.
Drie of vier greinen braak wij nfle en (tartarus
emeticus) worden ontbonden in zes oneen water,
en daarvan laat men langzaamerhand iets gebrui-
ken, tot dat 'er braakingen volgen. Men kan
dit middel ook aan kinderen geeven, wanneer
P 3 men
230 LIJST DER GENEESMIDDELEN.
men het in kleiner giften, en in meer water
ontbonden, aan zeer kleine, van een vieren-
deel jaars tot anderhalf jaar met een theelepeltje
zoo lang laat gebruiken, tot dat het werkt.
No. 4.
Men neemt van den wortel van de Jalappa
dertig tot veertig grein; room van wijnfteen
\cnmor tartcri} twintig grein , en maakt daar
van een poeder.
N°. 5.
Goede gepulverifeerde Rhabarber , en zont
van Glauber, van elk een half tot een drachma,
tot een poeder gemaakt.
N°. 6.
Neem een loot uitgezogte zene - bladeren ,
giet daar op zes oneen kookend water , doe 'er
dan bij een tot anderhalf loot zuivere manra en
drie a vier drachmen Sal Sediicenfe y en laat
het een half of heel uur zagtjes trekken, zeig
het dan door, en geef het, naar maate van de
omftandigheid, of in eens of in twee reizen.
N°. 7.
a. Goede gepulverifeerde rhabarber , geprepa-
reerde kreeftoogen, van elk een half loot, room
van wijnfteen twee Joot. Maak daarvan een
poe-
riJST DER GENEE5M1DDFLEN. 13 l
poeder , waarvan een theelepel vol gebruikt
wordt.
b. Room van wijn (leen ander half loot, ge-
zuiverd ammoniak-zout, gepulverifeerde Arons-
wortel , witte magnefia, van elk een half loot.
Men menge het wel onder elkander , en laate
daarvan een theelepel neemen.
Room van wijnfleen anderhalf loot , gezuiverde
falpeter , een half loot. Maak daar van een poeder.
N°. 9.
Extract van roode gentiaan wortel (gentiana
rnbra) , en van duizend gulden kruid (centaurium
minus), van elk een half loot, tartarus folubilïs
een loot; ontbind dezelve in vier oneen gemeerj-
en even zooveel kruis en munt • water, en laat
daarvan een halve tot een geheele lepel, naar
maate van de omftandigheden , gebruik:n.
N°. 10.
Merg van Tamarinden vier loot, room van wijn-
Heen een loot; kook het met zes oneen water,
en doe daar bij een of twee oneen kaneelwater.
N°, 11.
Poeder van de fijnfte China, of Koortsbast,
twee loot ; verdeel dezelve in 12 gelijke deelen.
P 4 Nü. 12.
$32 LIJST DER GENEESMIDDELEN.
Men voege bij de zoo even genoemde China
nog een half loot zuiver Ammoniak Zout, ver-
deele alles in twaalf gelijke deelen , en laate
daarvan naar het voorfchrift gebruiken.
N°. 13.
Laage eike (Chamadrijs) , duizend gulden
kruid , alfem en kamillen - bloemen , van elk
een handvol, laat dezelve trekken met een pint
kookend water een paar uuren ;fmelt daarin een
half loot zuiver zout van wijnfteen (faltartari) ,
zeig het dan door; en laat daarvan een halve
theekop alle twee of drie uuren gebruiken,
N°. 14.
Oxymsl fquillitictm vier loot, tartarus vhrio*
lams 9 een loot, w.ater agt oneen, geest van
kruis en munt of jeneverbesfen, een loot.
N°. 15.
Poeder van zee ajuin ( pulvis fquilla) een drach-
me, room van wijnfteen , gezuiverde falpeter,
▼an elk een loot , poeder van kaneel een half
loot. Men mengt het behoorlijk onder een en
laat driemaal 's daags een theelepel daarvan
gebruiken.
N°. i<5.
LIJST DER GENEESMIDDELEN. 233
N\ 16
Het kruid en de bloem van duizeDclblad
( MUUfolium ) , hoefblad ( Tusfüago ) van elk
twee loot ; bloemen van de Arnica , een loot.
Giet daarop een pint kookend water, laat alles
wel toegedekt , een half uur , op het vuur
kooken, clan koud worden, giet het af, en meng
daar onder twee a drie loot zuivere honig.
Men kan ook de Sptcies Peckorales , die in
fommige Apotheken zijn , tot een Thee ge-
bruiken.
N°. 17.
Althéa kruid, Eerenprijs , Salie, van elk een
hand vol, fnijd dezelven klein, en meng daar-
onder een drachme zaad vati fenkel , of fter-
anijs ; tot een thee voor de borst.
N°. iS.
Poeder van Zoethout {Rad. Ugutritia ;) Flo-
rentijnfche lis (Fris Florentina) (leranijs en
bruine iandijfuiker , van elk even veel, men
mengt het goed dooréén , en maakt daarvan
een poeder, waarvan nu en dan een theelepeltje
gebruikt wordt.
N'\ .19.
Oxymel fquittiiïcum een once, Oxyïnel fimpkx
twee oneen , ejsntia anlfi , een half tot een
P 5 drsfch-
234 LIJST DER CENEDSMIDDEL3N.
drachme. Maak daarvan een ftroopje , 't welk
tot de hoeveelheid van een theelepeltje ge-
bruikt wordt.
N°. 20.
Spiritus vitrioii een drachme , Roofenhonïg
derdehalf once.
N°. ai.
Men kooke van den besten Koorstbast twee
loot met twaalf oneen water een half uur in
een' wel toegedekten aarden pot ; zeige het
door , en doe daarbij twaalf grein kampher ,
twee drachmen Spiritus vitrioii , en een once
honig.
N°. 22.
Men giete op een loot wilde valeriaan ( vale-
riana offic), bloemen van de arnica en kamil-
len, twaalf oneen kookend water , laate het ee-
nige uuren in eene zagte warmte trekken, zeïge
het door , en doe 'er naderhand bij twaalf
grein kampher, twee drachmen Spiritus vitrioii,
en een once van de eene of andere flroop.
N°. 23.
Neemt een half loot zoete , en half zoo veel bit-
tere, gefchilde , amandelen, wrijft dezelven met
zes
LIJST DER GENEESMIDDELEN. 235
zes oneen water , en een loot fijne fuiker , tot-
dat daaruit gemaakt zij eene dunne amanddmelk ,
waarin men daarna twaalf grein kampher , en
even zoo vtolfalvolatile comu cervi ontbindt.
N°. 24.
Men ontbindt in een half pond gerftenwater
N°. 1. drie grein Opium, en laat daarvan, naar
het voorfchrift, met lepels gebruiken.
Bij gegoede menfehen kan men twee oneen
goeden Rhijnfchen wijn , of een once kaneel-
water daarbij doen.
N*. 25.
Kampher , tot een , twee of drie greinen ^meü
tien greinen zuivere falpeter en eenfcrupel Afag-
nefia vermengd. Aan kinderen geeft men, naar
de jaaren, de helft, een vierde, een zesde gedeelte.
N\ 26.
1. Vier loot fijn gewreeyen roode bolus, met
een half drachme kampher wel vermengd.
2. Kamillen- en vlierbloemen van elk een loot,
fijn boonenmeel drie of vier loot, lithargyrium,
een loot, kampher een drachme; vermeng dit
alles tot een fijn poeder, naai het in zakjes van
fijn linnen, en leg die aan.
N*. 27.
2$6 LIJST DER GENEESMIDDELEN.
NK 27.
Een half tot twee loot zuivere manna , in
warm water ontbonden, om, naar verfchil der
jaaren, te geeven.
N°. 2?.
Stroop van rhabarber, oxymel fquiliticum 9 van
elk even veel. Men gebruikt daar van nu en
dan een theelepeltje.
N°. 29.
Men kookt een once van den besten koorts-
bast met anderhalf pond water een quartier uurs ,
en, nadat het doorgezeigd is , doet men daarbij
een of anderhalf once honig, en een once Tinc-
tura martis pomata, en laat daarvan drie of vier
maal een half theekopje neemen.
N°. 30.
Men kookt een drachme ruuwe aluin met een
pint verfche melk, zeigt het door, ontbindt
daarin een a twee oneen fuiker , en laat daarvan
alle een of twee uuren eenhalf theekopje neemen.
Liq. anod. min. Hofmanrti twee drachmen ,
FJfentia caJïorti> laudani liqiildi Sydenhami , vart
elk
LIJST DER GENEESMIDDELEN ij7
elkeen drachme. Men geeft zestien tot twintig
droppels hiervau.
N°. 31.
Men neemt van den besten koortsbast ander-
half loot, Yslandfche mos (Lichcn Islandicus)
een loot, of als men deeze niet kan krijgen,
van de Althéa wortel twee loot, kookt dit alles
reet een pint verfche melk, zeigt het door, ea
voegt daar bij een of twee oneen zuivere honig.
Men geeft hier van een Theekopje.
N°. 33.
Een of twee drachmen kampher, te vooren
ontbonden , worden met twee oneen verfche
lijnolie zeer nauwkeurig vermengd , en dan wordt
daar bij gedaan een half tot een drachme oleuin
carvi deftillatum : 's avonds en 's morgens laat
men daar mede fmeeren.
Als de pijnen in den buik zeer zwaar zijn,
kan men een of twee drachmen laudanum Hquidum
Sydenhami daar bij doen.
N°. 34.
Van twee greinen extraiïum cafcarilhe aquofum ,
en een grein zuivere Opium, maakt men een pil.
N°. 35.
fy. Fellis tauri infpiffati.
Saponis veneti , ana unciam dlmldiam.
Rha-
238 LIJST DER GENEESMIDDELEN*
RhabarbaH optimi drachman i\.
M. F. PUI pond. gr. ij.
N°. 3 6.
Nen neeme twee drachmen vlugge geest van
ammoniak zout, anderhalf drachme ontbonden
kampher, menge dit met een once versch uit*
geperile leinolie tot eene verdeelende zalf.
N°. 37.
Neem alfem vier loot,kalmoes-wortel (Cala-
miis aromaticus) , rooden gentiaan- en meefler-
wortel (Rad. Imperator.) , van elk twee loot,
laurierbesfen drie loot, jeneverbesfen vijf loot ,
femin. daitci cretici twee loot, meng alles wel on-
dereen , giet daarop derdehalve pint brande-
wijn, laat het vierentwintig uuren in eene maa-
tige warmte flaan , zeig het door, fmelt daar-
in een loot zout van wijnfteen, en laat daarvan
één tot twee kleine glaasjes .neemen.
JNK 38.
Men giet op een loot gepulverifeerdezeeajuin
(rad. JauUJce) en drie drachmen drooge , ge-
ftoote, fchillen van oranjeappelen, twee pond
witten wijn , laate het in eene maatige warmte
trekken , en daarvan volgens het voorfchrift
gebruiken.
N°. 39.
LIJST DER GENEESMIDDELEN. ^Z9
N°. 39*
fy. Extr. aio es gummofi
Gummi Ammoniaci depurati ana drachmam
unam. Gutta f crupul. duos
Dragrydii fulpharati drachmam dimidiam
M. F. Pil. gr. ij
PurgeerpillcH tot zes of acht fluks te ge-
bruiken.
N°. 40.
Men giete op drie drachmen zuiver zout van
wijnfleen (fal tartari) zoo veel goede, fterke,
wijnazijn, tot dat 'er geene opbruisfching meer
gezien worde , dan kan men zes oneen water
daarbij doen, en één of anderhalf once zuive-
ren honig.
N°. 41.
R*. Gummi ammoniaci depurati
Saponis veneti ana drachmas tres
Mercurii dulcis rite preeparati
Sulphuris aurati antimonii tertice prcecipita-
Xionis
Extract i f umaricd ana drachmam unam
Af. F. c. aceto fquiüitico PUI. gr. ij.
Ontbindende pillen tot zeven of acht fluks.
N°. 42.
24© LIJST DER CENEESMIBDILLEM.
N°. 42.
Men neemt fijn gefheeden graswortel, klk-
tenwortel, van elk een loot, zoéthout, pok-
hout, en fasfafras, van elk een half loot , fen-
kelzaad een drachme ; laat dit op drie pinten
water tot twee pinten verkooken, en tot een'
gewoonen drank gebruiken.
No. 43.
Geprepareerde kreeftoogen een fcrupel , of
twintig grein, gezuiverde falpet-er tien grein,
fulph. aurat. antim tertice pnscipitationis en kam-
pher, van elk twee grein; meng het wel door
een, en maak daar van een poeder.
N°- 44-
^o. Gummi Ammoniacl depur. unciam dimidiam
Guajaci drachmas duas
Sulph. antim. aur. tertia pracipit.
Camphorce ana drachmam unam
Extradti fumaria drachmam imam &f mediam*
Effent. Jiiccini drachmam dimidiam
M. F. PUL gr. ij confp. puh. Lycopodiu
Kefolveerende pillen, tot een half drach*
me te gebruiken.
N°. 45.
Men fnijde zes loot verfche rammelas in dun-
ne fchij f jes, versch lepelblad, en falie van elk
twee
LIJST DËR GENEESMIDDELEN. • 2^.1
twee loot, giete daarop een en een derde pint
wijn, en Jaate het vierentwintig uuren in eene
maatige warmte trekken, zeige het dan door ,
en ontbinde drie of vier loot zuivere honig
daarin ; om twee a driemaal 's daags een goed
wijnglas daarvan te gebruiken.
N°. 4tf.
Men doet een kommetje klein gefneeden
jonge toppen van denneboomen in een ton
goed bier, laat het daar mede gisten, en voor-
en namiddag een bierglas daarvan drinken.
N<\ 47.
Fijne Koortsbast twee loot , IKitrum antimo*
niatum een loot y kampher met fuiker gewree»
ven y een half drachme.
N\ 48.
Men neemt een handvol verfche graswortel,
en even zoo veel gerst, laat het met drie pinten
water een uur lang kooken, en doet , nadat het
doorgezeigd is , op elke pint vier lepels vol
goeden wijnazijn, en een tot twee lepels honig.
N°. 49*
Conferf van vlier zes loot, versch uitgeperst
fap vau lepelblad twee loot y geprepareerde
O kreeft*
24-2 • LIJST DER GENEESMIDDELEN.
kreeftoogen een loot, gezuiverde falpeter een
half loot, kampher met fuiker afgewreeven een
drachme; men mengt dit alles onder een, en
maakt daarvan een conferf , en laat daarvan
twee of driemaal 's daags ter groote van een
noote-muscaat gebruiken.
Zoo het verfche fap van lepelblad mogt ont-
breken , kan men de conferva cochkaria en 'nas-
tnrtii aquatici uit de -Apotheek voorfchrijven.
N°. 50.
Spiritus Coclilearice twee loot , Effent, myrrhce
een half loot , Spiritus falis acidi een drachme,
Rofenhonig een loot, Mengt het.
N°. 51.
Effent. Myrrha een loot , EJffent. gummi lacc<&
een loot , Spiritus coclilearice drie loot; Rofen-
honig een loot. M.
N°. 52.
Bloem van zwavel twee loot , fijn gewreeven
witte fuiker een loot , gezuiverde falpeter twee
drachmen M. Poeder tegen de fchurft tot
de hoeveelheid van een theelepel te geeven.
N°. 53.
Geprepareerd Spiesglas (Jntimonium cradum
prccparatimi) twee loot , fijne fuiker een loot,
goede kaneel, een drachme. M.
No. 54.
LIJST DE GENEESMIDDELEN. 243
N°. 54.
Fijne gepulverifeerde zwavel twee loot, ge-
zuiverd ammoniakzout een half loot , verfche
reufel, drie of vier loot. Men mengt dit wel
ondereen tot een zalf.
N°. 55-
Mercurius -prcecipitatus albus wordt, ter hoe-
veelheid van' een half loot, vermengd met drie
oneen verfche reufel , of, bij voorname men-
fchen , met even zoo veel wiguent. pomat.
Een once Sympus Diacodii en anderhalf drach-
me Spiritus vitrioli, worden vermengd met zes
of acht oneen water. Men laat dit nu en dan
met een lepel gebruiken.
N°. 57-
Vermeng een grein Pulv. Ipecacuanha met
twaalf grein geprepareerde kreeftoogen , en
even zoo veel fuiker , en maak daar van een
poeder,
N*. 58.
Zuivere falpeter een loot, conferf van roo-
zen vier oneen ; men maakt daarvan een con-
ferf, en laat daarvan, volgens voorfchrift, ter
grootte van een nuote-muscaat gebruiken.
Q.* N\59.
344 LIJST DER GENEESMIDDELEN.
N°. 59-
Men kooke weegbladen, roode roozen, en
eikenJoof , van elk een handvol , in een pint
water, en laate dit koud infpuiten.
N°. do.
Beste koortsbast twee loot , fijn , niet roes-
tig, vijlzel van ijzer een half loot"? meng de-
zelven wel onder elkander, en verdeel het na*
derhand in twaalf gelijke deelen.
N°. <fi.
Men menge een drachme Spiritus vitrioli , en
dertig droppels Laudanum llquidum Sydenhami
siet vier oneen kruisenmunt water,
N°. 62,
Men kooke geftoote lijnzaat, dolle kervel»
en vlierbloemen , van elk even veel , met melle
tot een pap.
N°. 6$.
Liq.terrcefoliatcetartari, een loot; Syr. Fuma*
r ia derdehalf oneen, en vijf oneen melisfenwa-
ter ; men menge dit wel ondereen , en laate daar-
van volgens voorfchrift gebruiken,
N°. 64.
Een drachme Kampher, eerst in brandewijn
ontbonden , wordt met twee oneen Empl. de
■ 1
LIJST DER GENEESMIDDELEN. 245
meliloto vermengd , en deeze zalf wordt dan op
kder of linnen gefineerd.
NJ. 65.
Men doet op twaalf oneen water anderhalf
dfachme acetum Iythargyrii. S. Tot een uitwen-
dig gebruik.
N°. 66.
Fenckelwor tel twee loot, Fenckelkruit, Dille
( Herba Anethi} en Kervel , van elk een loot ;
Fenckelzaad een loot. Dit wordt met drie pin-
ten water gekookt , doorgezeigd , en als een'
gewoonen drank gebruikt.
N°. 67.
Geprepareerde Kreeftoogen twee loot , fijn
gewreeven witte fuiker , en fenckelzaad van
elk een haJf loot, gezuiverde falpeter een drach-
me. Dit alles wordt tot een poeder .gemaakt,
waarvan, volgens voorfchrift , een theelepeltje
gebruikt word:.
N°. 68.
Tinftura antinwnii acris.
N°. 69.
Men neemt melk en water van elk drie loot;
¥*tteverfche boomolie, drie theelepels, fcikcr
Q 3 een
246 LIJST DER GENEESMIDDELEN.
een of twee drachmen, en maakt daarvan een
klijfteer, welke warm gezet wordt.
N°. 70.
Stroop van Rhabarber , en Oxymel JquillitU
cum , van elk even veel.
N°. 71.
Men bindt een half pond levendige kwik in
een dubbeld linne lapje, laat het met een pint
water een quartier of half uur kooken in een
toegedekten aarden pot, giet het water af, en
laat het, volgens het voorfchrifc gebruiken.
De kwik blijft tot hetzelfde gebruik nog goed.
N°. 72.
Men wrijve twee grein Refina Jalappce met
twaalf tot vijftien grein fijne fuiker , daarna
met drie of vier gefchilde zoete amandelen zeer
lang , en maake met een a twee oneen water
daaruit eene Emalfio , waarbij mtn uog wat
ftroop doen kan.
Kinderen van vier jaaren geeft men eerst de
helft, en als het noodig is, na een uur, de an-
derehelft. Kleinere kinderen geeft men,naver-
fchil van den ouderdom de helft > een derde ,
een vierde.
N°. 73-
1TJST DER GENEESMIDDELEN, 247
N°. 73.
Senten Santonki, fijne fulker, van elkeen loot ;
men menge die wel onder een, verdeelt het in
twaalf gelijke deelen , en geeve 's morgens en
's avonds daarvan een.
N°- 74.
Een grein poeder van Jalappe, een half loot
ftroop van Rhabarber.
AANMERKINGEN
TOT DE
VOORGAANDE LIJST.
De giften der geneesmiddelen zijn bepaald
tot ponden , oneen , loot en , drachmen ,
[crupels , greinen ; en bij yloeibaa-
re tot pinten , ponden , enz.
E<
ien Pond tfej. bevat twaalf oneen.
Een Once Sj. houdt 2. loot of 8. drachmen.
Een Drachme 3j. drie fcrupels.
Een Scrupel 9j. twintig grein.
Een
24S AANMERKINGEN.
Een Berlijnfche pint houdt omtrent 3. ponden.
Een gewoon theekopje wordt op drie oneen
gerekend.
Een fpijslepel een loot of half once.
F'4 Een theelepel dertig droppelen, of daarom-
trent. Vijf of zes maaken een fpijslepel.
Bij kruiden beduidt een handvol zoo veel als
een half once.
De giften in de meefte voorfchriftén zijn
(behalven die, welke in het bijzonder voor
kinderen gefchikt zijn) voor volwasfen men-
fchen van achtien tot vestig jaaren. Van twaalf
tot achtien jaaren zijn twee derden toereiken-
de. Aan kinderen van zeven tot twaalf jaaren
geeft men de helft ; van vier tot zeven een
derde; van drie tot vier jaar' een vierde , en
zoo, naar maate van den ouderdom, altijd min-
der; zoodat kinderen van een jaar of daaron-
der omtrent een achtfte of tiende deel krijgen.
Echter heeft men hier omtrent noodig aan te
merken, dat de bijzondere lighaamsgefteldheid,
en de fexe, veel verandering maaken, zoodac
dikwijls een fterke jonge veel gfooter gifte ver-
draagen kan , dan een zwakke jongeling , of
een volwasfen, doch zeer teder, vrouwsperfoon.
EINDE.
13V--